Het vermaak der tover-hekzen van Lap- en Fin-land, met haar tover-trommelen, wind-verkopen, enz.
(1716)–Johannes Scheffer– AuteursrechtvrijHier is by-gevoegt de beschryving van Ys- en Groen-land door Do. Dithmarus Blefkenius
[pagina 62]
| |
de voornaamste rang onder alle hare publijke zaken. Dog men weet niet al te wel hoe die by outs is toegegaan: Paulus Jovius zegt, dat de Koopluiden, die hare waren te koop brengen, de selven op sekere openbare plaatze zetten, en die daar altijd weder van daan halen; als de Lappen dan kopen, en een behoorlijke waarde van alles gemaakt hebben, brengen zy daar by 't geen haar meest behaagt, en maken een ruiling met zeer witte vellen, dieze Armelinen noemen. Deze manier van Koop-handel geschied, zonder dat de Koopman of den Koper een woort spreken. Deze Koopman dan uit de vergadering lopende, maakt al weder een ruiling op nieuw met andere onbekende Personen: De reden hier van meint men te zijn, om dat dit een wilde Natie is, al meer als men wel geloven zou, vol agterdogt, welke zo ras de vlugt neemt, als zy met een vreemde gehandelt hebben, of wanneerze maar van verre een Schip in Zee gewaar werden. Maar Zieglerus verwerpt deze mening, en zegt volgens de waarschijnlijkheid, dat de Lappen met andere volken handelen zo door ruiling als geld, en dat door enkele teikenen van een stilzwijgende en stomme toestemminge, zonder een woort te spreken; al hoe wel sulks niet en komt van datze niet en zouden konnen spreken, nog datze vreesagtig of onbeschoft zouden zijn, maar om datze een taal hebben, die aan hare gebuirtige Natie t'enemaal onbekent is. Herbestenenius volgt dit gevoelen, en doet | |
[pagina 63]
| |
daar over deze aanmerkinge, dat de Lappen niet konnende onder het vermangelen en ruilen, dan haar eigen Tale spreken, en die van d'andere Natie de selve niet konnen verstaan, hebben de vreemde Koopluiden zig ingebeeld datze stom waren. Het is zeker dat de Koop-handel der Lappen alleenig door teikenen geschied, nog geen ware koop of verkoop verrigt wert door deze wijze maar dat 'et een zoort van reuiling of verwisselinge is; Damius en Olaus versekeren en zeggen datze dit zonder geld doen, deze woorden doet my geloven, dat Zieglerus misschien zonder geld heeft geschreven, in plaats van deze woorden met geld, gelijk als in mijn editie staat. In d'eerste Eeuwen hebben zy niet wel anders konnen Koop-handel drijven, dan door reuling, 't een voor het ander te geven, wijlze geen geld dat gemunt was in 't gebruik hadden, zo by haar als by hare Nageburen. Dit is ligt te weten uit Sweden, alwaar men by ouds geen gemunt geld en vont, en 't geen m'er vont kwam uit de naastgelegen Eilanden, als Engeland en Schotland; want de Sweden hadden de wetenschap niet van geld te slaan. Men heeft zig dan niet zeer te verwonderen, dat men onder de Lappen zo weinig geld vont, want in de volgende Eeuwen, na datze onder de Magt van de Birkarlen waren gebragt, is de manier van met geld te handelen nog niet gebruikelijk geworden; want de Birkarlen hebbende altijd behouden (als een byzonder regt) de magt om met de Lappen te handelen en Koop- | |
[pagina 64]
| |
manschap te drijven, gaven haar geen geld, maar ruilden 't een voor het ander, 't geenze wisten dat haar noodsakelijk en tot gebruik strekten. Zo dat de Lappen tegenwoordig nog geen kennisse van geld en hebben, want Rijksdaalders en halve Rijksdaalders, zijn haar maar alleen een weinig bekent geweest, zy krijgen ook geen ander geld tot betaling, niet het minste werk makende van andere munt, zo van goud als silver of koper. De kennisse van dit geld, is dan by de Lappen niet lang in swang geweest, want de Rijksdaalders zijn een zeer nieuwe munt, hebbende nog niet lange gangbaar geweest, als zedert dat de Vallei van Joachim ontdekt is geworden. Zy maken ook weinig werks van deze stukken, is 't dat men haar silver in klonten geeft van het zelfde gewigt, zo rekenen zy elken Rijksdaalder tot twe oncen aan silver; om dat by haar een Rijksdaalder of twe oncen silvers de selve saak is. Dit doet my dan geloven dat de Rijksdaalder by outs haar onbekent zijn geweest, en dat zy die voor hare Koopwaren niet hebben ontfangen, tot dat zy jaarlijks voor haar hoofd een Rijksdaalder hebben moeten betalen, zo dat ik hier uit besluit datze maar over weinig jaren die uit noodsakelijkheid hebben leren kennen. Dit oogmerk doet dat ik niet wel kan verstaan 't geen Damius Goës wil zeggen: Dat de Lappen hare Provisien niet vergaderen, dan door ruilen en gemunt geld. Maar wat ruiling of mangeling van geld of dit sal zijn? En waarom zouden zy rijkdommen in geld op-garen, | |
[pagina 65]
| |
wijl zy zig daar niet van bedienen, ja selfs niet in haren Koop-handel met hare naastgelegene buren; Dezen Autheur sal men misschien lesen moeten: Zy vergaderen niet dan Provisie en niet door geld; dit is de zin van de woorden, want de Lappen hebben nog weinig moeite gedaan om gemunt geld te krijgen, maar alleen om hare Provisien of voorraad op te doen, en 't gene zy tot onderhoud van haar leven noodsakelijk hebben. Want 't gene hy zegt van de Provisie en Eet-waren, kan niet waar zijn. Maar om ons niet op te houden met het gevoelen van dezen Autheur; het is vast en seker, dat de Lappen eertijds niet anders handeling gedreven hebben, dan door ruilen en vermangelen d'ene Koop-waren voor d'andere. En deze gewoonte wert nog by haar onderhouden, want men ziet haar zeer selden met geld betalen, zy en konnen niet wel anders betalen, dan met het ene goed voor het andere te geven: met een woort, de Lappen vragen nooit na geld voor haar waren, als alleen voor zo veel zy hare Hoofd-schattingen daar mede betalen moeten. De Commertie of Koophandel wert onder haar niet meer door teikenen verrigt, gelijk wel eertijds pleeg te geschieden, maar door woorden gelijk onder ons geschied; want men vind 'er verscheidene jegenwoordig, die de taal van hare Naburen verstaan, of zy gebruiken een Tolk, die men onder haar in groot getal vint. Die gene welke met de Lappen Koopmanschap bedrijven, zijn gemeenlijk hare Gebu- | |
[pagina 66]
| |
ren, van d'ene zijde de Sweden en de Noorwegers, en van d'ander zijde de Finnen en Russen of de Muscoviters. De Commertie is nooit zo geweest, alsze wel was ten tijde wanneerze onder de Magt van de Birkarlen waren, welke alle naarstigheid aanwenden, om het regt van de Laplandze handel te houden en te bewaren, voornamentlijk met die, welke de naaste aan Sweden waren; ja botsten zo veel alle andere vreemde Natie uit, als zy konden. Dit heeft gebleken door de volmagt, welke Koning Magnus Ladulaus, aan de Birkarlen over de Laplandze Volkeren gaf, te weten het regt van den Handel, zijnde het grootste en voornaamste dat zy hadden; welke regt zy langen tijd hebben behouden, stervende van de Vader op de Zoon als een erfregt, gelijk als Koning Gustavus de eerste daar van melt. Karel de negende raakt gedurig deze saak aan in zijn brieven, van het jaar zestien hondert en twe: door welke hy in 't toekomende aan de Birkarlen de vryheid weigert om na Lapland te gaan handelen, 't zy met Huiden of andere dingen, gelijkze te voren altijd gedaan hadden. Voor dit jaar dan waren de Birkarlen of de enigste, of de voornaamste die deze Koophandel met de Lappen dreven: Zy bragten hare waren door gansch Lapland heen, en maakten daar na groot geld van hare Vellen. Ziet daar dan de uitkomste der Birkarlen over de Lappen ten tijde wanneer Koning Gustavus d'eerste regeerde. Deze Koning kon egter hare konst niet t'ene- | |
[pagina 67]
| |
maal tegengaan, want na dat hy alle hare Authoriteiten ontnomen had, dieze over de Lappen hadden, zo lieten zy evenwel niet af met haar te Handelen, want zy wisten beter de stand en hoedanigheden van dat land, als ook de manieren en gewoonte van die Natie: maar Karel de negende heeft door zijn Edikt van 't jaar zestien hondert twe, haar van deze magt ganschelijk berooft, als ook datze geen verlof en hadden door gansch Lapland te gaan, want die Koophandel van alle de Vellen voor de Kroon gehouden wiert, welke de Lappen te koop bragten; konnende die zo wel op prijs zetten als de koop-waren, die de Lappen tot keur nemen om te reulen. Deze Ordinantie is weder hernieuwt in 't jaar zestien hondert en tien. By welke men alleen gedaan heeft een reglement, aangaande de Elanden welke in Lapland gevonden wierden, namelijk, dat het Vlees van yder gevangen Eland toekwam aan die gene die het gevangen had, maar dat hy de Huid moest uitkeren en dat die bewaart moest werden voor de Koning en de Kroon. De Lappen hebben tegenwoordig zeer groote vryheid, om met andere Natie te handelen en koopmanschap te drijven; die op de bergen wonen welke Noorwegen van Sweden scheide, handelen met die van Noorwegen en Sweden; die nu haar woning veel verder van deze bergen hebben, doen geen handel met de Sweden; maar die digt by het Noorden en het Oosten zijn, drijven den handel met de Russen en de Finnen. | |
[pagina 68]
| |
De waren die de Lappen verruilen, zijn bestaande in Rheën, en Vis; dieze in zo groten menigte vangen, datze een hele vis-ben ophalen die in haar schuiten smijten, welke zy dan na de naburige Proventien brengen, deze zijn North Bothnia en wit Rusland; zy hebben ook geen kleine winsten van de witte vellen, dieze Armelinen noemen, en andere vellen van Rheën, swarte, rosse, blaauwe en witte Vossen; Otters; van Jaerffs of Gulsigaars; Martel-dieren, Bevers, Eekhoorentjes, Wolven en Beeren; Laplandze Rokken, Leerzen, Schoenen; Hand-schoenen, gedroogde Snoek, Kaas en Melk van de Rheën. De Lappen van 't Mark van Uma, doen koophandel in Boeken ofte schillen der boekebomen (dieze des Zomers van de bomen schillen) met de Noorwegers, die de selve niet en hebben; zy maken daar pakketten af, en leggen twe in yder korf of kas van hare Rheën, yder pakket geven zy voor een Rijksdaalder. |
|