Brieven van een zeeman
(1971)–F. Schamhardt–
[pagina 179]
| |||||
betekent een dag, of een jaar? Op de minuten komt het aan, herstellende vriend, want de minuten tikken je ziekte weg, en je vacantie, en het boek dat je aan het lezen bent, en de brief die ik aan het tikken ben en die jij straks, hoop ik, zult lezen, binnen een paar minuten. Je n'ai jamais eu que des bonheurs de cinq minutes, vertelt Léautaud ergens, als ik het goed heb onthouden. Eigenlijk zijn dat lange bonheurs. Ben je nu genezen? Ik schrik altijd van je berichten over ziekte; wel ben ik gewend aan griep-berichten, maar longontsteking is niet mis. Ze kunnen het vlug genezen met penicilline, geloof ik, maar als het karkas al lange jaren van trouwe dienst achter de rug heeft, zijn zulke paardenmiddelen op zichzelf al een beproeving. Toch ben ik blij dat je niet sukkelt aan een kwaal die niet te verwijderen is, dat het tot heden blijft bij tijdelijke mankementen van de soort van een gebroken been, bijvoorbeeld. Wat dat betreft, ben je bevoorrecht boven jongere mannen. Ongeveer gelijk met jouw brief kreeg ik een maatschappijblaadje, waarin een foto stond van een van de grote mannen van vlak voor en vlak na de oorlog, een zekere van Bemmelen, indertijd de Stanvacbaas van heel Indonesië. Je ziet hem daar zitten met zijn easygoing en scherpe gezicht, lange armen in hemdsmouwen, op en top de capabele onderhandelaar, jurist en personeelsman, niet uit het veld te slaan door wie of wat dan ook, een echte baas natuurlijk, misschien wel een echte ‘koloniaal’ maar toch veel te soepel voor die naam. De Amerikanen hebben hem na 1949 gauw naar hun headquarters in White Plains gehaald; hij is daar Amerikaan geworden en ‘Coordinator’ van Exploration Department, geschillen beslechtend tussen Indonesiërs, Filippino's en de Stanvac, die immers veel stukken land in pacht heeft van die ‘staten’, dwz. vergunning om daarop naar olie te zoeken. Nu, die man is gestorven, vermoedelijk wel aan longkanker, toen hij nauwelijks 56 jaar was. Wat een vloek is die kanker. Jij schijnt er gelukkig niet vatbaar voor te zijn, anders zou ik me zowat als een ‘dopepeddler’ voelen, door mijn sturen van sigaretten, waardoor je gestijfd wordt in de verslaafdheid aan dat vergif. Ik durf dat wel te zeggen, omdat ik het zelf helemáál niet kan laten. | |||||
[pagina 180]
| |||||
Langzamerhand moet ik dat bekennen. Tot nu toe was ik jong genoeg om te kunnen denken: wat geeft het, je kunt alles wel laten. Maar ik weet zeker dat ik de aanleg heb, en dat voor mij de enige weg om de longkanker te ontlopen het wegnemen van de prikkel is. En dus: ophouden met roken! Tot heden heb ik dat niet gedaan. Die Dr Kemp had groot gelijk. Ik ben helemaal gezond, maar moet nu ophouden met roken, anders is dat over 5 jaar anders. Je zult het misschien kinderachtig vinden, maar ik heb groot plezier dat je aquarium het zo goed doet. Ook vind ik het fijn dat ik daarin een klein aandeel heb gehad, omdat ik een beetje heb doorgedreven dat je het nu eens zou schoonmaken en er wat leven in zou brengen. Het is een mooie grote bak, en als hij nu mooi volgroeit met allerlei groen, kunnen er toch zeker een honderd visjes in leven. Als ik een groter huis krijg, in Lekkerkerk, ga ik ook een grote bak kopen en inrichten. Hopelijk kom ik nog eens voorgoed thuis, met een welgezinde Net, en dan kan het leven nog wat de moeite waard worden. O.a. dat aquarium. Ook heb ik soms in mijn hoofd een teckel, reuze pientere beesten maar vaak dwars tegen de man in. Alleen maar te appreciëren, die laatste trek, van hondenstandpunt uit. Laat ik eerst opschrijven welke boeken ik van je gekregen heb in S'pore:
Dat laatste boek, van Sam, heb ik inmiddels al gelezen, en het is heel mooi. Wat ligt die romantische negentiende eeuw eigenlijk nog kort achter ons, dat een jonge man die in 1934 is geboren, daarover kan schrijven alsof het eigen herinnering was. En wat een wonderlijk land is Amerika, dat zulke ex-Russen daar nu wonen en welvarend zijn. Je vraagt je eigenlijk af waarom iemand van dat soort geen Minister van Buitenlandse Zaken is, en met de Russen onderhandelt. Wat kunnen Herter of Dulles van de Russen weten? | |||||
[pagina 181]
| |||||
Nu, in Holland doen we dat anders en natuurlijk beter. Ik heb door de radio gehoord dat een Amerikaanse oplichter die zich Adamski noemt en zomaar met wezens van Mars en Venus geconverseerd heeft, door onze koningin in audiëntie is ontvangen, in het bijzijn van ‘experts’ van leger en luchtmacht. Ik zou wel willen dat die rare Chinezen van Soestdijk in de Willem Arntszhoeve werden ondergebracht, want dan zouden we ons in de ogen van het buitenland minder belachelijk maken. Die malle trien met haar dierbaarderigheden, zou ze niet werkelijk flink getikt zijn? Ik heb nu twee keer thuis in Holland gehoord, althans gedeeltelijk, hoe ze Kerstfeest vieren, met ‘het personeel’ van het paleis. Je maag draait ervan om, zo wee en onwezenlijk dat is. Ik ben benieuwd of het goed afloopt wat ik voor elkaar heb gebokst in Singapore. Inplaats van maar 12 uur langs de steiger om te lossen, en daarna door te gaan naar Buatan, zijn we liefst 36 uur ‘binnen’ geweest, tot groot genoegen van de Chinezen, natuurlijk, want die wonen in Singapore. Ik kreeg de kans daartoe vanwege schade aan een grote steiger; we moesten het schip vastmaken aan een steigertje dat bedoeld is voor barges. De loods mopperde al (de loodsen in Engelse havens, ook in Singapore, zijn ex-kapiteins van de Engelse koopvaardij, competente kerels) en had van tevoren geoeroest dat we pas bij daglicht langszij zouden gaan. De eerste nacht was dus verdiend, want we arriveerden 's avonds tien uur. Op aanraden van die loods ben ik's morgens met het bootje naar Hutcheon gegaan, onze agent, waar ik hem het verhaal verteld heb. Het resultaat was dat we besloten ook weer met daglicht van die steiger af te gaan, en dat was onze tweede nacht. They'll see red in Sungei Gerong, zei ik tegen Hutcheon. Never mind, zei hij, but leave the explaining to me. Hutcheon is een jonge Australiër uit een mijnwerkersstadje van het binnenland, die misschien door de ligging van zijn geboorteplaats (als jongen heeft hij de zee nooit kunnen zien) naar zee is gegaan als stuurmansleerling. Hij heeft als tweede stuurman gevaren bij de svoc, de tankermaatschappij van de Stanvac die voornamelijk op de Indische Oceaan en de Pacific | |||||
[pagina 182]
| |||||
vaart. Hijzelf zegt, want hij weet wel hoe hij zich moet pousseren, dat hij kapitein geweest is (I was a master! zei hij verontwaardigd toen ik vroeg of hij ook bij de stuurlieden behoorde), maar dat betwijfel ik. Hij is er te jong voor. Maar tijdens de Bangkok-affaire heeft zich van een (voor mij) heel goede kant laten zien. Schrijf me eens of ik nog iets voor je kopen kan, hier, of voor je doen, dat je graag gekocht of gedaan zou willen hebben. Zijn je Churchmannen al op? Ik moet nu nog het een en ander ‘afdoen’, voor we in Sungei Gerong aankomen, dus mijn volgende briefje begint met Dear Sirs, Please be advised... Dag, hoor!
Frans. |
|