| |
XXIV. Hooftstuk.
Van de Lappen haar Gezang. Minne-zang. Houden geen toon nog maat in 't Zingen. Geschenken. Regt der Vryers. Regt der Ouders. Bruiloft. Bruilofs-kleden. Hoeze Trouwen. Verborgentheden des Houwlijks by de Vuur-steen vergeleken.
Olaus Matthias geboren Laplander van Torna, heeft my een Copije van diergelijke gezang gegeven, datze in de Winter zingen, waar van de zin aldus is.
‘Kulnsatz, mijn kleine Rhee, wy moeten ons haasten, want wy konnen wel over weg, de waterige landen zijn vast en hard. Gy Zee of Moras Kaige sult my niet verdrietig vallen; sulks zeg ik ook van uw gy Moras Kailwa by God. Menigte gedagten zullen in mijnen geest om en weder rollen en spelen, tot dat ik over het Moras Kaige ben | |
| |
getrokken. Mijn Rhee wy zijn vlug en ligt, aldus zullen wy haast het eynd' van onzen arbeid zien, en wy zullen arriveren, of wy zijn geresolveert te gaan; ik sal dan mij Matresse zien wandelen. Kulnasatz, mijn Rhee ziet toe en overweegt, zo gy haar niet en vind elders wasschen.’
Dit is dan een zang van liefde, door welke de Lappen hare Rheën vermanen zig te haasten; want de minste vertoevinge valt de Minnaar dan zeer lang.
Zy zijn gewoon zig met enige andere Gezangen te vermaken, wanneerze nog zeer verre van haar jonge Matresse zijn; door deze zang herdenken zy dikwils de minne-saken, denkende op hare schoonigheid en goeden bevalligheden. Den selfde Olaus, heeft my weder een ander gegeven, waar van ik alleen de zin sal verhalen.
‘Gy zeer helder schijnende Zon, werp uwe stralen op het Meir Orra, dan sal ik geloven dat gy op de hoge takken van de Pijnbomen zijt geklommen; dan kan ik het Meir Orra ontdekken, ik sal onder de bloemen zien, of mijn Matresse daar wandelt, ik sal de boomtjes af hakken die niet doen dan groeijen, ik sal al de takken af snijden, ja de groene takken. Ik volgde de loop van de wolken, welke hare weg na het Meir Orra namen, kon ik met vleugels tot uw vliegen, met de vleugels van een Kray, maar die heb ik niet; met de vleugels van een Teling, en met de pooten, ja de pooten van een Gans, en met goede planten der voeten, | |
| |
die my konnen tot uw brengen. Gy hebt wel een lange tijd gewagt, gedurende zo veel dagen, zo veel goede dagen, met uw zoete oogen en uw hert dat zo doordrongen is van liefde. Dat indien gy wilt verre weg vlieden, sal ik uw ondertussen wel haast vinden. Alwaar gy nog zo opgesloten, en met zeer sterke gedraaide senuwen gebonden, of met yzere kettingen, daar men de sterkste mede bind. Want de liefde doet ons het hooft omlopen, betovert onze gedagten en voornemens. De wille der Kinderen, de wille winds, de gedagten van een Jongen, de langdurige gedagten. Indien ik alles hoorden, alles, zeg ik, ik zou my van de weg begeven, van de ware weg. Ik moet een raad aanvangen, en ik weet waar door ik de korste weg sal vinden.’
De Lappen noemen deze zangen Morsae Faurog, 't welk zo veel te zeggen is als Bruilofts-gezangen, dieze op sulk een wijze beginnen, of op een andere, zijnde die by na gelijk; zingende d'ene tijd veel, d'andere tijd weinig, na dat een yder van haar gelooft dat hy ze wel zeggen of t'zamen stellen kan, daarom verhalen zy de selfde dikwils agter een. Maar zy hebben geen vaste toon of maat daar zy na zingen, gelijk als wy; nog niet ene zang die bepaalt is, zig vergenoegende met die alleen te zingen, zo het haar best gevalt en in de zin komt, alleenig volgenze een sekere gewoonte of gebruik, na dat het haar aangenaamst in d'ooren schijnt te klinken.
Elke reize wanneer zy hare Vrijster gaan be- | |
| |
soeken, zijnze gehouden Brandewijn met haar te nemen, welke by haar lieden voor een deftig geschenk gaat; maar om nog aangenamer te maken, moet men Tabak by doen; of de gedroogde Nieren van een Kastoor, dit tot poeder geklopt zijn, daarze zeer veel van houden, en die ze door de Neus op snuiven, gelijk men by ons de Snuif-tabak doet.
Zo het komt te gebeuren, terwijl dezen uitstel geduurt, dat d'Ouders van de Dogter enige reden weten voor te brengen, om het trouwen te weren; dan heeft de Vrijer terstont zijn toevlugt tot den Regter, de Ouders zijn verbonden aan de Jongman al de kosten te vergoeden, die hy gedaan heeft terwijl hy Vrijde, behalven die van de Brandewijn, zijnde Pouristuviin genoemt, welke de Vrijer geeft, wanneerze elkander eerst komen begroeten. Want het gebeurt zeer dikwils, dat de Vader geen gedagten heeft om zijn Dogter aan de Jongman te geven, zijnde alleen een middel om zig dronken te maken in Brandewijn, wanneer de Vrijer zijn Dogter komt besoeken, houdende hem gedurig in hope, 't Houwelijk van 't ene jaar in 't ander uitstellende; dit geduurt zo lange tot de Jongman bevint dat hy bedrogen is; en niets te hopen heeft als de betaling van zijn Brandewijn.
Maar indien 't in tegendeel geschied, dat de Ouders hem enkelijk met woorden hebben afgeslagen, en dat hy niet te min dagelijks volhard en het besoeken zig niet laat verdrieten; mitsgaders dat hy onderwijlen zijn edelmoedigheid en mildigheid wil betonen, grote kosten | |
| |
doende, zijn de Ouders niet schuldig hem een speld daar van te vergoeden.
Maar de Lappen ontzeggen gemeenlijk hare Dogters niet, houdende de Vrijers alleenlijk van jaar tot jaar op, eerze hem antwoord geven.
Wanneer het nu gebeurt dat de saak zo wel na wens uit valt als men begeert, komt men alle by elkander, om een dag van de Bruiloft vast te stellen. Beide Ouders en de Vrienden, zo van de Bruidegom als Bruid, komen op St. Martens avond in de Tent van de Ouders der Dogter. Wanneer men dan tot accoort is gekomen, geeft de Bruidegom geschenken aan alle de Disgenoten des Bruilofts. Want hy is aan de Vader verpligt een Silvere Kroes te vereeren, en dit eerste geschenk noemen zy gemeenlijk Stijke: de tweede gift is een grote kopere Ketel: de derde, een Bed, of alle kleding en andere stoffen die noodsakelijk zijn om een bed te behangen en te bekleden.
De geschenken die hy aan de Moeder doet, zijn, voor eerst een Silvere Gordel: ten tweden een zierlijke pronk Rok, welke zy gewoon-zijn Volpi te noemen; ten laasten een Hals-zieraad om den hals, gelijk de Vrouwen aldaar dragen, zijnde overal met Silvere Knoopjes versien, 't welk zy Krake hieten.
Behalven deze giften, die men aan de Vader en Moeder vereert, schenkt men ook enige vereeringen aan de Broeders, Susters en aan de naaste Bloed-verwanten der Ouders, bestaande uit Hals-dragten van Silver gemaakt, met enige andere dingen, welke men om den hals kan hangen: Op deze wijze dan moet de Jongman | |
| |
de gunst van alle de Vrienden soeken te gewinnen, indien hy het genot van zijn Matresse wil hebben; dit doet hy dan in de Tente van de Schoon-vader, in de tegenwoordigheid van de gehele vergadering.
Des anderen daags houd men de Bruiloft, en men begint de Ceremonie door de Trouw, die de Priester in de Kerke doet, en deze eindigt door een groot en deftig Maal.
Dan vertonen zig de nieuw getrouwde Bruid en haar Bruidegom, en gaan met de rijkste, kostelijkste en beste Kleden, dieze na hare middelen konnen kopen, gekleed. Want het zoude onder de Lappen een zeer veragtelijke saak zijn, dat men Bruilofts-kleden zou gaan lenen, 't welk daar ook niet geschied: en dit moet men niet alleen verstaan van de Kleden, maar selfs ook van alle pronk-zieraden en kostelijkheden; waar van men zig in diergelijke gelegentheden gewoon is te bedienen; gelijk als wanneer men een Kroon met gesteenten op het hooft van de Bruid zet, een snoer met Paarlen om den hals doet, en Ringen aan de vingers geeft, 't welk haar Juwelen zijn. Deze en diergelijke, kan men by ons voor een sekere zomme gelds te huur krijgen. Dog dit wert by de Lappen niet gedaan, welke niet anders dragen dan haar eigen Kleden, en niet en pronken dan met haar eigen Juwelen, zonder die elders van ymant te gaan lenen, want hier zouden anders verscheide bedriegerije uit konnen ontstaan.
De nieuw getrouwde Bruidegom, is dan met sulken kostelijken gewaat van 't hooft tot de | |
| |
voeten bekleed en verziert; 't geen Olaus Magnus over dit onderwerp mede schijnt te willen aanmerken. Hy draagt dan Kleden van een Los of Lijnks en van Martels-vellen, gaande met sulk een staatie of hy een groot Edelman van Venetien was, en deze dingen zijn daar in alzo groot agting, indien men let op de rijkdom van zijn Kleden; want de prijs, of 't waarde dezer Kleden gaat het vergulde Silver te boven, als ook alle andere kostelijke gesteente.
Maar het moet zijn dat van Olaus by outs is geoeffent geweest, of ten minsten ten zijnen tijde. Want ik twijfel daar grotelijks aan, of de Lappen ooit met Los en Martel-vellen zijn bekleed geweest. Seker alle de Schrijvers die deze Volkeren afgeschets hebben, maken geen ander gewag, dan van Rhee-vellen: En de beste Kleden, die de Lappen heden ten dage op haar deftigste Feesten en grooste vergaderingen dragen, zijn niet van vellen gemaakt, maar van de beste wolle stoffen die men vinden kan. De Bruidegom draagt dan over deze Kleden een Silvere gordel.
De Bruid ontvlegt eerst haar hair, en geeft de hair-snoeren, met welke die tot nog toe waren gebonden geweest, aan een van de naaste Bloed-vrienden. Zy kamt dan het hooft-hair, 't geen ze neder laat hangen, en doet op haar ontblote hooft een of twe vergulde banden of snoeren, van die zoort daar de Vrouw-luiden gewoon zijn vrongen af te maken; in dier voegen, dat in dien de snoer te breed is voor het hooft, maakt men die tot strikken, en men doet de | |
| |
eynde naar agteren toe hangen; dan gord zy zig om haar middel met een Silvere gordel; dit zijn dan zo de zieraden van de nieuw-getrouw-Bruid.
Zy doen wel enig lint op het hooft, in form van een sluijer of huldsel, 't welk de Vrouw-luiden in andere gelegentheden meer doen, om haar selven wat op te zieren, en wel te monsteren.
Aangaande nu de Kleding, zo hebben wy reeds gesproken van die de Bruidegom en Bruid eigen zijn, en op de beste en grooste Maaltijden van haar gebruikt werden, zijnde van de Vrouwen Volpi genaamt, wezende van de alderbeste wolle stoffen gemaakt. Waar uit blijkt, dat Olaus Magnus sprekende dat de Bruid met Hermine Kleden en Martel-Zibelline vellen zouden bekleed zijn, verre van de weg is afgedwaalt, wijl sulks jegenwoordig niet gebruikt en wert, en of dit by outs is geweest, kan men uit geen Schrijvers bewaarheden.
Beide dus toegetakelt zijnde, gaat men hedendaags na een Kerk of Priester, om aldaar de zegeninge van haar Trouw t'ontfangen. Maar by outs gebrukte men een andere wijze, indien men Olaus Magnus geloof mag geven; want dat trouwen geschiede binnens Huis, volgens zijn zeggen, en niet door een Priester in de Kerk, want dit werk wierde door d'Ouders selfs voltrokken, in tegenwoordigheid van alle de Vrienden en Bloed-verwanten; 't welk geschiede door het vuur dat met yzer uit de kei-steen geslagen werd. Dit heeft hy zonder twijfel, zo wel als d'andere dingen uit Zieglerus | |
| |
genomen, die niets zegt na alle waarheid van d'Ouders, maar dat hy aldus d'oude maniere van trouwen verhaalt.
Zy maken een verdrag (zegt hy) van trouwen door het vuur, 't welk zy uit een kei-steen slaan, zijnde als een natuurlijke verbeelding van de verborgentheid des Houwelijks: welke, gelijk de vuur steen het vuur in zig verbergt, zig niet openbaart, ten zy men de selve slaat; aldus zeggen zy is het leven ook verborgen in beide zexen, zig niet openbarende, dan wanneerze by elkander Kinderen gekregen hebben, die sulks ontfangen door d'omhelsinge haar'er Ouders. Olaus dan dit selfde zeggende, doet genoegzame blijken, dat hy Zieglerus van woort tot woort heeft gevolgt, daar zomtijds by doende, dat men de getrouwde Dogter alleenig op een Rhee zet, en vergeselschapt zijnde met de uitgelesenste van haar geslagte, geleid men haar in'er verblijf-plaats of Tente, haar alle voorspoed en gezontheid, huppelende en springende tot teiken van vreugde. Ik ben van gevoelen dat sulks geschreven is, op 't enkel geloof van een kwaad gerugte; want de Lappen rijden nooit op Rheën, gelijk men wel elders op Paarden en Ezels doet. Behalven dat hy niet aan en teikent van wat plaats men de Bruid daar henen geleid: wijl het niet waaragtig is, dat men de selve niet geleid van de Tente der Ouders, in welke men de plegtigheden van de Bruiloft begint en voleyndigt; en dat de Kamer of verblijf-plaats des Bruids op de selve plaatze is. Men kan die niet elders brengen, want een yder van d'andere | |
| |
Huis-gesinnen hebben alle haar eigene Tenten: derhalven kan men met geen waarschijnlijkheid de Bruid na haar verblijf-plaats geleiden, als met die uit des Ouders Tente weg te brengen, en zo 't gebeurt, dat haar verblijf-plaats in des Ouders Tente zy, is 't maar een overvloedige en een ingebeelt geleid.
|
|