Zes of zeven dagen! Maar, maar ... maar ... Mevrouw, denkt gy wel om myn' toestand? Denkt gy wel dat Lucinde, in haar vertrek, wanneer zy wandeld, in de schaduwe van het Bosch, my altoos by haar houden zal?
En dat ik, gelykende naar het uitverkooren Schaap van eene onnozele Herderinne, alle oogenblikken van den dag zal gestreeld, gelief koost worden? En gy wilt in zulk een geval...
Ik wil dat het Schaap gehoorzaam zal zyn.
Zeg eêr, dat gy my een gantsch nieuwe straf wilt doen lyden en die, in waarheid, myn krachten te boven gaat.
Hoe doen dan de jonge Meisjes die, geduurende geheele maanden, haar neiging weêrstreeven, haar liefde verbergen, en, in dien staat,
Niet alleen ongevoelig schynen: maar zelfs wreed en onmeêdogende voor een' Minnaar die haar kan behaagen?
ô! Ik ben geen Meisje noch geen Beeld, en ik zal het Lucinde gaan zeggen.
Myn Zoon, ik bid u zulks noch eenige oogenblikken te vertraagen.
Laat my haar hart noch eens onderzoeken. Ontdek u zelf toch niet ontydig, en stel u niet reukeloos bloot;
Dewyl daaräan af hangt all' het geluk van uw leven.