| |
| |
| |
[Aantekeningen]
6. | Ik sla de trom, door Jan Greshoff, eerder verschenen in zijn bundel ‘Bruine liedjes’. |
9. | Voor West Europa, al voor de oorlog gedicht door A. Roland Holst. |
10. | Dedit fructus eorum locustae, door Geerten Gossaert (prof. dr F. Gerretson), gedicht in de vroege ochtend van 10 mei 1940, toen de dichter in Den Haag uit zijn kamer een brandend vliegtuig naar beneden zag scheren. Het gedicht is tijdens de oorlog verschenen in een herdruk van Gossaerts enige dichtbundel Experimenten; door de Latijnse bijbeltekst onderkenden de nazi-censoren de bedoeling niet, de Nederlandse lezers echter in overgrote meerderheid wel. |
11. | Nieuw Nederlandsch lied, door Anton van Duinkerken (Dit is volgens Van Duinkerken de oorspronkelijke versie. Bij het overtypen in de bezettingsjaren werden teksten vaak verminkt. In het illegaal verschenen Geuzenliedboek, eerste vervolg, is zo'n verminkte tekst opgenomen). |
12. | De seditieuse en politieke liedekens, door G.L. Tichelman. |
14. | 13 mei 1940, door ds W.L. Welter, hofpredikant van koningin Wilhelmina. Dit versje is nog legaal gedrukt op een prentbriefkaart met een foto van de koningin, vrijwel onmiddellijk na de capitulatie. Het was de spontane reactie van de hoogbejaarde predikant op het door velen op dat ogenblik ten onrechte als vlucht beschouwde vertrek van koningin Wilhelmina naar Engeland. |
15. | 31 augustus 1940, door J.J. Vroegop; tijdens de bezetting verscheen dit lied onder het pseudoniem Marnix. Vroegop was lid van een knokploeg in de omgeving van Den Haag.
Het is ook toegeschreven aan Lina Both uit Waalwijk. |
17. | 31 augustus 1940, door Bert Bakker. Dit vermoedelijk door zijn oom S.J.P. Bakker te Amsterdam gedrukte gedicht is het tweede gedrukte verzetsvers. De heer S.J.P. Bakker is met vier van zijn medewerkers begin 1945 standrechtelijk gefusilleerd, nadat er in zijn drukkerij een inval was gedaan vlak voor het ogenblik waarop Wim Speelman, van ‘Trouw’, een nummer van het volgende te drukken bulletin kwam bespreken en in de val liep: een der zwaarste slagen die Trouw troffen. |
21. | Bij de geboorte van onze jongste prinses, door Jan H. de Groot, één van de eerste medewerkers van Vrij Nederland |
24. | Neêrland-Indonesia, door G.L. Tichelman |
24. | Europa, vernietig Japan, door Dop Bles, alias J. van Gelderen (al in 1932 gepubliceerd in de bundel Noodklok). |
28. | Bij het graf van den Nederlandschen onbekenden soldaat, door Martinus Nijhoff. |
28. | Groet der martelaren. Verschenen in De Vrije Kunstenaar, oktober 1943; op muziek gezet door Willem Landré. |
29. | Gebed voor prof. dr K. Schilder, door Hein van Oranje (pseudoniem van A. van Atten, te Rotterdam, die onderduikers aan valse ‘Ausweise’ hielp en het kerkelijk verzet stimuleerde). |
29. | Opdracht van een gefusilleerde, door Elisabeth Hannema-van Maasdijk, moeder van de gefusilleerde Guus Reitsma. |
30. | Bij den dood van Joris de Heus, door ds J.J. Buskes, die tegelijk met de groep De Heus gevangen zat aan het Haagse Veer in Rotterdam. De Heus is in september 1941 gefusilleerd (1940 is een drukfout). Dit gedicht is o.a. in februari 1945 verspreid door D.A.V.I.D. |
| |
| |
32. | Het vonnis van 13 maart 1941, door Rie Cramer, die een groot aantal geuzenliederen heeft gedicht. |
32. | 13 maart 1941, door Yge Foppema. Het bericht van de moord op 18 Nederlanders (zie ook ‘De achttien doden’, pag. 33) greep hem zo aan, dat hij voor het eerst van zijn leven een gedicht schreef. Foppema heeft de geschiedenis van dit gedicht, de variaties die er op ontstonden en de weergave ervan door Radio Oranje, beschreven in zijn inleiding op ‘oude en nieuwe Geuzenliederen’ (Bezige Bij, 1947). |
33. | De achttien dooden, door Jan Campert. Dit gedicht van de later omgekomen Jan Campert is op 5 maart 1941 geschreven onder de titel ‘Het Lied der Achttien Doden’, en in 1943 als eerste rijmprent door de illegale Bezige Bij uitgegeven om fondsen te werven voor de hulp aan joodse kinderen. Pas toen werd het algemeen bekend en terecht zeer hoog aangeslagen. |
35. | Virelai, door Halbo Kool, als eresaluut aan Jan Campert. |
36. | Twee en zeventig, door K.H.R. de Josselin de Jong. Zoals Jan Campert spontaan reageerde op de terechtstelling van 18 verzetsstrijders, deed Kitty de Josselin de Jong het op die van 72 ter dood gebrachten. |
37. | Tusschen muur en geweerloop, een selectie van in de gevangenis door Jaap Sickenga vervaardigde gedichten. Sickenga werd op 11 mei 1942 gefusilleerd. Zijn vader gaf zijn gedichten illegaal uit onder de titel Memento vivere. |
39. | Mijn handkoffer, door Melis Stoke (pseudoniem van Herman Salomonson); uit de bundel ‘Recrutenschool’. |
40. | Soldatenschool, door Melis Stoke; uit dezelfde bundel. |
40. | Allerzielen, door Rie Cramer |
41. | De ballade van de ter dood veroordeelden, door Yge Foppema, die het gedicht schreef in cel 595 van het ‘Oranjehotel’ te Scheveningen. Hij had het motto gezien in een cel op het Binnenhof en het was hem blijven achtervolgen. Door verminking is in de tweede strofe de zevende regel weggevallen. Men moet lezen: ‘Zij waren altijd in elkaars gedachten, terwijl zij samen op het einde wachtten’. Foppema schreef het gedicht na een gesprek met zijn celgenoot Jan Verhagen uit Haarlem, aan wie het gedicht is opgedragen. Verhagen zat in zorg over het lot van zijn ouders. De figuren zijn getekend naar lotgenoten uit de gevangenis; in feite waren zij geen van allen ter dood veroordeeld, maar hun lot hing wel aan een zijden draad. Tenslotte hebben allen de oorlog overleefd. Evenals in 13 maart 1941 is er een aantal verminkingen in dit gedicht geslopen. In het gedenkraam voor de verzetsslachtoffers in de St Jan in Gouda staat een strofe in verminkte versie. |
43. | Ter dood veroordeeld, door Adolf Snijders, die in augustus 1943 terecht werd gesteld na een OD-proces (OD was de aanduiding van de illegale ordedienst, de organisatie van ondergedoken militairen o.l.v. de kolonel Jhr. P.J. Six). |
43. | Dolfs bevrijding, door Ir G.C. Snijders, de vader van Adolf Snijders. Onder het pseudoniem Gijsbert Cornelius gaf Ir Snijders na de bevrijding een bundel Geuzenliederen uit bij Ten Have in Amsterdam. |
44. | Naamloos vers voor de naamlozen, door Gerard den Brabander. |
44. | Heilige mis voor een gevallene, door Gerard den Brabander. De gevallene was Sjoerd Bakker. |
45. | Executie, door K.H.R. de Josselin de Jong. |
| |
| |
46. | Alleen zijn, door prof. Titus Brandsma S.J. |
47. | De dooden, door Muus Jacobse (pseudoniem van Dr. K.H. Heeroma, † 21 nov. 1972). |
48. | Ik kan niet zingen meer, door Johan Schimmel. Schimmel geboren 7 april 1919 in Amsterdam, studeerde daar economie; hij werkte voor de OD. In 1942 werd hij gearresteerd, beticht van het verspreiden van pro-joodse pamfletten. Hij werd via Amersfoort overgebracht naar Neuengamme. De gedichten ontstonden daar tussen 1 september en 3 december 1942. Hij werd vrijgelaten en begon meteen weer met illegaal werk. Hij nam o.a. deel aan de geslaagde overval op het distributiekantoor te Huizen, op 19 juli 1943. Hij werd weer gearresteerd en op 23 oktober 1943 gefusilleerd. |
49. | Tank en Langstme, door Willem Santema; geschreven in Vught, waarheen hij was overgebracht na zijn arrestatie in december 1943, en waar hij gefusilleerd is op 5 augustus 1944. Zijn gedichten zijn uitgegeven in de bundel ‘Fersen’. |
50. | Doodvonnis, door L.J.P. Braat (geschreven op de dag der terechtstelling en afgedrukt in De Vrije Kunstenaar, juni 1944). |
54. | Het schot, door Nel Tergast. |
54. | Executie Weteringplantsoen, door Jan H. de Groot. Bij deze executie werd dr J. Koopmans, schrijver van ‘Bijna te laat’ (1940) dodelijk getroffen door een verdwaalde kogel. |
55. | Haarlem maart 1945, door G.L. Tichelman na een standrechtelijke executie. |
60. | Aan professor Cleveringa, die voor de juridische faculteit van de Leidse universiteit een protestrede hield tegen het ontslag van joodse ambtenaren, met name van Prof. Dr. Eduard Maurits Meyers, een briljant rechtsgeleerde. Na die rede werd de Leidse Universiteit door de bezettende macht gesloten. De dichter van dit lied is ons niet bekend. |
61. | Joodsch kind, door Henk Fedder (kassier aan de R'damsche Bank, die al vóór de oorlog dichtte, doch pas na de oorlog enkele bundels publiceerde). Dit Jodengedichtje behoort tot de meest geciteerde in de oorlog. Het is opgenomen in Van Vrieslands bloemlezingen-serie van Nederlandse dichters. |
61. | Aan de Joodsche Doctoren, naar Duitsland teruggeroepen, door Rie Cramer. |
62. | Een eerelint, door de theologische student Jan Vuist. |
63. | Afscheid der Joden van Nederland, door Mr. Sem Davids, vroeger redacteur van De Telegraaf, na 1945 redacteur van De Groene. Tijdens zijn onderduiktijd in Friesland redigeerde hij, op grond van radioberichten, geheel zelfstandig een clandestiene krant. |
64. | Eenzaamheid. Een samenstelling van verschillende gedichten door Prof. Dr J. Presser. |
66. | Westerbork, door Muus Jacobse. |
67. | Progrom, door H. Marsman, verschenen in Tempel en Kruis, 1939, doch zonder deze (foute) titel. Het Russische woord pogrom (verwoesting) wordt vaak verhaspeld! In de verzamelde gedichten van Marsman (Querido, 1951) staan boven de twee gedichten de nummers XXV en XXVI. |
68. | Moderne Kinderkruistocht. Eigen bewerking van Martinus Nijhoff |
70. | De Joden tot Hitler, door Mr Sem Davids. |
| |
| |
72. | Koning Peter, door Rie Cramer |
73. | Aan Frankrijk, door Rie Cramer (in de illegale Geuzenliedboeken is aan dit lied een couplet toegevoegd door Albert Helman en G.L. Tichelman). |
74. | Toulon, door H.M. van Randwijk. |
75. | Stalingrad, September 1942, door Mr Sem Davids |
76. | Het zesde Leger, door Ir G.C. Snijders. |
78. | De Russen staan in Polen, door Jan H. de Groot |
79. | Vlaanderens verzet, door Mr Sem Davids. Opgedragen aan ‘Jan Moedwil’. Dit was de schuilnaam van Prof. Nand Geersens, een Vlaming in Londen. Hij was een van de meest beluisterde sprekers van de BBC-uitzendingen voor alle Nederlands sprekenden. |
79. | 6 Juni 1944 Decision Day, door Theun de Vries |
83. | Wie roept ons?, door Ir G.C. Snijders |
84. | Bede, door Dr. W.A.P. Smit. Onder het pseudoniem Evert J. Pot gepubliceerd in Dagboek onder 't Kruis, (uitgeg. door de Bezige Bij, febr. '45). |
87. | Kerstnacht 1940, door Rie Cramer |
91. | Gebed, fragment uit ‘Kerstmis 1944’, door K.H.R. de Josselin de Jong |
91. | God geef ons trouw!, door Ir. G.C. Snijders |
92. | NOG!, door Ir G.C. Snijders |
93. | Ballade van de Waarheid, door Jan Engelman (in 1944 gedicht ter ere van het lustrum van de R.K. Utrechtse studentenvereniging Thomas van Aquino. Later bekroond als het beste verzetsgedicht, maar tijdens de bezetting bleef het vrijwel onbekend) |
94. | Wees stil, door Ir. G.C. Snijders |
95. | Het nieuwe jaar 1944, door Ir. G.C. Snijders |
97. | Het wonder van Elia, door Muus Jacobse |
98. | Zondag. (Uit: De toekomst, Delft) |
99. | Gebed op Kerstmis 1944, door Max Nord |
100. | Niet vergeefsch, door Muus Jacobse. Fragment uit ‘Op Nebo's Top’ (‘Margrieten’, 1943). Dit gedicht is tijdens de bezetting onder de titel ‘Gebed’ in Vrij Nederland afgedrukt, en door koningin Wilhelmina voorgedragen in één van haar toespraken via Radio Oranje. Er slopen enkele fouten in dit gedicht. Zeer storend is, in de 8ste regel, het woord ‘kom’; dit moest kim zijn. In de 12de regel staat: het bloed; moest zijn: hun bloed.
‘Op Nebo's top’ begint met de volgende strofe:
Ik denk aan jou, mijn vriend, al zoveel maanden
Gemarteld in het concentratiekamp:
Hoe lang hou jij je in die hel nog staande
Van laffe machtswellust en voetgestamp? |
102. | ‘Konzentrationslager, Holland’, door Rie Cramer |
102. | Concentratiekamp, door Anton van Duinkerken (pseudoniem van Prof. Dr. W.J.M.A. Asselbergs). |
103. | Wildzang, door L.J.P. Braat. (in De Vrije Kunstenaar; augustus 1943) |
104. | Rebel, mijn hart, door Jan Campert |
104. | De wuivende, door Anton van Duinkerken |
105. | Reis naar Den Bosch, door Bert Bakker. Hij schreef dit in Vught, toen hij daar een ontmoeting had met een gijzelaar en de gevangenen, zoals hij ze in dit lied beschrijft op weg zag. (Is niet volledig) |
| |
[pagina XVIII]
[p. XVIII] | |
106. | Waarom.... door H.M. van Randwijk |
108. | Sonnet, door Anthonie Donker (pseudoniem van Prof. Dr. N.A. Donkersloot). |
108. | Gebed voor de gevangenen, door Max Nord |
110. | De gevangenen van vleugel D. door Anthonie Donker |
111. | Avond in de cel, door Joop Westerweel. In de bunker in Vught geschreven, vlak vóór hij gefusilleerd werd in de zomer van 1944. Bij dit gedicht behoort ‘Het Wonder uit den Hooge’, dat al heel gauw afzonderlijk begon te circuleren. (11-8-'44) |
112. | Het wonder uit den Hooge, door Joop Westerweel |
113. | Luchten, door Melis Stoke; (pseudoniem van Herman Salomonson) uit ‘Recrutenschool’. |
114. | Na het morgenappèl, door Johan Schimmel |
115. | Avond in de cel, door Ds K.A. Beversluis, die op 5 september 1942 gevangen genomen werd, één maand in de Koepel te Arnhem gevangen bleef, waar hij dit vers maakte. 8 oktober vervoerd naar Amersfoort, 8 maart naar Vught gebracht, 8 april '43 thuis. Het was zijn vrouw een raadsel hoe dit vers gedrukt kon worden, daar zij het slechts aan een enkele kennis had meegedeeld. |
115. | Celwagen, door Henk Fedder. |
116. | Celbrief, door Muus Jacobse |
117. | De Cel-Inspecteur, door Jan H. de Groot |
118. | Concentratiekamp, door K.H.R. de Josselin de Jong |
122. | Heiniana, door Rie Cramer |
122. | Het nummer, door Jan Greshoff; uit ‘Bruine liedjes’. |
124. | Hoe Duitschland wonden heelt, door H. van Oranje (pseudoniem van A. van Atten) |
126. | Vergelding, door Henk Fedder |
127. | Verloren, door Rie Cramer |
128. | Vergeet mij niet, door Rie Cramer |
129. | Kort Parool. Toegeschreven aan Lou Lichtveld en L.J.P. Braat |
130. | Het angstig voorrecht, door Koos Schuur. Dit gedicht werd in 1942 in De Gids gepubliceerd en werd niet als anti-Duits herkend, tot het in een Geuzen-liedboek verscheen |
130. | Heldentum, door Henk Fedder |
133. | Reiziger doet Berlijn, door Jan H. de Groot |
134. | Wanneer, o Engeland?, door Rie Cramer |
138. | Uit het diepst van mijn hart
Hiervan worden als dichter genoemd Alex de Jong, Bertus Aafjes, en een onbekende vrouw uit Rotterdam; ook mr. J.H. van Doorne uit Utrecht, maar deze laatste gaf een geheel andere versie. Hij schreef aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie 'Reeds in 1941 heb ik bijgaand lied gecomponeerd (het andere - dat in het Geuzenliedboek werd opgenomen - was in Amsterdam toen al lang bekend; red.). Ik kon toen geen uitgever vinden, doch slaagde erin in september '42. Toen zijn enkele honderden exemplaren gedrukt en doorgegeven. Dit doorgeven geschiedde met de wenk, dat in de tweede regel inplaats van ‘vrede’ Oranje moest worden gelezen en dat men de laatste regel van het tweede couplet moest zingen: ‘de komst van Oranje zal melden’; en in de laatste regel van het derde couplet weer ‘vrede’ vervangen worden door Oranje. Aldus
|
| |
| |
| gezongen was het lied niet meer zo onschuldig (Ik ben zelfs zo brutaal geweest het lied op te sturen naar de Cultuurkamer met het verzoek het door onze mannenvereniging te laten uitvoeren; het was immers zo onschuldig: vredesverlangens.
Ik kreeg ten antwoord dat geen verlof werd gegeven ‘met het oog op te verwachten reactie van het publiek’.)
De tekst van Mr. van Doorne, die onder het pseudoniem Joh. v. Gestel schreef, luidt:
Ik snak naar den dag, vol van rood, wit en blauw,
met den vaan van den vrede erboven.
Ik hunker naar woorden van hou en van trouw
Waar de menschheid weer in kan gelooven.
Ik snak naar den dag, dat geen enkele krant
over oorlog een woord nog zal schrijven.
Naar vrede en vrijheid in Hollandschen trant,
Ik, die Hollander ben en zal blijven.
Ik snak naar den dag, dat de driekleur weer frank,
Vrij, voluit over Holland zal wapp'ren,
Met klapp'rende banen vertolkend den klank
Voor den moed en het bloed onzer dapp'ren.
Ik hunker naar 't uur, dat de feestklokken luid
Over steden en dorpen en velden
van 't oosten en 't westen, van noord en van zuid
De weerkomst des vredes vermelden.
Moog dra onze driekleur gelouterd, vereêld
Over 'n herboren Nederland waaien,
Waarin geen partijzucht ons volk meer verdeelt
En waar godsdienst geen haat meer zal zaaien.
Ik snak naar den dag, waarop allen spontaan
Zij aan zij tot het heil van hun land zullen gaan.
Den dag onzer eenheid, in vriendschap en trouw,
Den dag vol van vrede, en rood, wit en blauw.
|
138. | Voorwaarts vaderland.
Ook dit lied staat op naam van twee dichters n.l. Gerrit Jan van der Veen, de beeldhouwer, die groots werk in het verzet verrichtte en gefusilleerd werd, en G.J. van der Waal, die na de oorlog directeur werd van de Nat. Documentatiedienst der illegaliteit te Rotterdam. Het is zeer wel mogelijk dat dit lied de ronde heeft gedaan op naam van Gerrit van der Veen, omdat het tegelijk met een (ander) lied van hem verspreid is hetgeen wel vaker gebeurde. Het waarschijnlijkst is, dat het van v.d. Waal is.
Van dit lied schreef van der Waal nog: ‘Dit lied is door mij gemaakt in de winter van 1942/43. Het werd opgenomen in de illegale bundel Frontsector, die gedrukt werd in het Gooi. Dit vers is tweemaal op muziek gezet. Tijdens de
|
| |
| |
| bezetting reeds door Van Heuven Goedhart (de latere hoofdredacteur van Het Parool red.) en na de bevrijding door Jos Vrancken Jr. uit Den Haag - beide malen zonder mijn medeweten. De heer van Heuven Goedhart heeft het meegenomen naar Engeland en later zijn er met Engeland vaarders foto's van de Koningin meegekomen naar bezet Nederland, op welke foto's H.M. eigenhandig het vierde couplet had geschreven, doch i.p.v. “Koningin” “Wilhelmina”. Zowel de titel als het onderschrift in de Frontsector waren fout; de eigenlijke titel is n.l. “Het eerste commando” en het is niet geschreven als antwoord op de door Geelkerken destijds aangekondigde tegenterreur, doch met de bedoeling om het op de straten te zingen tijdens de bevrijding.’ |
141. | De dag breekt aan, door Rie Cramer |
142. | Zij zullen hem niet knechten, door Rie Cramer |
144. | Vrijheid, door Rie Cramer |
145. | Eén doel, door Rie Cramer |
147. | 't Zal komen, door Rie Cramer |
148. | Op mijn volk, door Wilhelmina L.C. Proost. Zij trad in het verzet niet op de voorgrond, maar ging rustig haar gang en maakte nu en dan een rijm. |
149. | Het uur der vrijheid zal eens slaan, door J.H. Scheps. Uit ‘Geloof en Vertrouwen’. |
149. | Hollandsch lied, door Jan Campert |
151. | Wat doe jij? door Gerrit van der Veen |
154. | Zeg jongens wat wil je? door H. van Oranje (A. van Atten). |
155. | Ode aan de vrijheid, door Luc. Willink (spontaan gedicht op het ogenblik, waarop de Duitsers begin '45 bekend maakten, dat heel westelijk Holland onder water zou worden gezet). |
157. | De laatste ronde, door A. Kaan, econ. drs te Amsterdam, gedicht bij Dolle dinsdag 1944. |
160. | De poort, door Jan H. de Groot |
160. | Winkelmanlied, door Fedde Schurer. Geschreven na de arrestatie van de generaal. |
161. | Winter in Hollands tuin, door H.M. van Randwijk |
162. | Herfst in Holland, door Paul Lenda |
162. | In Holland staat een huis, door Anthonie Donker |
163. | Neêrlands volk, door Wilh.a L.C. Proost |
164. | Holland, door Jan H. de Groot |
164. | Mijn Nederland, toegeschreven aan Ed de Nève |
165. | Liefde voor Holland, door J.W. Schulte Nordholt (onder het pseudoniem W.S. Noordhoff) |
165. | Eén in uw diep verdriet, door Rie Cramer |
166. | Visie, door Elisabeth Hannema-van Maasdijk |
168. | De Kern, door Ir. G.C. Snijders |
170. | Een lied voor de vrouwen van Holland, door Jan H. de Groot. Dit gedicht dankt zijn ontstaan aan een uitlating van Hebe Kohlbrugge, een der medewerksters van Vrij Nederland, die in het voorjaar '42 zuchtte: ‘Steek de vrouwen nu eerst eens een riem onder het hart!’
Zelf had zij grote moed. Zij was 't die de ‘Zwitserse weg’ opende: een weg naar de vrije wereld. Jan H. de Groot bood haar de dag na haar verzuchting dit gedicht aan. Het werd geplaatst in Vrij Nederland, 2e jrg. nr. 15, 4 juni 1942. |
| |
| |
171. | Het illegale blad, door J. Geestzwaard (pseudoniem van Jan W. Jacobs). Uit ‘Voorwaarts en niet vergeten’, uitg. De Distelvink (Ger Soutendijk) - Amsterdam (ook in Vrije Gedachten, nr. 11, 19 febr. 1945). |
172. | De vrouwen van Holland klagen aan!, door Henriette Roland Holst |
176. | Klets hen niet in den dood, door Han G. Hoekstra |
179. | Uit ons ‘volk’. Op 5 maart 1944 verscheen in het illegale blad ‘Ons Volk’ dit sarcastische rijmpje, dat in het Geuzenliedboek helaas een verminkte kop kreeg. |
180. | Het onrecht pocht. Toegeschreven aan J. Sneep, Amsterdam, die enige tijd een ‘gedropte’ marconist met zender herbergde, en zelf gestencilde gedichten verspreidde onder de kop ‘Uit de diepte’. |
184. | Het leger der gezochten, door Anton Schweigmann van het Departement van onderwijs. (onder het pseudoniem Toontje Berger. Hij was lid van de kath. l.o.-groep Bilthoven). Dit gedicht is later opgenomen in ‘Frontsector’ (De oplaag van 30.000 ex. werd verspreid door ‘Vosje’, van Trouw. Onder dit pseudoniem verborg zich H. Veldhuis). |
186. | Staking in het noorden, door Fedde Schurer |
187. | Eén van de knokploeg, door G.L. Tichelman (speciaal gemaakt om de woorden uit die tijd vast te leggen als: duikadres, knokploeg enz. die volgens Tichelman moesten worden bewaard.) |
191. | Aan de Regeering in Londen. Uit: Gedachten zijn vrij! een bundel gedichten door ‘Piet van Amersfoort’ = Jan W. Jacobs. Uitgave van ‘Blauwe Lucht’ - 1945, april (375 exx.). |
192. | Ballade van den Boer. Een persiflage op de befaamde ballade van Werumeus Buning ‘En de boer hij ploegde voort’ door een onbekende, die in dit ‘gedicht’ wel bijzonder onbillijk generaliseerde. |
193. | Na den oorlog, door H. Fedder |
194. | Hollands Glorie-Marsch, door Adolf Snijders. ‘De woorden ‘in deze bajes’ waren het begin van het rijmpje:
In deze bajes
zit geen gajes,
maar Hollands Glorie
potverdorie |
196. | Vliegers die genade kennen, door Hein van Oranje (pseudoniem van A. van Atten). Dit vers is na het gedicht van Ds Welter (zie blz. 14) het eerste veel verspreide gedicht: in juni 1940 in Rotterdam verschenen en twee weken later was het in heel Nederland bekend: van Groningen tot Zeeland en Limburg. |
197. | Een doodgewone man, door W. Chr. Minderman, een onbekende Hagenaar; dit gedicht is ook toegeschreven aan een Utrechtse drukker, doch dit is niet juist. |
198. | Rotterdam, door J.C. Bloem |
198. | Doodenmarsch, door Clara Eggink |
199. | Geboortestad, door Jan Prins |
200. | 25 februari 1941 - Dag van Amsterdam. Vermoedelijk door Mr Sem Davids |
200. | Bezette stad, door Henk Fedder |
201. | Amsterdam, door Henk van Randwijk. Fragment uit ‘Celdroom’. |
202. | Het carillon, door Ida Gerhardt. Geïnspireerd door klokkenspel in Kampen, van de Nieuwe Toren. Ida Gerhardt was daar lerares. |
| |
| |
203. | Vliegtuig boven Amsterdam, door Max Nord |
203. | Den Haag 1943, door K.H.R. de Josselin de Jong |
204. | Uittocht, door Muus Jacobse. Uit: Et Sub Aqua (oktober '44) |
205. | De Velser pont, door G.L. Tichelman |
206. | Ballade van de evacuatie, door J.W.F. Werumeus Buning (ook in zijn ‘legale’ verzamelde werk uitgegeven tijdens de oorlog).’ |
206. | Doodenweg, door G.L. Tichelman. |
208. | Hitler zoals hij in werkelijkheid is, door Gerrit Kamphuis |
210. | De naakte waarheid, door Hein van Oranje |
210. | Kan men Hitler gelooven?, door Hein van Oranje |
214. | One Man, and one man alone, door Rie Cramer |
215. | O, wat een schrik voor de Duce, door Herman B. Fortuin. Via ‘De Watergeus’, een programma van Radio-Oranje. |
216. | 26 juli 1943, door Dr J.R. Callenbach, emeritus-predikant van Rotterdam. Hij schreef deze regels spontaan, nadat het bericht van Mussolini's vlucht hem telefonisch uit Amsterdam was meegedeeld. |
218. | Ras Anton Koeksa, door Mr Sem Davids |
220. | Hallo!, door dr L. de Jong (Radio Oranje) |
221. | De mussenboom, door Mr Sem Davids |
223. | Volière, door Henk Fedder |
225. | Lied van de N.S.B., door Rie Cramer |
226. | Aan het malle mannetje Mussert, door L. Kruidenier † 1954, gemaakt in januari 1943 na een vergeefs bezoek van Mussert aan Hitler. Kruidenier maakte een 300 verzetsliedjes, zond ze naar Engeland en zo kwamen ze weer terug. (Uitvoerige gegevens en compleet ‘oeuvre’ bij Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie). |
229. | In het pak van Duitsch Soldaat, door Yge Foppema. Zelf noemde hij het louter berijmde propaganda. |
233. | De rare sijs, door Mr Sem Davids |
235. | Frans Vergonet, de Verrader, door Fedde Schurer |
237. | Voor zes rooie centen. Is ook uit Engeland gekomen. Volgens dr L. de Jong echter door Radio Oranje uit Nederland vernomen. Het werd gezongen op de wijs van ‘Ständchen’ van Jonny Heykens, uit 1920. Heykens werd later NSB-er. |
240. | Puntdichten, door Mr Sem Davids |
241. | Het zinken stuivertje, door Henk Fedder die ook de tienregelige rijmen van 242 en 243 maakte. |
243. | Ons land is als dit kabinet. Hierover schreef J.R.v.d. Valk, arts: ‘Dit las ik ergens in februari 1941 d.w.z. alleen de eerste vier regels, die toen luidden:
Ons land is als dit kabinet,
Eerst was het vrij, nu is 't bezet
Het is als tussen deze wanden!
Geen winst, doch daaglijks offeranden!
Ik vond dit te pessimistisch en rijmde verder:
Maar dit geldt ook voor allebei:
Straks zijn ze vast en zeker vrij!
Wat zullen wij ons prettig voelen
Als w'al dat vuil dan weg zien spoelen!’
Kennelijk hebben ook anderen zich op dit thema geworpen. |
| |
[pagina XXIII]
[p. XXIII] | |
244. | Koe. Dit lied kwam in alle ernst voor in Propria Cures, het blad van de Amsterdamse studenten (in 1941) |
244. | Nieuw-Nederland, door Henk van Randwijk |
245. | De Klokken, door Jan Engelman |
247. | St. Nicolaasversje. Gezongen door Jetty Paerl voor Radio Oranje |
249. | Moffen liegen... Variatie op Bilderdijks ‘Holland’. |
250. | Dan geven we elkaar de hand... Gezongen door Jetty Paerl voor Radio Oranje |
252. | Aan de gevallen drukkers, door Anthonie Donker (Prof. dr N.A. Donkersloot) |
252. | Dichters van later tijd, door Bertus Aafjes
Van de niet in deze toelichting genoemde gedichten zijn auteur en andere bijzonderheden ons onbekend. |
Dra. M.G. Schenk
H.M. Mos
|
|