Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Aya Sofia (1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van Aya Sofia
Afbeelding van Aya SofiaToon afbeelding van titelpagina van Aya Sofia

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (2.88 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Aya Sofia

(1886)–H.J.A.M. Schaepman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

IV. Aya Sofia.aant.

[pagina 34]
[p. 34]
‘Zoo is deze kerk geworden allerheerlijkst om te aanschouwen; zij gaat het begrip te boven van die haar zien en het geloof van wie van haar hooren.’
Procopius. Van de Bouwwerken, Boek I.
[pagina 35]
[p. 35]
 
Maar: ijdelheid der ijdelheden,
 
Dat is de groetenis toch niet,
 
Waarmeê bij 't huivrend binnentreden
 
De vreemdling u zijn hulde biedt;
 
Daar is een storm langs uwe bogen,
 
Aya Sofia, heengegaan,
 
Uw gouden glorie is vervlogen,
 
Of dof met neevlen overtogen,
 
Alleen uw reuzenromp bleef staan,
 
Toch, hoe verdelging rond mocht varen,
 
De wisslende geslachten staren
 
U in eerbiedig zwijgen aan.
 
 
[pagina 36]
[p. 36]
 
Een doodsche stilte als der woestijnen
 
Zweeft hoorbaar om der zuilen top,
 
Daalt van der koepels breede lijnen,
 
Stijgt van 't bedekt plaveisel op;
 
Een stilte door geen zonnestralen
 
Uit windselen des doods geslaakt,
 
Door 't ruischend glijden der koralen,
 
Die in der Muslim vingren dwalen,
 
Meer hoorbaar voor de ziel gemaakt;
 
Een stilte, leêg van licht en leven,
 
Waardoor toch toonen, glansen zweven,
 
Wanneer 't verleden weêr ontwaakt.
 
 
 
Roemt Isidorus van Mileten
 
Anthemius van Tralles hoog,
 
Die in een stout maar fier vermeten
 
De koepels welfde op boog aan boog,
 
En gaven beiden aan uw hallen
 
Haar breede maat, haar vaste lijn,
[pagina 37]
[p. 37]
 
Zóo dat voor 't oog der duizendtallen
 
De volle omvaming van die wallen
 
Als een oneindigheid verschijn' -
 
Al hoort het dichtend volk hen noemen,
 
Het wil hen toch geen scheppers roemen,
 
Een Engel moest hier bouwheer zijn.
 
 
 
Geen wonder, - wat der schepping rijken
 
Aan schittring bergen, schittert hier,
 
Naast de edelste metalen prijken
 
De wondre kleuren van porfier,
 
Van marmer, van graniet, van steenen
 
Gedolven uit de diepste schacht
 
En lichtende in het licht verschenen,
 
Dat nooit hun gloed of glans kwam leenen,
 
Dat toch in al hun aadren lacht
 
En tintelende schijnt te spelen
 
In deze reuzenkeurjuweelen,
 
De kindren van den donkren nacht.
 
 
[pagina 38]
[p. 38]
 
Hoe voegt zich heel die steenen wereld
 
Tot éene wondre harmonie,
 
Een bloemtapeet van dauw bepereld,
 
De bloemenhof der poëzie;
 
Neen, 't is of langs de breede bogen
 
De blijde morgen opwaarts jaagt,
 
Van al der kleuren pracht omtogen,
 
Die wemelende voor onze oogen
 
De zilvren neev'len henenvaagt, -
 
Zoo viert de harmonie dier steenen
 
Het Licht des Vaders ons verschenen,
 
De Wijsheid, die in 't Oosten daagt.
 
 
 
En op die wolk van bloemen rijzen,
 
In 't stralende, maar strenge kleed,
 
Gestalten, die den meester prijzen,
 
Wiens hand ze uit steenen leven deed
 
In al hun wonderbare glorie,
 
Om Koning Christus op zijn troon,
[pagina 39]
[p. 39]
 
Als tolken van des Woords historie,
 
Herauten van de Godsvictorie,
 
Getuigen van den eeuw'gen Zoon,
 
Een meester, die daar deed verschijnen
 
De majesteit der Cherubijnen
 
Als dragers van zijn koepelkroon.
 
 
 
Maar mocht de gave der genieën
 
Ook bonte steenen paren doen
 
Tot 's uchtends wondre harmoniën,
 
Of tot een levend bloemfestoen,
 
Neen, tot geen menschenvinding hooren
 
Die vormen vol van majesteit,
 
Die bogen, die weêr bogen schoren,
 
Die koepels uit elkaâr geboren
 
Tot éen geheel aaneengereid,
 
De schepping in haar heerlijkst wezen
 
Als 't werk van 's menschen hand herrezen,
 
Ten troon van Gods oneindigheid.
 
 
[pagina 40]
[p. 40]
 
O grootsche, heilige gedachte,
 
Die d' eersten tempel rijzen deed,
 
Waarin de mensch van Gods geslachte
 
Zijn hulde bracht, zijn dienst beleed;
 
Een huis heeft God den mensch gegeven
 
Als bouwplaats van zijn eeuwig lot,
 
Een huis: de wondre scheppingsdreven
 
Vol liefde en leed, vol strijd en leven,
 
Vol onvolprezen heilgenot;
 
Verrijs nu, heilig huis des Heeren!
 
Zoo bidt in juublend zielsbegeeren
 
De mensch, die schepper onder God.
 
 
 
In wonderbare en stoute vormen
 
Heeft die gedachte zich vertaald,
 
Die als een sterre door de stormen
 
Van waan en hartstocht henenstraalt;
 
Bont en verscheiden als de klanken,
 
Waarin der menschheid ziele spreekt,
[pagina 41]
[p. 41]
 
Zoo grillig als de wilde ranken
 
En talloos als de gouden spranken,
 
Waarin der zonne glorie breekt,
 
Zoo rijzen duizend tempelkoren,
 
Waarin de mensch bij 't morgengloren
 
Zijn heilig offervuur ontsteekt.
 
 
 
Maar wat de grootste geesten zochten
 
Een vorm, die in éen vorm vereent
 
Al wat in de edelste gewrochten
 
Ooit leven gaf aan dood gesteent',
 
Dat mocht de wereld 't eerst aanstaren
 
Aya Sofia, toen uw dom
 
Zijn glorie aan de blauwe baren
 
Langs blauwe heemlen op deed varen,
 
Een zon, die van deze aarde klom;
 
Toen werd het fluistrend woord vernomen:
 
‘Dit is niet van den mensch gekomen!’
 
En zweeg de heilge geestdrift stom.
 
 
[pagina 42]
[p. 42]
 
Hier gaan met Hellas' zuilenrijen,
 
Zoo edel, rank en hoog van stal,
 
De ronde bogen spelemeien
 
In ronde zwelling, ronden val;
 
Hier draagt de trotsche hal van Romen
 
Den koepel onder de Oosterzon
 
Geboren, bij de heilge stroomen,
 
Waar zwijgende Bramanen droomen
 
Van aller wijsheid eeuw'ge bron;
 
Wat bogen, zuilen, koepels, hallen,
 
Toch de éene geest beheerscht die allen,
 
Die ze in éen vorm veréenen kon.
 
 
 
Zóo rijst gij in uw schoonen morgen,
 
Aya Sofia, voor ons op
 
En draagt in windsels nog verborgen,
 
Gij, schoone bloem, nog schooner knop.
 
Lang zal uw schoonheid zegepralen,
 
In alle landen alle talen
[pagina 43]
[p. 43]
 
Doen ruischen van uw koningsgloed;
 
Maar straks, als in der Franken dalen
 
Het rijzig koor der Kathedralen
 
Naast uwe koepels opwaarts spoedt,
 
Neen, nog zal men u niet vergeten
 
Gij, arme, in rouwe neêrgezeten
 
Van glans en glorie als verweesd,
 
Uw dochters melden hoe in 't Noorden
 
Ver van uw blauwe en gouden boorden
 
Uw schoonheid vruchtbaar is geweest.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken