| |
| |
| |
Agatopisto, over den zelfmoord
NA DEN BLOEI der Renaissance werd het in Italië onder de welgestelden een mode zich bezig te houden met litteratuur, filosofie of archeologie, trouwens er bleef niet anders te doen voor de levendige geesten nu zij zich in geen enkele stad, hetzij republiek, hetzij tyrannie, meer met het bestuur der zaken mochten bemoeien. En in iedere stad richtten zij een vereeniging op, een soort rederijkerskamer, die den naam academie droeg, naar het voorbeeld van de Crusca in Florence. Op hun bijeenkomsten konden de academici na de muziek argumenteeren over de stelsels der antieke filosofie, kritiek oefenen over den stijl hunner medeleden, vertoogen houden over de waarde van gewestelijke woorden van hun moedertaal. Op gezette tijden brachten zij hun manuscripten ter tafel over een onderwerp dat zij eenparig gekozen hadden en het beste werk werd na breedvoerige gedachtenwisseling gedrukt en aan de leden rondgedeeld.
| |
| |
Wie het niet eens was met de keuze van zijn genooten liet gewoonlijk zijn manuscript op eigen kosten drukken. Boeken over hetzelfde onderwerp verschenen daarom vaak tegelijkertijd. In de huizen van alle gegoede burgers zag men dan ook vele boeken, gebonden in grillig gekleurd karton of in perkament. Dat het meerendeel daarvan verdwenen is of nog slechts zonder band gevonden wordt, komt omdat de 19de eeuwsche nakomelingen ontdekten dat het pergament meestal afkomstig was van oude handschriften, die wellicht meer waarde hadden dan de boeken uit de 17e of de 18e eeuw.
Uit dien tijd der academies is ook het gebruik der nuptiale boeken. Ter herinnering aan hun bruiloft plachten bruid en bruidegom van letterlievende ouders een geletterde onder hun verwanten of vrienden op te dragen een verhandeling te schrijven over een onderwerp van de historie of de filosofie. Dit gebruik is nog niet geheel en al vergaan en hoewel men er niet dikwijls van hoort, komt het ook nu nog wel voor, dat de vrienden van een bruidspaar zulk een boek per nozze ten geschenke krijgen.
Er bestaat weliswaar geen onderwerp waar- | |
| |
over niet een boek geschreven is, zelfs in de 18e eeuw al, maar wanneer men in kleine steden snuffelt komt men boeken tegen over onverwachte onderwerpen waar thans niemand meer belang in stelt. Iemand, die nog veel meer verlangde te lezen dan de hedendaagsche romans, legde zich eens toe op het verzamelen van dergelijke curiosa, hij bezat een verbluffende verscheidenheid van zonderlinge boeken. Het eerste, dat hij uitleende en waarvan hier gesproken wordt, behandelde een onderwerp dat betrekkelijk onnoozel genoemd kan worden in vergelijking met menig ander.
In de rustige stad Lucca had men natuurlijk een academie en eenige drukkerijen, want er woonden vele grondbezitters die zich aan litteratuur en wijsbegeerte konden wijden. Dit is de titel van een boek dat een hunner schreef: Istoria critica e filosofica del Suicidio ragionato, di Agatopisto Cromaziano. In Lucca mdcclxxx. Presso Francesco Bonsignori, Con Approv. (namelijk van het stadsbestuur). De uitgever van dezen druk, die den voorraad van den ‘grandiosen’ boekwinkel van Riccomini had overgenomen, verklaart in het voorwoord dat er zooveel navraag was naar het werk
| |
| |
van den vermaarden schrijver, dat de Republiek der Letteren hem ongetwijfeld dankbaar zal zijn voor dezen herdruk.
De geleerde Agatopisto behandelt in het eerste hoofdstuk den zelfmoord bij de Oosterlingen, de Afrikanen en de Kelten. Daar hij alleen wil spreken van den voorbedachten zelfmoord, niet van dien begaan in drift, wanhoop of waanzin, begint hij met de grondstelling, dat de oorzaak van den zelfmoord te zoeken is in de overtuiging dat de mensch, door zich te dooden, een beteren staat verwerft. Tot deze overtuiging kon men door twee tegengestelde denkwijzen geraken: Indien de ziel onsterfelijk is, meenden sommigen, wordt men, aan een ellendig heden een einde makende, een zalige eeuwigheid deelachtig; indien de ziel sterfelijk is, meenden anderen, is het niet-bestaan toch zeker beter dan het slecht-bestaan. Dat de Chineezen en andere Oosterlingen lichtvaardig over den zelfmoord dachten, verklaart hij uit de leer van Boeddha om terug te keeren tot een staat zonder begeerte, handeling of begrip. Met Boeddha, dien hij een bedrieger noemt, is hij het volstrekt niet eens, noch met Confucius, eveneens een verspreider van goddelooze beginselen, en hij verbaast zich
| |
| |
dat sommige uitstekende filosofen eenige waardeering voor hen konden hebben, ofschoon toch één Leibniz tienmaal meer was dan Confucius met heel China op den koop toe.
Uit zijn lectuur bleek Agatopisto voorts dat de Assyriërs weinig neiging tot zelfmoord gevoelden; de Perzen en de Turken hielden er evenmin van; de Hebreeuwen hadden een te zuivere moraal om daarin hun heil te zoeken.
In Afrika was ten tijde van Cleopatra de zelfmoord zeer in zwang. Toen Marcus Antonius zich in eenzaamheid had teruggetrokken in een huis dat hij, uit bewondering voor Timon van Athene, den aarts-prediker der zelfvernietiging, Timoneum had genoemd en zich daar weldra verveelde, liet hij zich uitnoodigen in het paleis van Cleopatra en tezamen met haar stichtte hij de academie der Commorienten, een soort Suicide Club, welker leden zich verbonden zich in groepjes tezamen van kant te maken. Zij deden dat even vlot als de leden van de academie Arcadia te Lucca hun sonnetten schreven. Cleopatra leidde het onderzoek naar de werking der vergiften, waarbij de proeven werden genomen op veroordeelden. Toen zij zich overtuigd hadden dat de beet van de adder het snelst werkte,
| |
| |
met de minste ongemakken, maakten alle leden op deze wijze academisch een einde aan hun leven. Dit was, verzuchtte Agatopisto, tenminste ander werk dan in de academie van Parijs verricht wordt.
Bij de oudste bewoners van Europa, de Kelten, wordt de zelfmoord veelvuldig, omdat hun wijze mannen, de Druïden, leerden dat de menschenziel een deel was van de Al-ziel. Agatopisto meende dat de antieke filosoof Pythagoras de fabel van de zielsverhuizing van deze Druïden had overgenomen en dat zij, door hem aan volgende filosofen overgegeven, haar bestaan kon voortzetten. Plato, die immers zooveel van de Pythagorici overnam, schijnt niet tegen den zelfmoord geweest te zijn, hoewel hij dit niet uitdrukkelijk verklaarde, wellicht bevreesd door het voorbeeld van Socrates, en hoewel hij zeide dat het den mensch niet veroorloofd is het leven zonder vergunning te verlaten.
Met de cynici en de stoïcynen was het erger gesteld. De eerstgenoemden vooral, met hun ongekamde haren en hun walgingwekkende tunieken, koningen en magistraten bespottende, al wat schoon en verheven was verachtende, wetenschap, kunst, roem, rijkdom, lusten en
| |
| |
geneuchten, waren de gevaarlijkste bevorderaars van den zelfmoord. Van Diogenes was bekend dat hij kranken een zwaard bracht om zich van de pijnen te verlossen en dat hij zijn stadgenooten uitnoodigde zich aan zijn vijgeboom te verhangen.
Alle verscheidenheden van den zelfmoord door de oude schrijvers genoemd, worden door Agatopisto opgesomd, zelfmoord terwille van het vaderland, van de gemeenschap, terwille van de vriendschap en de liefde. De eer en de roem, zegt de geleerde, hebben altijd gehouden en houden ook thans nog een ongebreidelde heerschappij over het menschelijk geslacht; de ware eer en roem echter wonen niet in paleizen en breede gebieden, noch in duellen of op slagvelden gelijk het onverstand gelooft. Maar het is de valsche opvatting van de eer die tallooze zelfmoorden heeft veroorzaakt. Voor haar eer zijn ook vele vrouwen vrijwillig in den dood gegaan, talrijk zijn de voorbeelden van zelfmoord ter bescherming van de kuischheid. Toen de Teutoonsche vrouwen Marius gesmeekt hadden om in slavernij bij de Vestaalschen te gaan en hij geweigerd had bij het roepen van de soldaten, hingen zij zich allen op. Cicero schreef
| |
| |
dat tot een schandelijke gedachtenis van het beestachtige Romeinsche Rijk edele Byzantijnsche maagden zich in een put wierpen. Het martelaarschap van zoovele maagden in den vroegen Christen-tijd achtte Agatopisto geen zelfmoord daar immers haar daden bij goddelijke inspiratie werden bedreven. Over het geval van een uitermate kuische Spaansche vrouw, Maria Coronel, laat hij zich schamper uit. Haar man gesneuveld zijnde en zij naar Italië gevlucht, vreesde zij wegens haar jonge jaren dat zij haar kuischheid niet behoeden kon en gaf zij zich daarom den dood. Hier toont de filosoof zijn oorspronkelijkheid. Gedurende eeuwen, zegt hij, vinden wij slechts dezen eenen zelfmoord van een vrouw vermeld en het is maar goed, dat er niet meer waren zooals deze, want ik geloof niet dat de onkuischheid zelve erger is dan deze redelooze kuischheid.
Dan is er een hoofdstuk gewijd aan hen die zich van kant maakten wegens een zekere faam van belachelijkheid. De satire, zegt Agatopisto, is een wufte zaak zonder beteekenis; niettemin waren er altijd menschen met nog minder beteekenis, hetgeen zij toonden door de kwelling der satire te ontvluchten in den dood. De Griek- | |
| |
sche dichter Hipponax was klein, mager en leelijk. De broeders Bupalos en Athenides, beeldhouwers uit Chios, maakten een karikatuur van hem waar iedereen om lachen moest. Maar de dichter, niet zoo klein en misvormd van ziel als van lichaam, trommelde een bliksemend legioen van iamben tezamen, waarmede hij de beeldhouwers zoo geducht overviel, dat zij niet beter konden doen dan zich uit schaamte te worgen.
In zijn eigen tijd kwam de zelfmoord het meest voor in Engeland en daarover verbaast de schrijver zich geenszins, vermits in dat land het koude, nevelige klimaat, weinig van de zon begunstigd, gemakkelijk tot zulk een uiterste kan voeren, gelijk men ook waargenomen heeft dat de zelfmoord daar in November en December het veelvuldigst is. De bewoners van dat eiland vatten den zelfmoord ook als stoïcijnen op; wie met de wereld hier beneden niet tevreden is, zeggen zij, kan beproeven of het ergens anders beter is, men doet er niemand schade mee.
Tenslotte verzamelt de schrijver alle argumenten van de voorstanders. Ter eene toont hij aan dat de oorzaken van den redelijken zelfmoorden het Oosten, in het Noorden, in Afrika, Griekenland en Rome, te zoeken zijn in een of
| |
| |
andere dwaalleer, hetzij van een wereld-ziel, hetzij van de zielsverhuizing, hetzij van Pythagorici, stoïcijnen of epicuristen; of wel in de verkeerde meeningen over politiek en normaal; of wel in dwaze voorbeelden zonder oordeel nagevolgd. Ter andere toont hij aan dat de zelfmoord strijdig is met de wetten van de rede, met den aard van mensch en van God. En aangezien de goedkeuring ervan op een dwaling berust, moet ook de zelfmoord zelf een dwaling zijn. Noch wordt de maatschappij erdoor gebaat. De mensch heeft niet het recht van de maatschappij te genieten zoolang zij hem behaagt en haar te verlaten zoodra zij hem verveelt, omdat immers de maatschappij niet afhankelijk is van een menschelijke gril, maar van een algemeene overeenkomst berustend op het bestel van een absoluten Heerscher. Hoe groot en onduldbaar de ellende van het bestaan in deze wereld ook moge zijn, een recht begrip van den godsdienst en van de moraal en een daarmede overeenkomend gedrag geven de zekerheid, dat het einde van alles niet slecht, maar goed moet zijn.
Men ziet dat Agatopisto meer dan een optimist was.
|
|