Van den heilighen drien coninghen
(1914)–Johannes de Hildesheim– Auteursrecht onbekendAantekeningen bij handschrift B.Pag. 144, aant. 3.Deze appelen worden in de andere mij bekende HSS. niet genoemd. Ik vond ze evenwel vermeld bij Boldensele, l.c. Cap. III, pag. 342. Volgens hem groeien ze in Syrië en Egypte. Eveneens spreekt hiervan Johannes de' Marignolli (± 1355)Ga naar voetnoot1). Hij vertelt, dat deze vruchten groeien in de tuin van Adam op Ceylon. Vandaar de naam Adamsappelen, waaronder ze bekend zijn. | |
Pag. 153, aant. 2.moyeratich. In het Romaans komt voor een vorm als ital. morato, sp. morado enz. = violetkleurig, donkerkleurig, welk woord een afleiding is van het woord voor moerbei (Lat. morum). Kil. heeft mooreyt, color pullus....., ferrugineus, purpuroceruleus. Blijkbaar is dus moyeratich afgeleid van moraet = moerbeienwijn (verg. Verdam) of van een gelijkluidend woord, gelijkstaande met ital. morato = donkerkleurig. De andere | |
[pagina 285]
| |
HSS. lezen hier: D. fol. 29d. ‘ende die is als dunne wijn ende is gruene van verwen ende een wenich drove.....’, H. pag. 225a. ‘Ende dese balsom is ghedaen recht als groenne dunne wijn, die een luttel doncker is.’ |
|