de kleine Kinderen, dieze daar onder zetten, als ook de Knegts, die geen order van opvoeding hebben, deze melken in 't hollen van haar hand, en slurpen die zo op.
De tonge der Rheën, is by haar een lekker beetjen, 't welk by ons ook is, wanneerze wel gerookt en gekookt op tafel gedist wert. Maar by haar luiden werden de tongen gebraden. Het vet en merg uit de beenen, 't geen zeer goed en delicaat van smaak is, dat is haar beste kost dieze schaffen, waar van zy geen minder zier maken, als de Hoogduitze Natie van de Oesters, en vrugten, die nieuws elders van daan gebragt zijn. Dit merg hebben zy des te gratiger, wanneer het wel gevoed is, en van een vet gemaakt beest. Des selfs beenen zijn in den Herfst heel vol, maar in de lente-tijd ledig. Het bloed van de Rheën doen de Lappen ook in water koken, het wel zy als pottagie eten, en dit is haar gemeenste kost dieze hebben.
De Lappen die in de bossen wonen leven van de Vis-vangst, als ook van het Vogel-schieten en de Jagt van wilde beesten. En al is 't datze alle deze dingen in overvloed hebben ten allen tijden, zo gebruiken zy die het hele jaar door, wijlze niet genoodsaakt zijn een andere kost in de Winter, en een andere in de Zomer te gebruiken.
De woorden van Olaus Magnus en Peucerus moet men van deze Bos-lappen verstaan, dat de Lappen, namelijk, van de Vis-vangst en de Jagt moeten leven. Het gebruik van Vis is by haar zeer gemeen. Wat aangaat het wilde beesten-vlees, hebben zy liever het beeren-vlees,