Van den heilighen drien coninghen
(1914)–Johannes de Hildesheim– Auteursrecht onbekend
[pagina 15]
| |
Twede hoofdstuk.
| |
[pagina 16]
| |
schijn zijn gekomen, en wel: Twee in EngelandGa naar voetnoot1), waarvan één uit de 15e eeuw dateert. Dit is gebruikt voor de Engelse vertaling. Vier in BerlijnGa naar voetnoot2). Drientwintig in München. Eén in Trier, dat dezelfde tekst bevat als de drukken, maar met veel fouten. Drie in WeenenGa naar voetnoot3), beschreven in: Tabulae codicum manu scriptorum in bibliotheca palatina Vindobonensi asservatorum. Vindobonae 1869Ga naar voetnoot4). Bovendien is nog één HS. te KeulenGa naar voetnoot5), één te St. GallenGa naar voetnoot6) en één te LeipzigGa naar voetnoot7). Op een HS. in de universiteitsbibliotheek te UtrechtGa naar voetnoot8) werd ik attent gemaakt door P. fr. Bonaventura Kruitwagen. Dit is een bewijs, dat de Latijnse tekst ook in ons land bekend was. Dit handschrift toch is afkomstig van een monnikenklooster te Utrecht, dat het bezat ex donacione honorabilis viri magistri florencii de zoelen. Op fol. 291r lezen we nog eens weer Pertinet regularibus in trajecto. In een handschrift te BaselGa naar voetnoot9) staat het gedichtje, waarmee de Historia trium Regum eindigt. Zo zien we dus, dat veertig handschriften, overal verspreid, nog aanwezig zijn en zonder twijfel zijn er in bibliotheken nog veel meer op te sporen. Behalve deze HSS. zijn mij zes inkunabels bekend, vermeld bij HainGa naar voetnoot10) en GraesseGa naar voetnoot11). Drie zijn gedrukt bij Joh. Guldenschaff te Keulen in 1477Ga naar voetnoot12), 1478Ga naar voetnoot13), 1486. Guldenschaff werkte te Keulen tussen | |
[pagina 17]
| |
1477-1487. Deze drukken zijn alle drie gelijk en eindigen: Liber de gestis ac trina beatissimorum trium regum translacione, qui gentium primicie et exemplar salutis omnium fuerunt christianorum per me Johannem Guldenschaff de Maguncia anno a nativitate christi (volgt het jaartal) fideli exaracione impressus: finit feliciter. Eén inkunabel werd uitgegeven in 1481 te Keulen bij Bartholomeus de UnckelGa naar voetnoot1). Hij drukte van 1475-1485. Op Fol. 77v van deze druk staat: Liber de gestis ac trina beatissimorum trium regum translacione, qui gentium primicie et exemplar salutis omnium fuerunt cristianorum per me Bartholomeum de Unckel anno a nativitate cristi M.CCCC.lxxxi. fideli exaracione est impressus: finit feliciter. Men ziet geheel hetzelfde einde als bij de drie drukken van Guldenschaff; waarmee deze druk mij na vergelijking ook overigens volkomen bleek overeen te stemmen. Onder de titel Legenda sanctorum trium regum verscheen de Historia in 1490 bij Dominicus Richizola in Modena. Fol. 2a Incipit tabula huius libri: qui est collectus de gestis et trnaslationibus [sic] sanctorum trium regum: qui corporaliter Coloniae sunt translati: anno M.c.lxiiij. Fol. 52b Explicit liber sanctorum trium regum Coloniae quiescentium: in quo describuntur diversa mundi loca: et conditiones hominum in ipsis habitantibus [sic]: Impressus Mutinae per me Dominicum Richizola: Anno domini M.CCCC.lxxxx die xvii. Augusti. De zesde inkunabel is gedrukt te Keulen bij QuentellGa naar voetnoot2) in 1514, als Historia gloriosissimorum trium regum integra ...... Het voorkomen van een Latijns HS. te Utrecht, van verschillende inkunabels en vooral van de Mndl. vertalingen, die van allerlei kanten tot ons zijn gekomen, bewijst, dat ook in de Nederlanden verscheiden handschriften van de Historia trium Regum aanwezig moeten zijn geweest. Vertalingen. Niet alleen echter de Latijnse bewerking was bekend; Franse, Duitse, Engelse, zelfs een Deense vertaling zijn verspreid geweest, wat ook alweer pleit voor de buitengewone populariteit, die de Historia genoot en tevens voor de wetenschappelike en literaire betrekkingen, die er tussen de voornaamste Westerse landen bestonden. | |
[pagina 18]
| |
Een Franse vertaling van de Historia van Joannes de Hildesheim vond ik in twee Franse inkunabels van 1498Ga naar voetnoot1) en 1543Ga naar voetnoot2). De eerste inkunabel heeft de titel: ‘La vie des trois Roys, Jaspar, Melchior et Balthazar, translatée de Latin en François.’ Aan het eind staat: ‘Imprimee a Paris par Jehan Treperel demourant sur le Pont Nostre Dame à l'image St. Laurent, VI de Fevr. l'an mil CCCC.IIII.XX et XVIII.’ De twede draagt tot opschrift: ‘La vie des très glorieux trois rois, lesquels vindrent adorer J. Christ en sa nativité translaté de latin en françois.’ Metz, Palier dit Marchand, 1543. De Heer G. Busken Huet was zo vriendelik mij mee te delen, dat hem geen handschriften van de Franse tekst bekend zijn. Ook de beide inkunabels moeten naar zijn mening uiterst zeldzaam wezen. De Bibliothèque Nationale te Parijs bezit geen enkel handschrift, evenmin een exemplaar van de inkunabels. Duitse vertalingen. Op aansporing van Goethe heeft G. Schwab een Hoogduitse vertaling uitgegeven van het handschrift, door Goethe ontdekt. Het Heidelberger HS., dat hij ter vergelijking daarbij gebruikte, wordt door hem beschrevenGa naar voetnoot3). Het bevat een slordige, Nederduitse bewerking van de Latijnse tekst, doch sluit zich vrij nauwkeurig daarbij aan. Een opperduitse vertaling komt voor in de Bibl. Nat. te ParijsGa naar voetnoot4). De Heer G. Busken Huet heeft de buitengewone welwillendheid gehad, de inhoudsopgave der verschillende kapittels van dit HS. voor mij te kopiëren. Bij vergelijking van deze inhoud met die van de Latijnse inkunabels blijkt, dat de voornaamste punten van de Duitse vertaling in hun opeenvolging en samenhang overeenstemmen met de Latijnse tekst. Vele uitweidingen over bijkomstige onderwerpen, die met het eigelike verhaal niets te maken hebben, zijn weggelaten. De indeling der kapittels is zeer willekeurig, houdt zich in 't geheel niet aan de Latijnse | |
[pagina 19]
| |
indeling, waardoor de Duitse vertaler komt tot 57 hoofdstukken, terwijl het Latijn er 46 heeft. De Duitse tekst moet dus een geheel vrije, verkorte bewerking zijn van het Latijnse origineel. Volgens de Heer Huet is het handschrift versierd met onhandig, naief uitgevoerde miniaturen, voorzien van onderschriften. Reeds in 1389 is een Duitse vertaling gemaakt, waarvan een afschrift uit het jaar 1420 zich bevindt op de Bibliotheek te BaselGa naar voetnoot1). Het onderschrift hiervan luidt: ‘dis büchlin ist von latin ze tutsch braht got ze eren und siner liebin muoter marien und ouch ze dienst der erbern frouwen frou Elsbethen von Kaczenellebogen frow ze Erlbach in dem jar von gocz geburt tousend drühundert und nün und ahzig jar alexii confessoris scriptus est autem iste liber anno dom. M0.CCCC0.XX0. feria 5a ante laurentii.’ Volgens Usener is dit de kortste Duitse bewerking en heeft deze ten grondslag gelegen aan de oude Duitse drukken. Door de zeer vriendelike mededeling van Dr. de Vreese werd ik nog op enige handschriften met de Duitse tekst attent gemaakt, die zich bevinden in het Brits MuseumGa naar voetnoot2), te BerlijnGa naar voetnoot3), DarmstadtGa naar voetnoot4), TrierGa naar voetnoot5), St. GallenGa naar voetnoot6), MünchenGa naar voetnoot7), WeenenGa naar voetnoot8). Een Duitse bewerking is uitgegeven door Fr. Xaver Wöber, Hystoria von de heilig drein Kuning. Wien, 1857. Deze is afkomstig uit de boekerij van het Grieks-Katholiek kapittel te Przemysl. Ook KehrerGa naar voetnoot9) geeft de tekst van een legende Von den heyligen drey kungen ir leben und ir legendt, naar een HS. Cod. Germ. 504 van de K. Hof- und Staatsbibl. te München uit het jaar 1475. Hij vermeldt nog een twede HS. Cod. Germ. 1103 van 1458. Deze | |
[pagina 20]
| |
legende bevat de kern van de Historia Trium Regum met allerlei toevoegsels aan andere schrijvers ontleend en met weglating van het gehele slot, waarin onze auteur handelt over verschillende Christelike sekten en de stad Keulen. In het geheel ken ik dus het bestaan van twintig Duitse handschriften. Drukken van de Duitse bewerking zijn mij drie bekendGa naar voetnoot1). Twee zonder datum en zonder naam van de drukker. Ze zijn volkomen gelijk. FlossGa naar voetnoot2) vermoedt, dat ze gedrukt zijn bij Joh. Preyss te Straatsburg, aangezien ze overeenstemmen met andere uitgaven van volksboeken bij hem in 1480 gedrukt. Deze inkunabels zijn vrije vertalingen van de Historia met het karakter van volksboeken. Fol. 3a: ‘Hie hebt sich an ein buch gesetset in eren unsers herren Jhesu cristi und seiner muter marien und der heyligen dreyer kunige wirdikeit wie sy in die lande kamen und ander werck die sy begangen unde volbracht haben untz in ir ende und von mangerley sitten ires landes. Darnach wie sy nach irem sterben zerstrewet und von einander kumen seind und durch Helena wider zu samen bracht und zu letzst wie sy Bischoff Reynold in teutsche land gen Cöllen gefuret hat dar sy noch heut bey tage rasten.’ De derde inkunabel werd gedrukt bij Heinrich Knoblochtzer te Straatsburg ± 1482. Tenslotte moet ik nog vermelden, dat SimrockGa naar voetnoot3) Die heiligen drei Könige heeft uitgegeven als volksboek, waarbij hij als voorbeeld nam de vertaling van 1389 in het handschrift te Bazel. De tekst van een Engelse vertaling publiceerde Horstmann vanwege de Early English Text Society in 1886, no. 85. Hij noemt tien Engelse handschriften, die hij in drie groepen verdeelt. Daarnaast bestaan verschillende oude drukkenGa naar voetnoot4) van Wynkyn de Worde te Londen uit de jaren 1499, 1511, 1526, 1530 en nog een uitgave zonder datum (Emprynted at Westmester by Wynkyn de Worde)Ga naar voetnoot5). Geen enkel manuskript | |
[pagina 21]
| |
bevat de oorspronkelike tekst, alle zijn meer of min verminkte afschriften. De twede groep heeft de tekst, die algemeen wordt aangenomen en is het meest in overeenstemming met de Latijnse bron. De eerste vertaling in het Engels dateert van ± 1400; de vertaler is niet bekend; alle handschriften vertonen echter een Midlands dialekt. De oorspronkelike vertaling moet een verkorte bewerking zijn geweest van het Latijnse origineel. Een Deense Kronike om de heilige tre Konger, verkort naar Johannes v. Hildesheim verscheen te Kopenhagen in 1872. Voor zover ik weet bestaat er slechts van de Engelse tekst een kritiese uitgave. De andere handschriften-groepen zijn nooit in hun geheel onderzocht en vergeleken. Voor de verspreiding van de legende in Nederland verwijs ik naar Hoofdstuk V. |
|