| |
| |
| |
XI. Hooftstuk.
d'Eerste Religie der Lappen. Heidendom. De God Jumala, Thor en Turrisas. Koning Torrus. Verscheide Goden. Eere die men Jumala aan doet; gelijkt na Thoron: Opper-God: is van Hout gemaakt; Offering van Goud. Goude Tas. Hoe de Tempel is. Wat het woord Hof is.
Eer datze de Christelijke Reliegie aannamen, waren de Lappen Heidenen; en haar Godsdienst had weinig verschil van die der Finnen: Maar men kan niet wel weten wat Religie de Finnen hadden, wijl men niet een tittel vind van 't geen iets van d'oudheid dezer Natie gewaagt. Men moet dan zo enige gissingen maken onder d'oude Biarmen en Skriidfinns.
De gedenk-schriften van S. Olaus Koning van Noorwegen, en die van Herod, leren ons, dat de God der Biarmen genoemt wiert Jumala of Jomala. Dit woort is zeer verschelent van 't gene de Historie-schrijvers gebruiken, om een God te zeggen; want zy stellen dat als een woort dat de Biarmers eigen is, en datze selfs niet en kennen: En wijl deze Histori-schrijvers Gotthen, Noorwegers, of Yslanders zijn, zo is 't noodsakelijk, dat dit geen woort is van d'oude Gotthen, maar van enige andere Na- | |
| |
tien. Indien men dan ondersoekt, wat voor een Volk dit geweest is, bevint men dat 'et Finnen of Finlanders zijn; onder welke dit woort Jumala nog in 't gebruik is, en een God bedied: Ook zo kan men niet twijfelen, of dit woort Jumala, is niet gekomen van de Finnen tot de Biarmers: En ook dat de Lappen 't selve onder haar niet zouden behouden hebben: Zedert datze uit Finland zijn getrokken, zijnze met de Biarmers vermengt, en zijn niet dan een Volk geworden.
De Lappen hebben nog voor haar God aangebeden, welke de Sweden, Thor noemen: dit is niet alleenlijk blijkbaar, om datze sekeren Torus eren; maar zy hebben nog enen Turrisas, zijnde een God van de Oorlogen en Overwinningen; en is die gene welke men Torus noemt: deze is een der Goden, die onder d'oude Finnen is aangebeden, besonderlijk van de Tarasten
't Is Meer als seker, dat de Finnen by oude tijden een Koning gehad hebben, met name Torrus, die een is geweest van de Voor-ouders des Konings Nori, van welke Norigen of Noorwegen komt, en zijn naam bekomen heeft; welke is geheten geweest Nori-Rige, even of men zeide, 't Koningrijk van Nori.
't Is een zeer gemene saak, dat d'oude Koningen de naam van hare Goden aannamen: En hier van daan komt het, dat men by d'oude Grieken vele Jupiters en vele Neptuins vint. De Koning Torrus heeft alzo ook gebruikt de naam van den ouden Torrus of Turrus, die de Finnen aanbidden als een God. Op d'eigenste | |
| |
wijze is ook de God Thurris, Tor of Torus van de Finnen gevuurt; en dit is ook die der Lappen, welke van de Finnen geleert hebben, hoeze hare Godsdienst moeten aanstellen.
Onder hare Goden hebben de Lappen nog de Zon, en 't geen my sulks doet geloven, is, datze onder de rang van hare Goden ook 't Gesternte stellen; want het is een ruimen tijd datze by na een gedurige nagt hebben, met een zeer bittere koude; derhalven is 't wel waarschijnlijk, datze de Zon aanbidden, zijnde de Vaders des ligts.
't Is ook gelooflijk datze ook andere Goden hebben, want de Finnen en de Volkeren van Carelien, hebben nog geëert de God Rongetheus, welks de Rogge bewaart; Pellonpeko die opsigt over de Gerst heeft; Wieracannos hebbende zorg over de Haver; Egres die over de Moeskruiden gestelt is, als Erwten, Rapen, Linnen en Hennip: Uko en zijn Vrouw Roune, die't gezag hebben over 't Zaisoen van 't Jaar: Kaekre die opsigt over de Kudde heeft, om van 't wild Gedierte te verhoeden; Hijze welke over de Wolven en Beiren gebied; Nyrcke begunstigt de Jagt van Eikhoorntjes; en Hyttavanes die van de Hazen.
Ik en twijfel geensins of de Lappen hebben deze alle aangebeden, en meer andere dieze tot haar behulp nodig dagten, en tot voordeel van hare besigheden dienden; gelijk als daar zijn de Goden van de Jagt, en die hare Kudde van de wilde Dieren beschermen.
Men kan met weinig sekerheid spreken, op wat wijze zy hare Goden eere bewijzen; 't geen | |
| |
men seker weet, is van Jumala, welke vertoond wert onder de gedaante van een Mensch, zittende gelijk als op een Altaar, met een Krone om zijn hooft, verçiert met twaalf kostelijke Gesteenten, met een gouden Halsband van drie hondert Mark Gouds om den hals. Zommige zeggen, dat in plaats van een gouden Halsband, Jumala om zijn hals zou hebben, een lint, aan het welk een zoort van Medalie (die gegraveert is) zou hangen, met kostelijke Gesteenten bezet.
't Is seker dat Jumala aangebeden is onder de gedaante van een Mensch, met een Krone van kostelijke Stenen op zijn hooft: En op die wijze geleek Jumala zeer wel, de Thoren, God der Sweden; welke ook verbeelt was als een zittent Mensch, met een Kroon van twaalf Steenen op het Hooft, met de Gesternten; 't geen my doe geloven dat de Biarmers en de Lappen na haar, een en de selfde God hebben aangebeden onder verscheide namen; waar doorze in beide Goddelijkheden verbijstert zijn geweest.
Zy hebben haar Opperste God, Jumala genoemd, van welke zy enige kennisse hebben gehad; eensdeels door het ligt van 't verstant, anderdeels door 't gemeen geroep, als ook door d'overlevering der Ouders: En zedert dat de naam van Torus is vermaart geworden, hebben zy die eigenste God ook Torus gehieten, of zy hebben liever het woort van Torus aan haren Jumala toe-ge-eigent. Ik neem dit besluit, om dat de Lappen jegenwoordig aan haren Torus toeschrijven, 't gene te voren Jumala toekwam: | |
| |
namelijk, 't gezag en 't gebied over de kleine Goden, en in 't bezonder over de boos- en kwaad-doenders, over de logt, blixem en donder, 't leven en de dood, en andere dingen van die natuur.
Dit is dan d'Afbeelding van Jumala: maar 't is nog niet te seker waar die uit gemaakt is; ik geloof dat die uit Hout was: want Karel willende het Snoer, aan welke de Medalie hing, afhouwen, gaf sulken groten slag, dat hy het gansche Hoofd afhief. En in de Histori van Herrodi ziet men dat het Goud en alle de kostelijkheden, uit den Tempel van Jumala zijn gedragen, en het Beeld des Gods, en alle d'andere Heilige dingen verbrand zijn, en tot assche gebragt: derhalven blijkt hier uit dat de selve Jumala van Hout geweest moet zijn.
Die van het Goud in hare Boeken spreken, maken ook gewag van deze God. 't Is 't goud dat deze Biarmers met grote Eer-bewijzing, als een geheiligt present, in zo groten menigte als haar mogelijk is, in de schoot van haren God Jumala werpen; welke op zijn knijen een Tasse hangende heeft van Goud gemaakt, die zo swaar en groot is, dat vier Menschen grote moeite zouden hebben om die uit te drinken, indienze met enige vogt gevult was.
Olaus verhaalt dat deze Tasse van Silver was, vervult met stukken van 't selfde Metaal; 't welk doet geloven dat de Lappen gemunt geld moeten gehad hebben. En dat dit Goud voor de tijden van Olaus met de goude Tasse verloren is: Om dat de Biarmers zo veel niet weder hebben konnen bekomen, om de selve in zijn | |
| |
vorige stand te stellen; waar door zy genoodzaakt zijn geweest, haar God een Silvere Tasse te maken.
De Biarmers hebben niet over al de God Jumala aangebeden; maar alleenig aan zommige plaatsen, en misschien dat 'er maar een plaats is geweest in 't midden van dikste Bos, toebehorende aan de Koning Harker.
Men ziet in dat Bos een zoort van een Tempel gebouwt, aan welke de Volkeren, die verre zo wel als die na by wonen, die God met gebeden vereerden. Deze zoort van Tempel was alleen met enige Heggen afgeschut.
Het woort Hoff, van welke zy haar bedienden, is eigentlijk dat te zeggen, en beduid heden ten dage nog een plaats die van alle zijden omringt, en altijd op een plaatjen open is.
De God Jumala was dan in een zoort van een Tempel, in een Bosschagie, alwaar een zeer hoge Hage was, met een Poort toegesloten, om af te weiren die gene, welken het niet toegelaten was, die God te naderen. Dit is dan het gene de Histori-schrijvers van Jumala zeggen, en van de Eer die de Biarmers hem bewijzen.
|
|