| |
Bangkok, 9 maart 1954
m.s. Stanvac Ogan
Beste Wim,
Ik wil beginnen met je te bedanken voor je trouwe schrijven. Daar kan ik een voorbeeld aan nemen. Telkens als ik een brief heb weggestuurd, kan ik er bijna op rekenen binnen een maand antwoord met nieuw nieuws van je te krijgen. Ik weet nog steeds niet waaraan ik deze vriendschap te danken heb, maar ik ben blij dat zij er is. Over het waarom zal ik mij het hoofd ook maar niet breken; misschien is dat wel een soort ziekte van me, en is het veel beter ook de goede dingen in het leven te aanvaarden zonder vragen naar het vanwaar, waarom en waartoe, enz. Je leert hier bij de olie af om iets, wat dan ook, te aanvaarden zonder ergens een of ander ‘belang’ te vermoeden; vaker nog heb ik de fout gemaakt achter iemands betoonde hartelijkheid, gastvrijheid en gulheid een werkelijk gevoel te zoeken, terwijl zo'n vriendschappelijke houding alleen maar een houding, a way of life bleek te zijn met een achtergrond ten opzichte van het zo hartelijk bejegende slachtoffer van precies niets, nul en nog eens niets. Vooral in de omgang met Amerikanen kan het je overkomen dat je vandaag bij wijze van spreken zijn liefste dochter op schoot mag nemen, en dat hij moeite heeft je de volgende dag zelfs maar te herkennen als je hem groet met nog iets van de
| |
| |
gloed van de vorige avond. Mensen gaan op een merkwaardige manier met elkaar om, en over het algemeen leven zij in een hele grote Sahara. Des te gelukkiger is het als een ‘relatie’, om het zo maar te noemen, tegen de tijd bestand blijkt te zijn, tegen de intense verveling van het leven van een ‘volwassene’ en tegen het verlies van gemeenschappelijke belangen, door tijd, afstand, andere omstandigheden en zo meer. Een groep stuurlieden en kapiteins kan urenlang aan de soostafel zitten ‘varen’ en na afloop terugzien op een bijzonder gezellige avond. Misschien ziet men elkaar nooit weer terug. Ik bedenk soms dat jij en ik langzamerhand geen onderwerpen van gesprek meer hebben waarbij onze ‘belangen’ gelijkelijk betrokken zijn, maar het schijnt niet te geven. Ik verlang naar Holland terug, en als ik er kom, hoop ik weer een aantal avonden of namiddagen, misschien wel beide, in je rose of blauw bekladderde appartementen door te brengen, al maar kletsend. Het was wel een goede tijd in 1950. Eigenlijk al lang geleden.
Pothof, een stuurman, vertelde mij een verhaal over een Chinese familie waarmee hij bekend is. Het is een educated family, en de Pa heeft allerlei vage functies bij de svpm, die hem grote sommen geld schijnen op te leveren. Hij handelt met de svpm, zit bij de svpm op een kantoor, als de braafste ambtenaar, gaat dan ineens weer naar Singapore of Bangkok, en wordt intussen steeds rijker. De Pa spreekt Engels, Hollands en Maleis, maar geen Chinees meer. Ma spreekt Engels, Maleis en Chinees. De oudste dochter spreekt Maleis, Chinees, een beetje Engels en nog een beetje Hollands. De andere kinderen spreken alleen Chinees en Maleis. Pa en Ma spreken in het Engels met elkaar. Ma met de kinderen Chinees, Pa met de kinderen Maleis en de kinderen onder elkaar Chinees en Maleis. Als er een Chinese brief geschreven moet worden, roept Pa (in het Maleis) zijn oudste dochter, die dan een dictaat opneemt (in het Maleis) en vervolgens de brief in het Chinees uitwerkt. Vermoedelijk doet zij dat wel met een Parker vulpen, want de kunst van het penselen van letters of karakters met Oost-indische inkt schijnt men niet efficient meer te vinden. Deze Pa zocht een goede ijskast, voor zijn sister-in-law, en vroeg
| |
| |
Pothof of hij er misschien een te koop wist. Dat wist Pothof, maar die kast was gloednieuw en moest wel 12.000 rupiah opbrengen. I don't know, zei de Pa, if she wants to pay 14.000. Hij kost niet 14.000, maar 12.000, zei Pothof (die er intussen ook al wat aan verdiende, zijnde ook businessman). Ja, maar hij moest toch een profit maken, zei Pa. From your sister-in-law? zei Pothof. Naturally, vond Pa, if she has money enough to buy a refrigerator, I can make a profit. If she were poor, I would give it for nothing! En toen Pothof nog even doorging: Remember this always, Mr Pothof, I do business always, everywhere and with everyone. If not, give it away! Dat schijnt dan echt Chinees te zijn. Liever iemand een cadeau geven van 1000 gulden dan een dubbeltje verliezen op een businessdeal. Waarbij de winst die men had kunnen nemen, maar niet genomen heeft, als verlies wordt geboekt!
Ik dacht dat ik je uitvoerig had geschreven over de boeken die je ons hebt gestuurd. Ik heb ze wel gelezen, met uitzondering van The Woman of Rome, dat me te dik leek en te weinig aantrekkelijk van onderwerp om mee te gaan varen. Ook heb ik altijd veel aan mijn hoofd met de boot, tot voor kort met het veroveren van verlof naar Djakarta, om examen te doen. Ik ben net nog voor het sluiten van het hek naar Djakarta geslipt. Wie nu nog examen wil doen daar, moet een apart visum aanvragen in Palembang of Singapore. Dat neemt maanden, vanwege de screening en de algemene lammelendigheid op Indonesische regeringskantoren. Of misschien moet ik zeggen vijandschap. Het is nu ook al zo dat ik eigenlijk niet langer zonder visum een of twee weken bij Nettie op Sungei Batang mag wonen. Het wordt hier steeds prettiger. Zoveel prettiger dat ik er soms aan begin te denken Nettie en de kinderen maar vast naar Holland te sturen; ik vind het hier niet veilig meer. Onze schepen, voor zover ze na donker aankomen bij Sungei Gerong, worden ontvangen door een vloot van sampans, ware roofprauwen, waartegen geen verzet mogelijk is. De verblijven van het schip worden van tevoren gebarricadeerd en wij vertonen ons zo weinig mogelijk aan dek. Alle kans op een steen of een bal latex met kopspijkertjes erin. Die worden op ons
| |
| |
afgeschoten met katapults, vanuit die sampans. Politie corrupt, de maatschappij staat machteloos. De chaos wordt steeds groter. Ik denk soms dat Indonesië uit elkaar valt. Je hebt wel gelijk met te zeggen dat wij hier in een hemel leven. Ik heb mijn verlof uitgesteld, op verzoek van de maatschappij (tekort aan 1ste stuurlieden) tot volgend voorjaar. Ik heb dat ook gedaan omdat Nettie niet weer terug mag komen, als ons eerstvolgend verlof voorbij is. Dat komt door een wijziging in ons contract. Ik moet voortaan 18 maanden hier varen, alleen, en krijg dan voor elke maand dat ik hier ben 6 dagen verlof in Nederland. Heen en weer per klm. Dat wordt dus elke 18 maanden 108 dagen verlof in Holland. Pas wanneer ik kapitein word, mag ze weer hier komen wonen, volgens dat nieuwe reglement. En dan moeten we samen 3 jaar hier zitten. Maar het kapiteinschap ligt nog vrij ver in de toekomst.
Nu de rampokkers zich nog vrijwel uitsluitend op het bestelen van de schepen werpen, is het op Sungei Batang nog goed uit te houden. Geen last van dieven etc. Waar ik bang voor ben is, dat de schepen op den duur effectieve bescherming zullen krijgen (Palembang, trouwens heel Indonesië, krijgt uiteraard een zeer slechte naam bij de shipping community, en als er eens een regering kwam die dat zou willen veranderen...) zodat de rampokkers dan een andere prooi zullen moeten zoeken. En wat ligt dan meer voor de hand dan de huizen van de Hollanders die er nog zijn. We leven werkelijk in een hemel.
Het is nl. een van mijn diepste overtuigingen, zie je, dat de werkelijkheid niet waard is in een boek te worden geportretteerd. Met de werkelijkheid moet je leven, zoals je moet leven met een lichaam dat ouder wordt, met een hoofd dat kaler wordt, met kinderen die hun baby-achtigheid verliezen. Je moet leven met de afschuwelijke situaties die in de werkelijkheid kunnen voorkomen. Het zou kunnen voorkomen dat ik iemand zie martelen en dat ik machteloos ben om daar iets tegen te doen. Waarschijnlijk zou ik naar zijn martelingen blijven kijken, waarschijnlijk nog wel geboeid ook, misschien zelfs met een soort van interesse, en misschien zou ik ook blijven kijken omdat kijken het enige
| |
| |
zou zijn, dat ik zou kunnen doen om hem het gevoel te geven dat hij tenminste niet helemaal alleen was. In mijn werkelijkheid zouden situaties kunnen voorkomen zoals die worden beschreven door bijv. Faulkner (het afschuwelijkste boek dat ik ooit heb gelezen, gedeeltelijk gelezen, heet The Wild Palms) of door die Simenon. Zulke situaties maken mij, als ik er aan loop te denken, bijna misselijk. Er zijn situaties met mijn vader, van vroeger nog, waarover ik me diep kan schamen, en waaraan ik nu niets meer kan veranderen. Ik wil niet zeggen dat ik van die laatste ‘misselijk’ word, maar wel zoiets als radeloos. Het zijn een beetje dikke woorden, maar hoe moet ik het anders zeggen.
Ik kan helemaal niet meer meepraten over boeken en de leuteratuur, wat ik wel jammer vind. Maar ik vraag me toch af waarom ik in boeken die de pretentie hebben tot de ‘litteratuur’ te behoren, telkens situaties aantref die mij het gevoel geven dat mij een mes in het lijf wordt omgedraaid. Je stuurde me eens een verhaal, ik geloof van Simenon, dat een koude analyse was van een jongen die eigenlijk in een gesticht thuis hoorde. Daar is niets tegen, maar de manier waarop het leven van die jongen gepresenteerd werd, als een foto, het liet geen enkele ruimte. Het is het verhaal van die jongen die zijn vriendinnetje in een kamer lokt, waar tevoren die vieze, vette zwarthandelaar is billllengegaan. Zulke dingen gebeuren, des te erger. Waarom zou je het dan opschrijven alsof het iets zeer bijzonders is? Tenzij je er iets bijzonders van weet te maken, en dat kon ik van die schrijver niet vinden.
Het is alsof men situaties bedenkt, de een al afgrijselijker dan de andere, en dat men die de lezer presenteert alsof men hem moest overtuigen: zie je, zo is het nu. Wel, zo is het natuurlijk volstrekt niet; en als men er werkelijk van overtuigd zou zijn dat het zo was, dan is het leven daarmee afgelopen.
In de paar boeken en verhalen die ik van Dostojewski heb gelezen, komen ook minder plezierige situaties voor, maar er blijft een zekere ruimte. Du Perron, Léautaud, Ter Braak, de schrijvers die ik het beste ken, waren geen optimisten, maar hun verhalen en hun persoon lieten een zekere ruimte, ruimte voor hoop
| |
| |
misschien, of moet ik zeggen idealisme? Die scène uit de Demonen, waar die oude vrouw Trofimowitsch aan zijn sterfbed bezoekt, vind ik om nooit te vergeten, en als ik eraan denk voel ik mij een beter mens. Maar misschien begrijp ik deze meneer Simenon helemaal niet, evenmin als Faulkner of ook Sartre, die voor mij, achteraf bezien, eentonig, grijs en voornamelijk een pedante vlerk was.
Nu, die Woman of Rome trok mij daarom helemaal niet aan. Vermoedelijk weer zo'n verhaal van hoe erg het allemaal wel is. Dat weet ik nu wel, en het verveelt me. Ik hoop dat die dame het beter en plezieriger krijgt, en daarmee is voor mij de kous af. Overigens zal ik het lezen, zodra ik klaar ben met de inventarisboeken, die we kort geleden aan boord gestuurd hebben gekregen, en die me druk bezig houden.
Appointment in Samarra kreeg ik ook van je. Dat kende ik uit de oorlog, of was het daarna? Dat was een knap verhaal uit de tijd dat de mensen nog niets te doen hadden. Hitler was nog ver; men had wat worries omdat er niet zoveel auto's en ijsmachines verkocht werden als voor 1929, en voor de rest was het leven blijkbaar zo leeg dat voor sommigen zelfmoord een veelbelovende uitweg leek. Waaruit je de moraal kunt trekken dat de Hitlers en de Stalins o.a. ook sommige soorten van zelfmoord moeten hebben voorkomen.
Dan was er nog The Lonely van Paul Gallico. Dat verhaal heb ik eens gelezen in het bos, toen ik nog op de Mambang was. Het zat in een kist van een exploration-party en het bleek toevallig eens geen detective-verhaal. Want detective-verhalen zijn het enig geestelijk voedsel van oliemensen en bosduivels. Plus whisky en bier en veel sigaretten, veel werk, veel moeilijkheden en nog veel meer vrije tijd, in het bos, die dan weer gevuld wordt met whisky en bier en sigaretten en veel praten en veel detectives.
Daar heb ik dan The Lonely gelezen en ik vond het een aardig verhaal. Het is tenminste niet zo somber en het zou iets kunnen beloven aan het eind, al zijn de hoofdpersonen dan ook op weg om een paar brave Amerikanen te worden die op de Republikeinse partij stemmen, omdat ze vinden dat what this country
| |
| |
wants is a good sound business-administration, zoals mijn oom zaliger zei, waarmee, zei hij verder, ze dan bedoelen dat de rotary-club, de middenstandsvereniging en misschien nog de vrijmetselaars samen zo'n beetje de lakens moeten uitdelen. Al zou hij er tegenwoordig de roomsen nog bij kunnen noemen, want hun invloed wordt bij de dag groter, geloof ik. Zelfs in Amerika, het land van de vrijheid. Heb je ook zo'n hekel aan de roomsen? Ik ontmoet ze dagelijks aan boord, en ik begin hoe langer hoe meer te vinden dat ze maar beneden de Moerdijk zouden moeten blijven, om de Peel te ontginnen of carnaval te vieren onder elkaar.
Als ik in Holland kom, ga ik bij je lezen. Ik denk tenminste dat je wel veel tijdschriften en boekjes zult hebben, die ik hier nooit in handen krijg. Gekke boekjes en gekke tijdschriften, hoe gekker hoe beter. I am out of touch met alles en ik loop maar mee in het gareel van de boot. Hoewel niet zonder protesten, maar deze protesten blijven machteloos. En Adriaan Morriën zal ook wel veel nieuwe boekjes hebben, en mij het een en ander kunnen vertellen, als hij zin heeft, wat hij meestal niet heeft. Adriaan is geen verteller, al wil hij dat op papier soms wel zijn. Hij maakt af en toe een mooi gedicht, wat meer is dan ik ooit zal doen, maar verder houd ik niet erg van zijn stukjes. Vind ze een beetje flauw en niet spits of scherp genoeg. Zoals Du Perron dat kon, maar die was een persoon met veel grotere intensiteit.
| |
9 maart
We varen alweer op de rivier van Bangkok en hebben een heel leger van parasieten aan boord. Ambtenaren van de douane en de immigratie. Ze komen met een heel leger en laten een half leger achter. Straks in Bangkok komt weer een nieuw leger, ter aflossing. Ze vreten de boot uit, stelen sigaretten, proberen een extra visje te vangen en laten ons intussen goedgunstig de olie uitpompen. Ik maak een eind aan deze brief, en nog geen begin met de volgende, hoewel je de volgende wel t.z.t. verwachten kunt, vanzelf Doe onze hartelijke groeten aan Loek, en aan Rie
| |
| |
H. O ja, ik heb een brief van haar gekregen, waaruit bleek dat jij bij haar geweest was en over mij had gepraat. Ik dacht eigenlijk dat ik in meinem Wahn Rie de pas had afgesneden, vanwege mijn ergernis over al die echtscheidingen tussen overigens zulke goede mensen. Nu, wie weet wat Nettie en mij nog te wachten staat. Ik wens je het beste, tot een volgende brief, en tot ziens.
Frans.
|
|