Geuzenliedboek 1940-1945
(1975)–H.M. Mos, M.G. Schenk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
Afscheid der joden van Nederland.aant.Vaarwel, vaarwel, gij lieve lage landen,
waar ons geluk gewoond heeft en ons leed;
waar wij den golfslag hoorden aan de stranden,
en 't karretje, dat langs een zandweg reed.
Wij trekken zwijgend door de duistre straten.
Wij zijn ontworteld. En bij elken stap
kwelt ons de pijn om wat wij achterlaten
op dezen harden weg der ballingschap.
Wij staren om ons heen, bepakt met zorgen.
Op een perron wuift vaag een vriendenhand.
Zacht loeit een boot door dezen grauwen morgen.
Het is het afscheid van ons vaderland.
Vaarwel, vaarwel dan...... Door een mist van tranen
zien wij weer alles, wat ons dierbaar was,
ons lichte huis, bebloemde duine-banen
en 't wuivend riet langs de Westeinder-plas.
Wij zien de volgeladen wolke-luchten
boven een strakke rood-en-grijze stad,
een rechte vaart, een bongerd zwaar van vruchten......
Nooit hebben wij dit land zoo lief gehad.
Vaarwel, goed land, het denken geeft ons sterkte
aan d'oude havens van ons voorgeslacht,
de stoere stad, waar Rembrandt's vrienden werkten
en 't stille dorp, waar eens Spinoza dacht.
Hier schilderde Israëls zijn visschersmenschen,
Mendes da Costa hieuw er Chris de Wet,
O land van veler daden, veler wenschen,
ook ons klein stempel is op u gezet.
De trein raast in den nacht, door vale heiden:
hoe sleurt ons zijn geweld over een brug.
Wij zien de donk're bosschen langs ons glijden.
Een slapend dorp...... Keeren wij ooit terug?
De grens. Een laatste blik naar onz' landouwen,
- en niemand staat ons bij in dezen nood -
Vaarwel, vaarwel, het vaderland getrouwe,
zijn wij tot in den dood.
|
|