geloofelijk, dat in een Land, daar zo groten menigte Rivieren en Meiren zijn, het water over al onder het Ys zouden toevriesen. En om geen gevroren water te hebben, houden zy dat 's Winters in een Ketel, die ten halven over het vuur hangt in de tent, en elk neemt met een lepel daar zo veel uit als hy van noden heeft. Derhalven drinken zy die niet koud, maar warm, voornamelijk in de Winter.
Behalven het gemene water, hebben zy nog een andere gekookte drank, welke gemaakt is van gekookt Vlees en Vis, en wert by haar Loebma gehieten. Olaus Magnus zegt ook datze Kerne-melk of dunne-melk drinken.
Met deze dranken dan laven zy haren dorst in noodsakelijkheid, wetende van geen Bier of ander Koren-gebrouw: al hoe wel de andere Noordze Volkeren die drank gemeenlijk gebruiken. Zy drinken nooit Bier, dewijl in haar Land geen Gerst, Hoppe of andere stoffen daar men Bier af maken kan, komen te groeijen. By aldien het nu al gebeurt, dat het van andere plaatzen daar gebragt wert, weten zy het in de Winer niet te bewaren, want zy in hare Tenten geen Kelders hebben.
Die daar uit plaisier en debauches willen zuipen ('t welk al dikwils by haar geschied) drinken Franze Brandewijn, of ander Koren-brandewijn, dieze in Noorwegen op St. Jans Kermis kopen. Daar is voor haar geen aangenamer nog smakelijker drank; ook kan men haar met geen groter geschenk begiftigen, om hare gunst te winnen, als haar Brandewijn te verëren, want dan kan men van haar krijgen wat