| |
| |
| |
V. Hooftstuk.
Op wat wijze zy dingen weten, die in verre gelegene Landen gebeuren.
De Schrijvers komen niet over-een in de maniere of wijze, hoe de Lappen komen te weten, die dingen welke van verre zijn.
Olaus Magnus beschrijft het op deze wijze: De Laplander sluit zig en zijn Vrouw, en nog een Man alleen (zijnde een Medemakker) in een Kamer; hy geeft met een Hamer, een seker getal van slagen, op een Kikvors of een Kopere Serpent, geleid op een Aanbeeld; dan zo mompelt hy enige Verzen tusschen zijn Tanden, draaijende die van d'ene zijde des Monds tot d'andere; dan vallen zy ter selver tijd op d'aarde neder, zijnde zo bly, dat hy gelijk als van zijn selver neder valt; dan zo verblijft hy zo enige tijd als of hy dood was. Zijn Medemakker neemt onderwijlen zorgvuldig agt op seker levendig ding, 't zy een Vlieg of Mugjen, of iets anders hem niet aan en rake.
Zijn Geest maakt door zijn deugt deze wormen, hebbende tot Geleids-man de Duivel; hy brengt van 't zeer verre gelegene Land enige teikenen ('t zy een ring of mes) tot bevestiging dat hy Commissie heeft; terstond dan opstaande, toont hy zijn Leider de selfde teikenen, en verklaart hem alle d'omstandigheden van zijn affairen.
| |
| |
Petrus Claudius spreekt op deze wijze, hoedanig de Lappen konnen ontdekken, die dingen, welke in verre Landen gebeuren: De Laplander, zegt hy, werpt zig ter aarde neder, en wert gelijk een dood Mensch, hebbende een aanzigt zo blauw als loot. Hy verblijft een ure of twe in die staat, na dat het Land, waar van hy iets weten wil, verre of na by gelegen is: Wanneer hy dan komt op te staan, vertelt hy alles 't gene op die plaatsen is geschied; en alle andere dingen, waar van men wetenschap soekt te hebben. Dezen Autheur spreekt van geen Trommel, nog van Gezang, nog van Mede-makkers, nog van teikenen van zijn Reize, en de dingen welke hy daar deed.
Derhalven moet men hier in agt nemen, dat d'ene Schrijver het ene, en d'andere iets anders heeft aangeteikent; na dat een yder gedagt heeft, dat dit of dat waardig was aan te merken, en in 't Gedenkboek te zetten; daarom hoeft men niet voor-oordeeling van d'Autheuren te gevoelen, datze zouden enige leugens gestoffeert hebben. Want alle die dingen, welke wy voor tegenwoordig van den Trommel hebben te berde gebragt, behoeft men niet te twijfelen of zy zijn by de Lappen in't gebruik.
Hy heeft anders niet bysonders, als het gene, hoe men weet de saken die in verre Landen zijn; 't welk op gemene Trommels geschied, hebbende van agter een Handvat als een Kruis, 't geen dit deel gelijk als in vieren verdeelt, werdende gehouden van die gene, die de Toverijen in 't werk stellen. Sulks ziet men op de Trommel die my de Heer Baron Flemming, | |
| |
Kolonel van een Regiment Ruitery, heeft gemeen gemaakt.
De Lappen hebben nog voor een gewoonte, de Klauwen en Beenders van verscheide gedierten dieze gevangen hebben, aan hare Trommels vast te hegten en te hangen. Wanneer zy willen weten wat 'er in andere vreemde Landen omme gaat; een onder haar slaat de Trommel, in dezer manieren: Hy doet boven op de plaats, alwaar het beeld van de Zonne is geteikent, een kwantiteit speautere Ringen, met een Kettingtjen van 't eigenste Metaal aan malkander gebonden: Hy slaat dan op zodanigen wijze op de Trommel, met een gevorkte Hamer; en maakt dan door een been, deze Ringen zig bewegen. Hy Zingt op de selfde tijd zeer distinktelijk seker lied of gezang, dat de Lappen gemeenlijk Jouke noemen: Alle de gene die daar by zijn, zo wel de Vrouwen als de Mans van hare Natie, die doen yder haar gezangen daar by; aan welke zy geven de naam van Duvra; de Mannen gebruiken een zeer hoge toon, maar de Vrouwen een zeer lage. De woorden dieze spreken zijn zeer distinkt, wanneerze de naam van de plaatze uitdrukken, waar van zy begerig zijn iets te weten.
Na dat 'er enige tijd op de Trommel geslagen is, leid hy die op zijn hooft, en valt ter aarden neder, even of hy in de slaap viel, of als of hy in swijm of kwalijkte viel; dan blijft hy leggen als een dood Mensche, van welke de ziele uit het lighaam is gegaan; want men vind daar geen beweging, gevolen, pols-slag, of enig ander teiken van leven in.
| |
| |
Dit geeft gelegentheid en reden aan een yder om te geloven en te versekeren, dat de ziele van deze Man waarlijk uit zijn lighaam gaat; zijnde geleid van de Duivel: deze gaat dan in 't verre gelegen Land, van 't welk hy de nieuwe tijdinge wil weten; en die weder komende, zijn daar enige teikenen, tot bewijs dat hy zijn Reize afgeleid heeft. Maar dit geloof is een belagchelijke saak.
Deze Man blijft op d'aarde leggen in de selfde gedaante, zijnde van den kwaden Geest zo beknevelt, dat de behoorlijke bedieningen in 't lighaam hun voortgang niet konnen hebben; derhalven gelijkt hy wel te slapen, of van zijn selven te leggen; zijnde het aanzigt zo blauw als een stuk loots. Hy lijd dan op die tijd in zodaniger manieren, dat hem het sweet by het Hooft neder loopt, en niet minder uit alle d'andere delen des lighaams, blijvende op die tijd zo stijf als een steen. Ziet in de Figuur op hoedanigen wijze zy leggen na dat zy neêrgevallen zijn.
Alle de Mannen en de Vrouwen, die omtrent deze daad tegenwoordig zijn, zijn gehouden gedurig te Zingen, en daar in te volharden, tot dat die, welke de Trommel geslagen heeft, van zijn slaap is opgestaan; om hem te doen herdenken 't gene men begeerde te weten: want hy mogt vergeten de saken, waarom hy henen gesonden was.
Zo zy ophouden van Zingen, sterft deze Man, en komt nooit tot zijn selven. Dit eigenste geschied ook, wanneer ymant onder den hoop hem wil opwekken, rakende hem
| |
[pagina t.o. 24]
[p. t.o. 24] | |
No. 2.
| |
| |
met de hand of voet aan, zo lange hy in deze stand is: Dit is misschien om d'eigenste reden, dat d'Omstanders groot werk maken om de Vlieg, die rondom hem vliegt, af te keren; 't welk ook wel andere zoorten van beesjes zijn: Zy lijden nog dulden dat hy het minste aangeraakt werd.
Peucerus zegt dat het nodig is, dat daar gedurig ymant is, om het lighaam zonder ziel gade te slaan; want indien men hem afweerd zonder agt te geven, brengt de Duivel daar gedurig in 't geen niet waar en is; maar dit gebeurt, zo 'er enig Dier hem aanraakt, dat hy dan niet meer wakker werd.
Alle deze Ceremonien zijnde in zeer korten tijd aldus geobserveert, zo staat de Laplander, die de Trommel geslagen heeft, weder op uit zijn slaap, hy schijnt dan het leven en de Geest weder gekregen te hebben: Dan zo begint hy te antwoorden, op al het gene hem gevraagt wert, brengende alles te berde, 't geen hy door het middel van de Trommel heeft geleert; verklarende de stant van alle de saken en affairen, die in het vreemde afgelegene Land geschied.
Peucerus zegt, datze eerst opstaan, ten einde van vier-en-twintig uren; maar dit is niet seker, want dit geschied wel rasser en wel trager, na dat de weg lang of kort is, dieze hebben heen te reizen. Vier-en-twintig uren is wel het langste van de tijd, dieze nodig hebben, om te weten 't gene zy begeren; en op alle de vraagstukken te antwoorden, die men haar voorstelt, van het verre gelegen Land.
Eindelijk om alle twijfelingen weg te doen, | |
| |
die men aan de waarheid mogt hebben welke hy vertelt, zo brengt hy uit dat Land een teiken, 't welk men hem had belast mede te brengen: gelijk als een Mes, een Schoen, Ring, of enig ander ding. Dit is dan tot bevestiging dat hy zijn reize in dat Land gedaan heeft. Dit is dan 't eerst gebruik van haar Trommel, zijnde de voornaamste ende grooste dienst dieze daar van hebben.
Daar werden ook wel Lappen gevonden, welke zonder het gebruik des Trommel weten, 't geen in verre afgelegene plaatsen geschied, sulks hebben zy door de grote familiariteid van hare Geesten, (gelijk ons een Laplander van Torna heeft gezegt) zendende die heen in plaats van haar, op de plaatsen of Markten daarze moeten wezen; met order om haar weder te zeggen, of de Sweden of andere Koopluiden daar zijn gekomen: Zijnde zeer verre van hare Tenten, zo zenden zy hare Geesten henen om te zien wat 'er passeert; hoe haar Vrouwe, Kinderen en Rheën al varen: welke Geesten in 't weder komen, haar, daar van kondschap doen. De Lappen die Meesterlijk in deze Konst afgeregt zijn, is aldaar in meerder agting, eer en gezag, als d'andere; men geeft hem den Eer-tijtel van Heer of Koning der Fellicen, (dat is: der Bergen, die tusschen Lapland en Noorwegen zijn) dezen heeft dan d'authoriteid en heerschappije over haar, verpligtende haren Geest zijn Commande t'onderwerpen.
't Twede gebruik hares Trommels is, wanneer zy begeren te weten t'uitkomste van hare saken; dat is: hoe, het gene zy voornemen te | |
| |
verrigten, goed of kwalijk sal uitvallen: of hare Jagt gelukkig sal zijn; of, het gene zy vangen zullen, hare wensch sal voldoen?
Want zy geloven, datze alle deze dingen door gonste des Trommels konnen weten, op welke zy hare Ringen leggen; namelijk, op die plaats alwaar de Zon geteikent staat: dan slaanze daar op, zingende op de selfde tijd enig gezang. Indien dan het bos met Ringen zig beweegt, en van de linker na de regter zijde gaat, volgens de loop der Zonne; zo hebben zy daar een Teiken aan, dat alles wel sal beslaan: En dat die Siek is, zijn gezontheid weder sal krijgen; of haar Huis-houding sal vermeerdert werden; of haar Familie in Kinderen sal vergroot werden, en of zy rijkdom zullen krijgen door hare Beesten.
Maar indien dan dit bos met Ringen, van de regter zijde na de linker gaat, tegens de loop der Zonne; zo voor-zeggen zy het tegendeel, van Siekten en menigte andere dingen. De reden van deze gissinge is klaar genoeg.
Want zy geloven, dat de Zon den Autheur en uitwerker van de vermeerdering en voortzetting aller dingen is: Alzo ook, wanneer de Ringen (die de bedieningen dezer Teikennen doen) zijn, hun loop volgen; willen zy d'aenwas voor-zeggen, die haar grote vreugde veroorsaakt; volgende de voetstappen van deze Planeet, welke is de Fonteine daar alle vreugde van zijn oorsprong heeft.
In dezer voegen bedienen zy haar in alle hare saken, welke van enig belang zijn: By voorbeelt, wanneer zy enige reize te Lande willen | |
| |
ondernemen: op de Jagt gaan, verhuizen, of enige andere diergelijke saken verrigten.
|
|