| |
| |
| |
XXIII. Hooftstuk.
Van het Trouwen der Lappen. Waar na de Vryer ziet; als hy Trouwen wil. Houwelijks goed. Versoeken van 't Houwelijk. De Vryer wert binnen geroepen. Gaat zijn Vryster begroeten Geeft haar geschenken. Hoe het ja woort gegeven werd, enz:
Wanneer een Laplander geresolveert is te Trouwen, soekt hy een rijke Dogter, daar hoop is van veel goeds te wagten, met welke hy veel Rheën en andere dingen hebben kan, want de Lappen hebben gemeenlijk voor een gewoonte, aan hare Kinderen, wanneerze geboren zijn, enige Rheën te geven. Deze beesten werden dan gerekent als niet toebehorig aan de Vader ofte Moeder maar aan de Kinderen, aan welke zy gegeven zijn; even op die wijze by na als men by ons de Kinderen een Pillegift geeft. Dog dit kan voor Houwelijks-goed gerekent werden. Zo dat wanneer een Laplander veel Kinderen heeft, en 'er ene wil uit Houwelijken, zo werpt de Vrijer d'oogen op de Suster, en besiet welke de schoonste Rheën heeft, en de meeste jongen krijgt; derhalven indien een Dogter veel goede Rheën heeft, kanze ligtelijk een Vrijer vinden. Vorders geeft men op geen andere dingen agt; men ziet 'er niet eens op deugden, of ze wijs of | |
| |
eerlijk is, selfs niet op 'er schoonheid, of yets anders, 't geen een jong mensch tot het trouwen bekoren kan.
De armste merken alleenig aan, of de Vader van de Dogter, een goed Land in besitting heeft, of daar ontrent veel wilde beesten zijn, of men daar in de Rivieren gelukkige Vis vangst heeft, of de Jagt en 't Vissen wat geeft, vorders ziet men na geen andere rijkdommen nog hoedanigheden.
Wanneer dan een Jongman wel heeft overgelegt, en alles wel overdagt aangaande de Vrijster die hy begeert, zo komt hy by haar op de openbare en gewoonlijke vergaderingen welke ingestelt zijn, eensdeels om de schattingen te betalen, anderdeels om hare Waren te ruilen en te verkopen; hy gaat dan d'Ouders besigtigen of begroeten, 't zy Vader, Moeder, of de Voogden dezes Dogters, nemende met zig zijn eigen Vader, zo hy nog in 't leven is, en een of twe van zijn naaste Bloed-verwanten, onder deze is 'er gemeenlijk een die het woort doet als een middelaar, om de Vrienden en Ouder van de Dogter daar toe te bewegen.
Deze goe-man of middelaar legt haar voor het voornemen van de Jongman, soekt de geest en gemoederen van d'Ouders te winnen, stellende het Houwelijk voor. Hy neemt dan met zig, enige botteljes van de beste Brandewijn die hy kan vinden.
Wanneerze dan tot de Tente zijn gekomen, nodigt men haar alle in te komen, behalven de Vrijer, welke moet buiten blijven staan, gelijk als een deurwaarder of liever een Hond, zig | |
| |
onderwijlen met hout te hakken besig houdende, of doet wel enig ander werk van klein belang, tot dat men hem binnen roept en by 't geselschap nodigt. Want indien het kwam te gebeuren, dat hy ongeroepen binnen kwam, zou men hem voor een onbeleeft en onbeschaamt persoon houden, 't welk niet verschoont zoude konnen werden, en zijn gansche werk in duigen zou doen vallen.
De middelaar gaat dan binnen, by de toekomende Schoon-vader en Schoon-moeder van deze Jongman, staande de Vader aan de deur met de bottelje Brandewijn in zijn hand, welke de jonge man daar gebragt heeft, om d'eer te doen van zijn voorstel voor te dragen. De Vader presenteert haar de Brandewijn te drinken, welke zy noemen Pouristovotin, dat is te zeggen, de Wijn van wellekomst, of de Wijn van geluk te wenschen aan de Schoon-vader en Schoon-moeder; of zy noemen het wel Soubouvin, dat is zo veel te beduiden, als de Wijn van liefde of Minne-wijn, dieze aan de Vader en de Moeder moeten schenken, om verlof te krijgen, datze van wegen haar Dogter mogen spreken, als ook om de goede gratie en genegentheid der Ouders te gewinnen. Na datze dan een weinig gedronken hebben van deze Brandewijn, zo bgint deze middel-man zijn last aan te vaarden; hy verhaalt dan de liefde en genegentheid van deze Jongman, versoekende vriendelijk aan de Vader van de Dogter, of het Houwelijk tussen deze twe mogte voortgaan.
En om des te beter zijn oogwit te bereiken, geeft hy de Vader zeer hoge en glorieuze na- | |
| |
men, zo goed als hy kan vinden, en vernedert zig zo zeer, even of hy met een groot Prins te doen had. Hy noemt hem een Groot-vader, als of hy een Patriarg was, Eerwaardige Vader, goede en Opper-vader, Souvereine Vader, doende by elk woort een knie-buiging; zo haar nog de titel van Koninglijke Majesteit bekent is, hiet men hem Vader van Majesteit en groot gezag. Johannes Tornaeus verhaalt, alle die plegtigheden en die woorden, hebbende die selfs bygewoont en gesien.
Onderwijlen wert de Dogter nog niet gesproken, maar men stelt het eerst de Ouders voor; ook spreekt de Vrijer niets, tot dat hy verlof gekregen heeft om binnen te komen; na dat hy haar allen heeft gegroet, komt hy tot haar in de Tent, alwaar men hem te eten geeft. Men zent de Dogter dikwils verre daar van daan, om de Rheën in het bos te weiden, of men zentze wel in een andere Tent, om dat de Vrijer, en het hele geselschap haar niet zoude komen te zien. Indien zy, of enige andere getrouwde Vrouw, van de Ouders of Bondgenoten verlof heeft gekregen om hem te spreken, gaat hy dadelijk na het middag-maal uit de Tente, en haalt uit zijn slede de wolle kleden, en meer andere dingen, welke men gewoon is op grote Feest-dagen of Bruiloften aan te hebben; in deze stand dan zijnde, gaat hy zijn Matresse begroten.
Zy dragen goede zorge om nette schoenen te hebben, dieze van voren toesluiten, met banden, zijnde boven op met tinne plaatjes belegt, en tussen beide met verscheide koleuren be- | |
| |
naait; even eens verçieren zy ook de mouwen: Want diergelijken werk is zeer hoog by de Lappen geagt, voornamelijk wanneer het kostelijk opgepronkt is.
De eerste t'zamen-komst geschied voor eerst met een Kusjen, maar zy vernoegen zig niet alleen met het aansigt te zoenen, maar zy stoten de neuzen ook zeer hart tegen malkanderen aan, want anders zouden zy niet geloven, datze malkanderen behoorlijk verwellekomt hadden.
De Minnaar brengt dan in zijn schoot, enige van de alderedelste Spijzen die men in Lapland kan vinden, als een tonge van een Rhee, het vlees van een Kastoor of Bever, en diergelijke spijzen meer: deze dingen bied hy haar aan, na dat hyze gegroet heeft; maar zy weigert sulks opentlijk in de tegenwoordigheid van hare Susters en 't gansche geselschap.
Zy geeft hem op de selfde tijd een teiken om uit de Tente te vertrekken, zijnde dan beide buiten gegaan in 't bysonder of alleen, zo vraagt hy haar verlof om de selfde dingen haar weder op te offeren, wanneer zy het toelaat en die van hem aanneemt; deze Vrijer bid haar dan op d'eigenste tijd verlof om by haar in de Tent te mogen slapen; zo ze niet en wil, smijtze alle de presenten en vereeringen op d'aarde neder, 't wel een teiken is, datze sulks weigert; maar indienze deze giften hout, dat beteikent zo veel als het ja-woort, en dat hy by haar mag onderkruipen.
Zy weten te voren malkander met enig liefde-kruid te betoveren, op datze van hare Ma- | |
| |
tresse mogten bemint werden; dit beslaat in een kleen rond en plat gesteente, zijnde een Oost-Indisch boontjen of wik gelijk, van een bruin-groene koleur, van het welk de Figuur enige over-een-komst heeft met het Mannelijke deel; zy houden dan dit steentjen in de mond, zo lange d'eerste by-een-komste geduurt.
De toestemming van d'Ouders, als ook het houden van de Bruiloft, is gemeenlijk een ruime tijd opgeschort, ja niet selden tot twe à drie jaren toe. d'Oorsaak van sulk een lang vertoef, is, datze vernemen of haar Dogter een rijk Man mogt krijgen, en deze is dan verbonden grote geschenken en vereeringen aan de Vader te geven, als ook aan de Moeder; en al d'andere vrienden, om haar te gewinnen, zonder welker toestemming het onmogelijk is zijn Vrijster te trouwen.
Het geschenk ofte de gift welke hy ter eeren doet, moet heerlijk zijn, na de kragten en middelen van hem konnen lijden. Zy zijn gewoon die Peck te noemen, 't welk te zeggen is, de delen. Het minste van deze delen, bestaat in twe mark Silvers, dat is zo veel als zes oncen; men vind 'er die twintig oncen vereeren, item veertig en dikwils wel tot zestig toe. Zy geven dit Silver niet in een klomp of masse, maar het is bewerkt, of daar zijn enige andere dingen van gemaakt; dit geduurt zo lange tot de Vrijer alle de delen heeft gegeven, 't welk hem vry wat tijd ophoud.
Onderwijlen als hy zijn Matresse gaat besoeken, houd hy zig besig met een minne-lietje te zingen, met het welk hy zig onder wege ver- | |
| |
maakt. Zy zijn gewoon gemeenlijk deze zangen te zingen zo lange zy onderwegen zijn, niet wel juist op een sekere maat van zingen, maar op zo een toon als 't een yder lust en gelieft, dat is, zo als het hem maar in het hooft valt, en aldermooist geagt, dit geschied niet alijd op een en de selfde wijze, maar dan eens dus en dan eens zo, na datze dunken dat het haar aangenaamst is.
|
|