De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900
(2004)–N.C.F. van Sas– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 315]
| |
Caesar, Brutus, Cincinnatus. Daendels als redder van Nederland, 1797-1799Staatsgrepen zijn in de Nederlandse politieke cultuur een zeer ongewoon verschijnsel. Maar het jaar 1798 telde er liefst twee: een op 21 januari en een op 12 juni.Ga naar voetnoot1 Bij beide coups was Herman Willem Daendels nauw betrokken. Op 12 juni was hij zelfs de centrale figuur. Deze twee staatsgrepen markeren de meest radicale periode van de Bataafse Revolutie. Het ‘jacobijnse’ bewind van Vreede, Fijnje en Van Langen gaf de Bataafse Republiek nu eindelijk de constitutie die haar tot een eenheidsstaat maakte. Toch bestaan er zeer verschillende opvattingen over de aard en betekenis van deze sleutelperiode in de Bataafse geschiedenis. Juist in deze maanden werd de vraag acuut hoe de verhouding lag tussen Nederlandse inbreng en Frans dictaat in het geheel van de Bataafse Revolutie. Tot de dag van vandaag is het een punt van debat of die eerste Nederlandse grondwet, de Staatstegeling van 1798, nu wel of niet een - aan de Bataafse smaak aangepast - product is geweest uit de Franse constitutiekeuken. Toen de Fransen eind 1794 de Republiek naderden, dicteerde Daendels een revolutiescenario. Dit hield in dat de Nederlandse steden en gewesten bij voorkeur zichzelf moesten bevrijden om de schijn van verovering door de Fransen te vermijden. De Fransen speelden dit spelletje mee om verschillende redenen. In hun politiek van export van de revolutie paste een oprecht streven onderdrukte volken te helpen en de hand van broederschap te bieden. Internationalisme was vooralsnog het parool. Maar tegelijk lieten ze zich voor die broederdienst goed betalen en dat was meteen de tweede reden om de Bataven met zachtheid te behandelen. Ze vreesden namelijk dat dezen anders hun nog steeds aanzienlijke rijkdommen met de noorderzon zouden laten verdwijnen. De glorie van de Gouden Eeuw mocht dan wat verbleekt zijn, voor de Fransen gold de Bataafse Republiek toch als de belangrijkste van de zusterrepublieken en als een onmisbare bondgenoot in de strijd tegen Engeland. Tussen 1797 en 1799 kwam er een kentering in de verhouding tussen de Bataafse Republiek en Frankrijk. De altijd al aanwezige asymmetrie in de relatie tussen de Grande Nation en haar Bataafse zuster werd toen sterk geaccentueerd. Dit had verschillende oorzaken. Onder meer het kennelijke onvermogen van de Bataven om, ondanks eindeloos delibereren in hun Narionale Vergadering, zelf een constitutie te produceren en orde op zaken | |
[pagina 316]
| |
te stellen. Daarnaast waren er politieke klimaarsveranderingen in Frankrijk die doorwerkten in de verhouding tot Nederland. Met name gold dit voor de Franse coup van 18 fructidor van het jaar V (4 september 1797). Het constitutionele onvermogen van de Bataafse Republiek raakte niet alleen het binnenland maar had, zo meende men, ook gevolgen voor haar internationale aanzien en slagvaardigheid. De vraag was of Nederland nog - of zo men wil opnieuw - een rol van belang zou kunnen spelen op het Europese toneel. Tijdens de jaren 1780-1787 - het eerste bedrijf van de Nederlandse Revolutie van de achttiende eeuw - was dat een brandende kwestie geweest voor hen die zich toen patriotten noemden. Een fel nationalisme (waarbij Engeland als vijandbeeld dienstdeed) was de motor van hun beweging. Tijdens het tweede bedrijf van de Nederlandse Revolutie (vanaf 1795) was dat nationalisme veel minder uitgesproken. Opvallend genoeg werd de hoofdrol in die tweede fase niet gespeeld door de meer extreme patriotten die in 1787 de wijk hadden genomen naar het buitenland en daar ook waren gebleven (anders dan de meerderheid, die al na korte tijd naar huis was teruggekeerd). Daendels behoorde echter tot die emigrés die na 1795 wel een prominente rol zouden spelen. Hij zou ook nadrukkelijk de erfenis van de jaren 1780 met zich mee blijven dragen. Als we Daendels' optreden in de jaren 1795-1799 willen verklaren dan kan dat het best vanuit de authentiek patriotse ambitie de Republiek terug te tillen naar het niveau van de Gouden Eeuw en de funeste spiraal van verval te doorbreken. Gesteund door de alliantie met Frankrijk wilde hij dit grondmotief van de patriotten weer centraal stellen. Hij deed dat op zijn eigen, vooral militair geïnspireerde wijze. Ook daarin was hij een kind van de patriottentijd: burgerwapening was toen immers de opvallendste vorm van politiek activisme geweest. Na 1795 probeerde Daendels deze martiale kant van het patriottisme nieuw leven in te blazen, zij het nu meer in de vorm van een geregeld leger dan bij wijze van paramilitair vertoon. Zijn vijandbeeld was onveranderd gebleven. Door Nederland naast Frankrijk een prominente rol te laten spelen in de strijd tegen Engeland - aartsvijand van beide landen en van de wereldrevolutie - zou de Bataafse Republiek haar vroegere status van grote mogendheid moeten terugwinnen. In 1797 leek een keer ten goede inderdaad nog mogelijk en was het verval in de ogen van de Bataven zelf niet onherroepelijk. Bovendien gingen ze er toen - kijkend naar Frankrijk - nog van uit dat ze hun lot in eigen hand hadden. Daendels is de belichaming van wat er in die tijd nog aan machtspolitieke ambitie over was, zoals hij ten slotte ook de uitdrukking vormt van de mislukking van dit streven. Ietwat dramatisch geformuleerd: de scharnierjaren 1797-1799 waren de jaren van Daendels' hoogstpersoonlijke missie om zijn vaderland te redden conform de oorspronkelijke doelstelling van de patriottenbeweging. Het falen van deze missie viel samen met de neergang van de Bataafse Republiek. Die werd nu inderdaad een bijwagen van de Franse oorlogsmachine. | |
[pagina 317]
| |
Ierse dromenAls initiatiefnemer van het Bataafse Legioen, brigadegeneraal in Franse dienst bij de bevrijding van Nederland en vervolgens organisator van het Bataafse leger, was Daendels onbetwist Nederlands eerste militair. Bovendien bezat hij charisma en wist hij soldaten door zijn persoonlijke moed te inspireren. Belangrijke kwaliteiten voor een succesvol revolutiegeneraal van de Franse slag leken daarmee aanwezig. Het militaire succes dat hijzelf en de Bataafse Republiek nodig hadden, dacht Daendels te vinden in een expeditie naar lerland, om daar de autochtone revolutionairen te steunen en Engeland in de tang te nemen. Dit plan sloot nauw aan bij Franse invasieprojecten. Gezien de toestand van Engeland in het voorjaar van 1797 mogen deze plannen zeker niet kansloos worden geacht. Toen Oostenrijk in april 1797 de Voorvrede van Leoben met Frankrijk had gesloten, stond Engeland alleen tegenover Frankrijk en zijn Bataafse en Spaanse bondgenoten. De Britse regering had tegelijkertijd te kampen met een ernstige financiële crisis en met een muiterij op de Noordzeevloot. In het algemeen gesproken was het Britse rijk overstretched: het had wereldwijd te veel verplichtingen in verhouding tot zijn maritieme middelen. En voor een oude zeemogendheid als zijn Nederlandse overbuurman koesterde het nog steeds een gezond respect. Eind 1796 al, nog voor de mislukking van de Franse invasie in Ierland bij Bantry Bay, moet Daendels bij zijn Franse collega Carnot, de organisator van het revolutieleger, hebben gepleit voor Bataafse deelname aan een Ierse expeditie.Ga naar voetnoot2 Vanaf het voorjaar van 1797 ging de Bataafse Republiek een steeds prominentere rol spelen in de Ierse plannen.Ga naar voetnoot3 Maar terwijl het aan Franse kant vooral bij plannen maken bleef, werden in Nederland concrete voorbereidingen getroffen. In juli werden vijftienduizend Bataafse soldaten ingescheept voor de oversteek naar Ierland op een vloot van bijna tachtig schepen. Bij al deze toebereidselen speelde Daendels een centrale rol. Deze rol ging zover dat de Franse generaal Hoche, de pacificateur van de Vendée en de grote promotor van het Ierse project in Frankrijk, bereid bleek het commando aan Daendels te laten en eventueel zelfs onder hem te dienen. Toen de Ierse revolutieleider Wolfe Tone en Hoche naar Nederland kwamen om het project te bespreken, werd het Hoche duidelijk hoe belangrijk deze expeditie voor de Bataven was. Zoals hij aan Tone uitlegde (die het weer in zijn dagboek opschreef) werden Daendels en admiraal De Winter gedreven door het verlangen ‘to effectuate something striking to rescue their country from the state of oblivion and decadence into which it had fallen’. De Bata- | |
[pagina 318]
| |
ven wilden dan ook - aldus nog steeds Hoche - de hele glorie van de expeditie, als die zou slagen, voor zichzelf houden: ‘they feel that their country has been forgotten in Europe, and that they are risking everything, even to their last stake - for, if it fails, they are ruined - in order to restore the national character,’ In een alles-of-niets poging zetten de Bataven hun hele leger en vloot op het spel: ‘they are like a man stripped to his breeches, who has one shilling left, which he throws in the lottery, in the hope of being enabled to buy a coat.’Ga naar voetnoot4 De Ierse expeditie was met andere woorden een grandioze poging - of een wanhoopsdaad - om de Bataafse Republiek in één klap uit het slop te halen. Een dergelijk prestigeherstel leek juist nu extra nodig omdat Engeland en Frankrijk in Lille aan het onderhandelen waren over vrede. Daarbij zou de Bataafse Republiek wel eens door Frankrijk onder druk gezet kunnen worden om koloniale concessies aan Engeland te doen. Wolfe Tone zou zelf op de Bataafse vloot meezeilen. Zijn dagboek vormt een belangrijke bron voor de verwachtingen van de Bataven en voor het beeld van Daendels, met wie hij maandenlang nauw samenwerkte. Tone sloeg Daendels hoog aan, vond dat zijn plannen goed in elkaar zaten en waardeerde zijn bravoure en revolutionaire elan.Ga naar voetnoot5 Hoche, zelf geen kleine jongen en als revolutiegeneraal de grote rivaal van Bonaparte, noemde Daendels ‘an excellent officer, and as brave as Caesar’.Ga naar voetnoot6 Typerend misschien voor zijn zelfkennis liet Daendels zich tegenover Tone echter meer voorstaan op zijn ‘character for administration’ dan op zijn ‘military talents’.Ga naar voetnoot7 In juli 1797 leek het moment voor een invasie nog steeds gunstig, al was de situatie in Engeland minder penibel dan in het voorjaar. (Door de muiterij van de Noordzeevloot waren op een gegeven ogenblik niet meer dan twee schepen beschikbaar geweest voor het afschermen van de Bataafse kust.) De Bataafse vloot lag in Texel klaar voor vertrek, maar zover is het nooit gekomen. Wekenlang bleef de wind uit de verkeerde hoek waaien, zodat de grote linieschepen niet konden uitvaren, terwijl het invasieleger zich gestaag door de voorraden heen at. Intussen kon Engeland wel zijn eskader versterken. De wind had Engeland weer eens gered, vloekte Tone.Ga naar voetnoot8 Toen het niet meer mogelijk was het hele plan uit te voeren, begon Daendels minder verstrekkende - maar in feite juist fantastischer - varianten te bedenken: met name een invasieplan voor Schotland. Echt wild werd het pas toen hij en Tone tegen elkaar gingen opbieden met plannen voor een verrassingsaanval op Engeland zelf, een soort verbeterde versie van de tocht naar Chatham. Daarbij zou de vloot een leger overzetten dat vervolgens naar Londen moest doorstoten.Ga naar voetnoot9 | |
[pagina 319]
| |
In de Nederlandse maritieme geschiedenis heeft het najaar van 1797 een bijzondere klank. Dat komt niet door een tweede tocht naar Chatham maar door de zware nederlaag van de Bataafse vloot bij Kamperduin, op II oktober. Gedwongen door de Haagse politici - anders kan men het niet formuleren - was admiraal De Winter tegen beter weten in uitgevaren en vervolgens verpletterend verslagen. Zelf was hij gevangengenomen en weggevoerd naar Londen: de eerste keer dat een Nederlandse vlootvoogd zoiets overkwam.Ga naar voetnoot10 De Bataven waren in de klassieke fout vervallen dat ze de vorige oorlog nog eens wilden overdoen: tijdens de Vierde Engelse Oorlog was Willem V immers voortdurend bestookt met het verwijt van ‘inactiviteit’. De Bataafse politici waren kennelijk vastbesloten dat hun dit niet zou overkomen. Vandaar dat ze De Winter uitstuurden op een mission impossible die in één klap een eind maakte aan de historische reputatie van de Nederlandse vloot. Hoe groot het ontzag voor de Nederlandse vloot nog was geweest, blijkt wel uit het uitbundige vreugdebetoon in Engeland bij het bekend worden van de overwinning. Na een moeilijk halfjaar, waarin Engeland een ernstige oorlogscrisis had doorgemaakt, was het zelfvertrouwen dankzij Kamperduin weer helemaal terug.Ga naar voetnoot11 | |
22 januariIn Nederland werd de verantwoordelijkheid voor dit echec terecht op het conto geschreven van de Haagse politiek. Die onvrede werd gevoegd bij de toenemende irritatie over het uitblijven van een grondwet (de bevolking had het eerste ontwerp in augustus 1797 verworpen). Een krachtig en meer geconcentreerd gezag werd door velen beschouwd als de enige uitweg uit deze impasse. Dergelijke gedachten werden nog gestimuleerd door de Franse coup van 18 fructidor (4 september). Deze links-radicale staatsgreep bracht de republikeinen weer stevig in het zadel. Internationaal-politiek gezien had de coup tot gevolg dat het nieuwe Franse regime de vredesonderhandelingen met Engeland abrupt afbrak. Voor de Bataven betekende dit dat er althans geen koloniën over hun hoofd konden worden verkwanseld aan Engeland. Tegelijk verwachtte het bewind van Fructidor wel van de Bataven dat ze eindelijk orde op zaken zouden stellen in eigen huis om daardoor des te energieker aan de oorlogsinspanning te kunnen bijdragen. Dat strookte natuurlijk geheel met de wensen van iemand als Daendels. Dit alles behoort bij de achtergronden van de Nederlandse radicale coup van 22 januari 1798. Vaak wordt die beschouwd als een onvermijdelijke stap om de slepende discussies over de grondwet tot een eind te brengen. Daartegenover heeft Simon Schama de visie verdedigd dat de staatsgreep onnodig was, omdat de unitarissen in de grondwetscommissie toch al aan de winnende hand waren.Ga naar voetnoot12 Ook dat standpunt is inmiddels weer bestreden, op grand van de machtsverhoudingen in de Nationale Vergadering.Ga naar voetnoot13 Hoe dat ook zij, het | |
[pagina 320]
| |
debat over 22 januari dreigt zo te worden gereduceerd tot een puur constitutionele kwestie: de vraag of de nieuwe grondwet die de eenheidsstaat bracht er nu wel of niet zonder coup had kunnen komen. Een dergelijke blikvernauwing is echter onterecht, net zo goed als het onjuist is het hele politieke discours van de jaren 1795-1798 te willen vatten in de termen van het grondwetsdebat en dus te beschouwen als een strijd tussen unitarissen en federalisten, met de pragmatische moderaten op de wip. Juist Daendels laat zien dat er veel meer aan de hand was. Voor hem (en voor het Fructidorbewind, dat zich nu actief met de Bataafse zaken ging bemoeien) was de constitutionele misère symptomatisch voor een land dat de kluts kwijt was. Het ging Daendels niet zozeer om de grondwet als zodanig maar om het voltooien van de revolutie. Daardoor zou de Bataafse Republiek weer in zichzelf kunnen gaan geloven en dat ook naar buiten duidelijk maken. Binnenlandse orde en buitenlandse macht waren voor hem ten nauwste met elkaar verbonden. Ondanks - of juist geprikkeld door - het echec van Kamperduin bleef Daendels zich dan ook vastklampen aan de Ierse expeditie als reddingsplan voor de Bataafse Republiek. Het najaar van 1797 stond bol van de Bataafs-Franse intriges. Na Fructidor hoopten verschillende personen en groepen uit de Bataafse Republiek met steun van het Directoire de politieke impasse te doorbreken. Ook Daendels stond in geregeld contact met het Directoire, met name met La Revellière-Lépaux. Hij probeerde bij het Directoire zijn invasieplannen te slijten en beklaagde zich en passant over de binnenlandse toestand in de Bataafse Republiek. Daarbij sprak hij de hoop uit op een Nederlandse versie van Fructidor.Ga naar voetnoot14 Daendels' Franse contacten in deze maanden zijn omgeven met een waas van geheimzinnigheid. Ze zijn zelfs gedeeltelijk onopgemerkt gebleven doordat hij zich vaak bediende van Wolfe Tone als persoonlijk vertrouwensman.Ga naar voetnoot15 Op 12 december 1797, terwijl de plannen voor een staatsgreep vorm kregen in kringen van radicale unitarissen, pleitte Daendels in een brief aan generaal Desaix (de plaatsvervanger van de tot commandant van de Armée d'Angleterre benoemde Bonaparte) voor een gezamenlijke anti-Engelse strategie. In één adem wees hij daarbij op de binnenlandse situatie van de Bataafse Republiek, ‘qui n'a pas encore eu le bonheur de se donner une constitution, de sorte que nous n'avons qu'un gouvernement provisoire qui a nécessairement toute la lenteur de l'indécision attachée è sa nature’. En hij nodigde het Directoire met zoveel woorden uit de Bataafse Republiek tot actie op te wekken. Op 11 januari 1798 zond hij Desaix de laatste versie van zijn Schotse invasieplan. Ook toen herhaalde hij nog eens zijn frustraties over een bestuur dat elke eenheid en daadkracht ontbeerde.Ga naar voetnoot16 | |
[pagina 321]
| |
Pas in een laat stadium is Daendels bij de voorbereiding van de eigenlijke coup van 22 januari (door radicale unitarissen in samenspel met de nieuwe Franse gezant Delacroix) betrokken. Terecht vertrouwden de samenzweerders hem niet helemaal. Politiek gesproken stond hij immers veel dichter bij het moderatisme van zijn oude schoolvriend Schimmelpenninck dan bij het radicalisme van iemand als Vreede. Maar dat Daendels meedeed, was toch eigenlijk niet meer dan logisch. Met vele anderen vond hij dat er iets moest gebeuren. Op hun beurt konden de complotterende radicalen voor de uitvoering van hun plan nauwelijks om hem heen. Daendels' rol in de coup bleef beperkt tot het in het zadel helpen van het nieuwe regime. Net als in Frankrijk enkele maanden tevoren werd met militaire middelen de wet verzet, waarna het leger weer terugkeerde naar de kazerne. En passant was hiermee wel een belangrijk precedent geschapen: als de politici hun zaken zelf niet konden regelen, bleek het leger bereid daarbij een handje te helpen. Daendels was zeker niet de centrale figuur achter de coup van januari. Toch is zijn rol wellicht groter geweest dan doorgaans wordt aangenomen. Kijken we niet alleen naar de binnenlandse verhoudingen in de Bataafse Republiek maar ook naar de internationale politiek, dan blijkt juist Daendels de Franse machthebbers in het najaar van 1797 voortdurend te hebben geattendeerd op de onverbrekelijke samenhang tussen die beide sferen. Daardoor heeft hij er - zeker gezien zijn hoge militaire positie - ongetwijfeld toe bijgedragen in Parijs het juiste klimaat voor de coup en de Franse betrokkenheid daarbij te scheppen. Paradoxaal genoeg dreef zijn hoofddoel van regeneratie van Nederland hem daardoor wel meer dan tevoren in de armen van Frankrijk. | |
12 juniHet is hier niet de plaats om uiteen te zetten waarom het regime van 22 januari van Vreede, Fijnje en Van Langen er niet in slaagde populaire steun te verwerven. Op één belangrijk punt kreeg het die trouwens wel: voor de geforceerde doorbraak in het eindeloze constitutiedrama. Deze was voor velen, met name voor moderaten van het type Schimmelpenninck, een hele opluchting. Zij zouden het nieuwe bewind - zeiden ze achteraf - graag gesteund hebben als het de revolutie ook ‘nationaal’ had weten te maken. Maar juist daaraan schortte het in hoge mate. In plaats van te streven naar eenheid onder alle Bataven en een breed draagvlak voor de nieuwe grondwet, koos het nieuwe bewind voor een politiek van exclusivisme en de smalle basis. Zuiveringen van ambtenaren en stemgerechtigden wekten veel weerstand. Bovendien maakten sommige machthebbers de indruk meer hun eigen belang dan dat van het land op het oog te hebben. Die indruk werd alleen maar bevestigd toen de Constituerende Vergadering op 4 mei 1798 besloot zichzelf - in strijd met de kersverse grondwet - te continueren in plaats van verkiezingen uit te schrijven. Het verzer kreeg vorm in de boezem van het regime zelf: bij de agenten (ministers) die direct onder het Uitvoerend Bewind ressorteerden. Gangma- | |
[pagina 322]
| |
kers waren de agenten van financiën en van marine Gogel en Spoors. Maar de tweede staatsgreep van 1798 is toch vooral de coup van Daendels geworden. Later is wel gesuggereerd - vooral in kringen van de afgezette machthebbers - dat hij persoonlijke motieven had voor het omverwerpen van hun regime. Zijn rol op 22 januari zou onvoldoende beloond zijn, met geld en baantjes voor hemzelf of voor zijn vrienden. Hoe dat ook zij, ook las van mogelijk persoonlijk dépit is de rol die Daendels in juni gespeeld heeft zeer wel te verklaren. Hij deelde de in brede kring levende onvrede en verkeerde als militair ook in de positie daar wat aan te doen. Met vele anderen had hij de coup van 22 januari geaccepteerd (in zijn geval zelfs door die mede mogelijk te maken) en had hij de nieuwe machthebbers krediet gegeven. Maar die machthebbers zelf hadden blijkbaar niet begrepen dat ze hun macht vooralsnog slechts op krediet hadden en dat hun opdracht was de revolutie te voltooien om deze vervolgens nationaal te maken. In de loop van mei ontspon zich een soms operetteachtige machtsstrijd tussen Daendels en het Uitvoerend Bewind. Het Bewind genoot daarbij de steun van de Franse gezant Delacroix en diens invloedrijke (en door veel Bataven gehate) secretaris Ducange. Daendels kon rekenen op generaal Joubert, de bevelhebber van de Franse troepen in Nederland. Na een diner bij Delacroix op 16 mei liet Daendels zijn onvrede met de nieuwe orde zo duidelijk blijken dat er een arrestatiebevel tegen hem werd uitgevaardigd. Maar voordat er iets ondernomen kon worden, bleek hij al op weg naar Parijs om daar zijn beklag te doen en de stemming te peilen. Van minister van Buitenlandse Zaken Talleyrand kreeg hij voldoende steun om een tweede coup, nu van eigen makelij, aan te durven. ‘Faites, mais si vous succombez, nous vous désavouerons’, zou hem te verstaan zijn gegeven.Ga naar voetnoot17 Daendels keerde nu naar Nederland terug. Het Bewind en de radicale pers beschuldigden hem weliswaar van desertie, maar het publiek koos massaal partij voor hem. In een terugblik op de gebeurtenissen van 12 juni heeft de diplomaat Strick van Linschoten de ‘chaos van verwarring’ en ‘politieke hutspot’ na de terugkeer van Daendels beeldend beschreven. Er werd druk gespeculeerd over wat hij in Parijs te horen had gekregen en wat hij van plan was. De een ontzegde hem ‘de courage te hebben tot het beginnen van een dollemanswerk, 't welk de vrijheid den hartader af moest steken’. Een ander meende ‘dat hij daartoe wel te patriottisch dacht, maar dat hij juist daarom eene ommekeer van zaken beginnen zoude, en dat hij spoediger handen aan 't werk zou slaan als men wel verwachtte’.Ga naar voetnoot18 Zoals Strick al had horen verluiden werd de coup ingeleid met een feestelijke maaltijd in de Doelen op 11 juni om Daendels' terugkeer te vieren. De volgende dag werd het bewind van 22 januari met het nodige theater aan de kant gezet. Deze tweede coup binnen vijf maanden verwijderde het radicale personeel maar handhaafde de unitarische constitutie. Conform de bedoelingen van het merendeel van de | |
[pagina 323]
| |
Bataafse revolutionairen stelde het nieuwe bewind (gevormd door de agenten van het vorige) zich nu expliciet tot taak ‘de Revolutie in de daad, Nationaal [te] maken’.Ga naar voetnoot19 Evenals op 22 januari trad Daendels op 12 juni meteen terug nadat hij zijn daad gesteld had. Bij de eerste coup was de vraag waarom hij eventueel niet zelf de macht in handen had genomen volstrekt niet aan de orde geweest. Maar op 12 juni was Daendels veel meer op de voorgrond getreden en was zijn persoon bovendien inzet geweest van een conflict dat op het scherp van de snede was uitgevochten. Dat hij nu opnieuw meteen zou retireren was daarom minder vanzelfsprekend. Dat blijkt ook uit de argwaan waarmee sommigen zijn gedrag na de staatsgreep volgden. De voorwaarden leken niet ongunstig voor een militair die zich wilde opwerpen als sterke man. Maar zo'n rol ambieerde Daendels kennelijk niet. ‘Ce général n'a point d'ambition’, berichtte de Franse dipiomaat Champigny-Aubin een week na de coup aan Talleyrand.Ga naar voetnoot20 Anderhalf jaar later zou die andere revolutiegeneraal, Bonaparte, op 18 brumaire van het jaar VIII precies datgene doen wat Daendels nu naliet: de macht aan zichzelf trekken. Nog afgezien van de verschillende persoonlijkheden lijkt het hier vooral te gaan om een verschil in politieke cultuur en revolutionaire dynamiek. In Frankrijk liep de revolutie na de radicalisering tussen 1789 en 1793-1794 en de daaropvolgende dérévolution ten slotte uit op de dictatuur van één man: Napoleon, De Bataafse Revolutie volgde een eigen spoor, dat al was ingezet in de jaten tachtig. Na 1795 werd dat weliswaar beïnvloed door de gebeurtenissen in Frankrijk en door het Franse voorbeeld, maar die eerste jaren behield het toch een eigen logica, bepaald door de mogelijkheden van de Nederlandse politieke cultuur. Schama wil 12 juni vooral vergelijken met Thermidor, het moment van de val van Robespierre en het begin van het moeizame proces van dérévolution.Ga naar voetnoot21 Nu is het niet per se noodzakelijk, en soms zelfs misleidend, de typering van de Bataafse revolutionaire journées te zoeken in een vergelijking met de Franse, zeker zolang de Bataafse Republiek nog haar eigen weg kon volgen. Wat de vergelijking met Thermidor betreft: het thermidoriaanse moment is bijna een soortnaam geworden voor het uur van de waarheid waarop een revolutie zichzelf tegenkomt, het moment waarop de revolutie wordt stopgezet om haar te consolideren en de toestand te normaliseren.Ga naar voetnoot22 Tegen de Franse achtergrond van Terreur, extremisme en Robespierres ‘despotisme van de vrijheid’ was dit een heel dramatisch keerpunt. De Bataafse Terreur tussen januari en juni 1798 was echter met de Franse nauwelijks te vergelijken. 12 juni betekende vooral dat de Bataafse | |
[pagina 324]
| |
Revolutie op dezelfde ‘fluwelen’ manier kon worden voltooid als ze in 1795 -niet in de laatste plaats dankzij Daendels' scenario van zelfbevrijding - was begonnen. De staatsschok van 22 januari was in dat proces volgens velen weliswaar onvermijdelijk geweest, maar daarom niet minder spijtig. 12 juni bracht de Bataafse Revolutie weer binnen het vertrouwde kader waarin harmonie prevaleerde boven conflict. Juist met het oog op de rol van Daendels is de vergelijking van 12 juni met 18 brumaire natuurlijk heel verleidelijk. In zijn bekende voorlezing ter verdediging van de ‘staatsgebeurtenis’ van 22 januari 1798 (gehouden op 22 januari 1830) suggereert H.W. Tydeman dat Nederland in die zin het voorbeeld van de Franse Revolutie ter harte heeft genomen dat het een Danton, Robespierre of Marat heeft weten te vermijden. Maar ‘helaas! men kon zich nog niet spiegelen aan [dat wil zeggen lering trekken uit] den 18 Brumaire van Buonaparte; en dus kon Daendels de treurige eer hebben, van op den 12 Junij 1798 daarvan het voorspel te geven en aan Napoleon den weg te wijzen’.Ga naar voetnoot23 Iets te veel eer voor Daendels, is men geneigd te zeggen, Want het vervolg van deze vermeende 18 brumaire-Nederlandse stijl duidt toch vooral op een groot verschil met de Franse situatie. Hier ging men immers juist niet het pad op van caesarisme, maar werd nadrukkelijk gekozen voor de constitutionele weg. Typerend genoeg werd Daendels na zijn geslaagde coup dan ook niet gefeteerd als een Caesar, maar als Brutus, het symbool van republikeinse vrijheid en als zodanig een contaminatie van twee klassieke helden: de grondlegger van de Romeinse Republiek en zijn verre nazaat, de moordenaar van Caesar. Een dergelijke klassieke benaming werd niet toevallig in de mond genomen. Voor de interpretatie van de eigentijdse revoluties werd bij voorkeur teruggegrepen op voorbeelden uit de Oudheid. De Romeinse geschiedenis, met name die van de overgang van Republiek naar Keizerrijk, was het voornaamste model om de ontzagwekkende gebeurtenissen van de laatste decennia van de achttiende eeuw te benoemen, te begrijpen en zelfs ten dele te voorspellen. Politiek bedrijven in de revolutietijd - of het nu ging om Nederland of Frankrijk - was bovendien ten dele een spel dat gespeeld werd in antieke stijl. Sterker nog: velen speelden niet de Romein maar voelden zich ware Romeinen.Ga naar voetnoot24 Aanvankelijk - in de eigenlijke revolutiefase - waren het typische vrijheidshelden als Brutus en de Gracchen die furore maakten. In Frankrijk begon daarna de caesarfiguur een opmerkelijke carrière, verbonden aan de persoon van Bonaparte. In de theorievorming over dit fenomeen van een militair die zich opwerpt als redder van het vaderland, het caesarisme, kon | |
[pagina 325]
| |
de Caesar heel verschillend worden opgevat: als redder van de revolutie, als degene die haar beëindigde en de reactie inluidde, of - heel paradoxaal - als degene die de revolutie redde door haar te beëindigen,Ga naar voetnoot25 De nieuwe politieke leiders in Nederland lieten er na 12 juni geen twijfel over bestaan welke rol Daendels gespeeld had. Daags na de coup werd hij in de vergadering van het Intermediair Wetgevend Lichaam gehuldigd als een tweede Brutus, die de dwingelandij in het hart had aangetast en de Bataven aan zichzelf had teruggegeven.Ga naar voetnoot26 Ook de jonge Anton Reinhard Falck zag hem zo. Onder de titel Réveil du Peuple Batave publiceerde hij een jubelzang in vijf coupletten op de Omwenteling, mer Daendels als grote held.Ga naar voetnoot27 Toi, dont la vertueuse audace
Les a frappés et confondus,
La voix du Batave te place
Entre les Tell et les Brutus.
Poursuis, Daendels! que la patrie
Connoisse enfin la liberté,
Et que la concorde chérie
Nous rende à la félicité.
Dertig jaar later vond Falck overigens zelf juist die frase over Tell en Brutus ietwat lachwekkend. In Daendels' eigen spreekbuis De Constitutioneele Vlieg werd zijn rol vooral in oud-vaderlandse termen bezongen. De Vlieg was in mei 1798 voor het eerst verschenen en werd waarschijnlijk geredigeerd door Daendels' vriend en adjudant Hespe. Deze had in de patriottentijd naam gemaakt als redacteur van de spraakmakende Politieke Kruyer en was Daendels ook al van dienst geweest in het Parijse blad Le Batave. In de machtsstrijd voorafgaand aan de coup maakte de Vlieg stemming tegen de Franse gezant Delacroix en diens infame secretaris Ducange.Ga naar voetnoot28 Na afloop bracht het blad een ode aan Daendels. Daarin werd deze als vrijheidsheld op één lijn geplaatst met de oud-vaderlandse (en vooral in de patriottentijd intens bejubelde) grootheden Oldenbarnevelt en de gebroeders De Witt.Ga naar voetnoot29 De Vlieg legde ook de strekking van de tweede staatsgreep uit. Het tijdstip was nu aangebroken, zo heerte het, waarop ‘alle partyschap en factiezucht van den Nederlandschen bodem [moest] verdwijnen’;en iedereen ‘actief Burger’ kon worden. Voor politieke ultra's - van links of rechts - was geen plaats meer: | |
[pagina 326]
| |
‘Er zal regt doorgegaan worden, zonder ter rechter of ter linker zyde af re wyken - en alzo zal de 22 January met de daad door den 12 Juny bevestigd worden.’Ga naar voetnoot30 De radicalen gaven zich overigens niet zomaar gewonnen. Ze begonnen een felle perscampagne en een adresbeweging tegen Daendels en de nieuwe Directeuren.Ga naar voetnoot31 Er was zelfs sprake van een justitieel onderzoek naar hun gedrag. In de Eerste Kamer werden de bewerkers van de coup van 12 juni daarop nadrukkelijk in bescherming genomen door de voorzitter M.C. van Hall, alweer iemand voor wie politiseren in antieke trant een tweede natuur was.Ga naar voetnoot32 Hun gedrag moest, aldus Van Hall, niet juridisch maar politiek beoordeeld worden. Wat ‘die moedige burgers’ op 12 juni hadden gedaan was niets anders dan het terugpakken van geüsurpeerd gezag. ‘Zoo deden Brutus, Timoleon en Ararus en zo veele helden der oudheid...’ Bovendien evenaarde hun daad ‘zo niet in Republikeinsche stoutheid, ten minste in bewezen belangeloosheid, de beroemdste daaden van vele groote mannen zo van vroegeren als lateren tijd’. Als men hun optreden zou willen afkeuren omdat het mede had gesteund op hulp van de gewapende arm, dan zou men ook Hercules moeten veroordelen omdat hij gewapend met een knots de mensheid van monsters had verlost. En wat het gemopper over onregelmatigheden betreft: die waren nu eenmaal niet los te zien van geslaagde omwentelingen, of het nu de Nederlandse Revolutie van de zestiende eeuw betrof of de Bataafse van 1795.Ga naar voetnoot33 | |
CaesarismeMet Daendels veilig in de rol van Brutus is het goed nog even vooruit te kijken naar de Napoleon van 18 brumaire en naar de vroege theorievorming van het caesarisme. In 1800 publiceerde Lucien Bonaparte een brochure getiteld Parallèle entre César, Cromwell, Monck et Bonaparte, waarin Napoleon niet zonder meer gelijkgesteld werd met Caesar, maar eerder werd gepresenteerd als een man die de deugden van Caesar en Brutus combineerde.Ga naar voetnoot34 Dit weerspiegelt als het ware de ontwikkeling die Napoleon zelf had doorgemaakt van Republiek naar Keizerrijk. Aanvankelijk dweepte ook hij met typisch republikeinse helden als Brutus, Scaevola en de Gracchen.Ga naar voetnoot35 En aanvankelijk prijkte in zijn huis het beeld van Brutus nog naast dat van Caesar, zoals dat van Demosthenes naast Alexander de Grote.Ga naar voetnoot36 Pas later ging hij zich steeds meer met Caesar vereenzelvigen. Deze dialectiek tussen Cae- | |
[pagina 327]
| |
sar en BrutusGa naar voetnoot37 is typerend voor de ambivalenties van het vroege caesarisme: Brutus en Caesar staan dan nog niet onverzoenlijk tegenover elkaar. Voor Daendels en de zijnen was 12 juni het moment om de Bataafse Revolutie te redden, teneinde haar te kunnen voltooien en nationaal te maken. Een caesarrol in de zin van een persoonlijke dictatuur heeft hij daarbij niet willen spelen, en in de context van de Bataafse politieke cultuur ook niet kunnen spelen. Zuiver militair gezien hadden zijn ambities echter wel iets caesaristisch. Daendels bleef een man die hunkerde naar actie en die zijn land wilde redden door grote daden. Wat hem nog steeds dreef waren - in de woorden van Schimmelpenninck in het voorjaar van 1799 - de ‘ijver en zucht om door eene actieve deelneeming's Lands glorie te herstellen en den nationaalen geest aan te vuuren’.Ga naar voetnoot38 Zijn kans om te schitteren kwam ten slotte in de herfst van dat jaar met de Engels-Russische inval in Noord-Holland. Ironisch genoeg ging het daarbij om een spiegelbeeld van het grandioze invasieproject waarvoor hij jarenlang had geijverd. Daendels' persoonlijke kwaliteiten kwamen in de hitte van het gevecht duidelijk naar voren, als we tenminste mogen afgaan op het ooggetuigenverslag van een Franse officier. ‘Op den dag van een gevecht is hy als dol, en maakt een geweld als een bezetene. Hy danst in een hagelbui van kogels, en roept al dansende uit: “Zy kunnen my niet raaken! Zy kunnen my niet raaken!”’Ga naar voetnoot39 Dat mocht waar zijn voor zijn persoon, het gold niet voor zijn reputatie. Die was, zoals bij elke revolutiegeneraal, heel kwetsbaar en steeds afhankelijk van bevestiging door nieuwe sudcessen. En daaraan ontbrak het hem in deze campagne pijnlijk. Dat hij Den Helder aan de vijand prijsgaf, was militair gezien misschien nog te verdedigen, in de ogen van het publiek was het onvergeeflijk. Hij werd zelfs beticht van ‘verraad’, de zwaarste zonde uit de revolutionaire catechism us. Dit echec heeft een betekenis die uitstijgt boven de persoon van Daendels. Zijn lot en dat van Nederland vloeiden als het ware in elkaar over. Dat hij zich in 1801 teleurgesteld uit zijn functies terugtrok, gaf niet alleen aan dat zijn persoonlijke (door het patriottisme uit de jaren 1780 geïnspireerde) missie om het vaderland te redden definitief mislukt was. Het betekende ook dat het vaderland in die zin niet meer te redden viel en dat de breuk met het glorieuze verleden onherstelbaar was. Daendels koos nu, na Brutus en toch ook een beetje Caesar te hebben gespeeld, voor een van de meest honorabele rollen uit het klassieke repertoire: die van Cincinnatus, de man die zich, na zijn land gered te hebben, terugtrekt op zijn landerijen. In de versie Daendels: hij liet zich voor zijn diensten aan het vaderland belonen met een landgoed op de Veluwe waar hij zijn geluk ging beproeven als agrarisch pioner.Ga naar voetnoot40 De vergelijking van deze rustieke Daendels met Cincinnatus in een | |
[pagina 328]
| |
contemporain gedicht was puur bedoeld als spotternij.Ga naar voetnoot41 Toch kan men er ook een verkapt respect in lezen. Nog niet zo lang geleden was een andere revolutiegeneraal, die net als Daendels van terugtreden wist, gerooid met dezelfde eretitel: George Washington.Ga naar voetnoot42 Tijdens zijn retraite viel Daendels' naam nog eens in verband met een mogelijke staatsgreep. Paradoxaal genoeg nu een tweede 22 januari, om de revolutie te redden uit handen van het regime van 1801. Dat regime bracht weliswaar de langverbeide narionalisering in praktijk, maar ging daarin zover dat de oude regententijden terug leken te komen. Het gerucht ging dat Daendels, Nederlands enige expert in het plegen van staatsgrepen, een coup voorbereidde om samen met Schimmelpenninck en Dumonceau een triumviraat - alweer die klassieke en tegelijk Franse connotatie - te vormen.Ga naar voetnoot43 Als het plan al serieus is geweesr, dan heeft Schimmelpenninck het in elk geval snel de kop ingedrukt. Alleen door nieuwe schokken te vermijden, de zaken gaande te houden en een ‘Nationaal gevoelen’ te laten groeien, zag hij nog hoop voor het land, ‘doch in voortdurende woelingen, in overhaaste stappen, in nieuwe schokken, zie ik den wissen en kort op handen zijnden val van hetzelve te gemoet’.Ga naar voetnoot44 Terwijl de Bataafse bevolking zich al lang had afgewend van de politiek, ging het experimenteren met politieke vormen door. Daarbij kwam het uiteindelijk onder Franse druk in 1805 toch nog tot machtsconcentratie in één persoon: die van Daendels' oude vriend Schimmelpenninck. Diens naam was in dat verband al vaker gevallen. Hij werd nu een soort ‘Bataafse Washington’,Ga naar voetnoot45 een president met de titel Raadpensionaris. Qua politieke overtuiging stonden Schimmelpenninck en Daendels vrij dichtbij elkaar: beiden waren mannen van het midden. Hun vaderlandbeeld was echter zeer verschillend. De temperamentvolle Daendels bleef zich zo lang mogelijk vastklampen aan de oude glorie van de Republiek en aan het martiale nationalisme uit de patriottentijd. Door het vergaren van nieuwe roem hoopte hij op herstel van het internationale prestige van Nederland. Toen rond 1800 de breuk met dat verleden onherstelbaar bleek en de tijd voor ‘getromp en geruiter’Ga naar voetnoot46 voorgoed voorbij, trok hij zich teleurgesteld terug. Schimmelpenninck was naar eigen zeggen veel meer gericht op het ‘inwendige, stille, zachte genot van een geruste maatschappij’. Dat leidde misschien minder gauw tot ‘uiterlijken roem’,Ga naar voetnoot47 maar het sloot wel beter aan bij de zeer beperkte mogelijkheden van Nederland na 1800 en bij het vaderlandse gevoel dat toen tot ontwikkeling kwam. |
|