een aanwensel is, dan wel een karaktertrek, die uit deze of gene gelaatstrekken is op te maken; alleen dit: Bertha zag er zeer goed uit, terwijl de schrandere uitdrukking harer ogen het deed bejammeren, dat zij het haar geschonken talent niet aan edeler navorsingen wijdde dan de vermoedelijke drijfveren van anderer daden.
‘Weet er ook iemand, hoe het de jonge mevrouw B. tegenwoordig maakt?’ vroeg, na een ogenblik van stilte, een der dametjes.
Bertha nam het woord, daar zij als dochter van een der meest gezochte geneesheren altijd op de hoogte was omtrent den gezondheidstoestand, en de zekerste berichten kon meedelen aangaande zieken, die meer of min de algemene belangstelling wekten, - voor iemand, die gaarne spreekt en door het meedelen van tijdingen een zeker gewicht meent te verkrijgen, een niet gering voorrecht.
‘O, het gaat tegenwoordig vrij goed;’ ving ze aan met ene spraak, die Edward niet zonder reden welluidend had genoemd, ‘papa zegt ten minste, dat ze geheel is hersteld.’
‘Ach zo,’ sprak Anna ‘en is ze al weer wat getroost over het verlies van het lieve kindje?’
‘Ten minste’ hernam Bertha ‘voor hare gezondheid zou het wenselijk zijn, want hare gehele ongesteldheid was een gevolg van de zenuwen; ze is ook ontzettend bedroefd geweest.’
‘Niet te verwonderen,’ merkte nu het ene lieve blondje aan, die zich nog weinig had doen horen ‘een eerste kindje, en dan zulk een engel, ik heb het dikwerf op den arm van de min gezien, maar het was een beeld; het is een droevige slag voor Mathilde die zo hoogst gevoelig is.’
Bertha kuchte en nam het woord: ‘dat is wel waar, het is een delicaat gestelletje en hoogst gevoelig, ik heb het altijd een groot verlies gevonden voor den krans, dat zij eruit is, want wat kon ze heerlijk reciteren, en altijd zo gereed, zonder zich lang te laten bidden, terwijl al wat ze voordroeg, al had men het nog zo dikwijls gelezen, een indruk maakte, dien men er nimmer van gehad had; naar ik hoor, moet ook Karel G., die zulke mooie verzen maakt, haar eens hebben toegevoegd: “De dichter, wiens voortbrengselen door u worden uitgesproken, wordt trots op zich zelven”, maar dat komt ook, omdat ze zo fijn gevoelt; als nu het gevoel haar maar niet, zoals pa wel eens zegt, de meester wordt, want dat vind ik altijd ongelukkig, en daar zou ik wel wat voor vrezen bij Mathilde; ten minste, dit geval vind ik dat ze wel wat ver trekt.... als [ge] u verbeeldt,’ vervolgde zij, terwijl hare stem zachter werd, naarmate hare woorden ene andere wending namen, ‘het is nu drie maanden geleden, en er mag nog gene de minste toespeling op gemaakt worden. Ja, Van B. draagt nog altijd zorg, die huizen met haar te vermijden, waar hij vooronderstelt, kindertjes van dien leeftijd te zien, dat vind