| |
| |
| |
Achtste tooneel.
Lucinde, De Tovermimph, Alcindor.
Ik heb den Zodiak, de Polen en, met een, den heelen Waereldkloot
Het venster uitgegooit.
En gy wel ongevoelig. Gy zegt zomtyds dat gy my bemind, en gy weigerd my echter het eenigste dat my met vreugde zou overstroomen
En my een gevoelige voldoening zou geven.
Om u te toonen dat ik, in alles wat u kan vermaaken, u wil voorkomen,
Zo wil ik u wel zeggen dat uw Charmant, als zynde van een soort van Mannen die men Losbollen noemt, onmogelyk kan denken of rede gebruiken: maar dat hy, evenwel,
Zal gaan, komen, lachen, schreijen, zich aan uw voeten werpen, tederhartigschynen, onderdanig, toegevende, verlieft, ongerust; en dat alles door een Machinaal gestel.
Gelyk alle die geenen van zyn soort.
Door een Machinaal gestel!
Hy zal meêr doen; hy zal fluiten, neuriën, ja zelfs liedjes zingen en woorden....
Ach! ik bid u doe hem eens zingen.
| |
| |
Gewillig: maar denk dat die Papegaaijen niets dan een tezamenhang van gemeene woorden en spreuken kunnen naklappen, gelyk zy die, bygeval, van een ander hoordan,
En die zy, zonder onderscheid, herhaalen aan alle Vrouwen, gelyk hen die zyn geleerd.
Goed!
Dat hebt gy my al meêr gezegt. Gy maakt my ongeduldig. Doe hem dan zingen.
De Tovernimph, tegen Alcindor.
‘Gy ziet wat rol gy moet speelen.
Tegen Lucinde.
Men moet eerst de toonen stellen, en hem aanmoedigen gelyk men den Echo doet.
Zy zingt.
Al wat leeft op Aarde...
Alcindor, waggelende en ontsteld als een Man die ontwaakt, zingt.
Al wat leeft op Aarde...
Erkent de magt en waarde
Der teedere Min.
De klank van zyn stem dringt my tot in 't hart.
'k Verban een haatelyk Orakel uit myn' zin...
| |
| |
Welk Orakel! Wat wil hy zeggen?
Vergeet gy dan reeds dat het Vogeltje Losbol steeds zonder gevoele, zonder rede, en niet dan bygeval naklapt het geen hem een ander voor komt leggen?
Lucinde, op een vinnige wyze.
Ja, Mevrouw; ik had zulks byna vergeten: maar gy zoudt wel misnoegt geweest zyn zo gy 't my niet had herïnnerd. Wel nu?
Waaröm zingt hy niet meêr?
Om dat men hem mogelyk niet meêr heeft geleerd. My dunkt dat gy wel te vrede moet zyn; en uw Papegaay heeft u nooit zo veel gezegt, dat verzeker ik u.
Myn Papegaay! Altoos myn Papegaay. Gy maakt die gelykenissen niet dan om de neiging die hy my inboezemd belachelyk te maaken.
En gy, Mejuffer, gy doet met dan knorren, en de minste zaak schynt u heeden te raaken.
Wie zou niet knorrig zyn? Want bezie hem eens; bezie hem ter dege. Is het niet beklaachelyk dat hy niet kan gevoelen hoe teêr ik hem bemin?
Alcindor, tegen de Tovernimph, die hem den mond sluit, hem teekens doet, en hem weêrhoud geduurende dit Tooneel.
Het Orakel is vervult, ik wil antwoord geven.
Wat zal zyn ongevoeligheid my dikwils op een dag bedroeven.
| |
| |
Dat is ook waar; doch geloof my, jaag hem van hier, en verban hem uit uw' zin.
Hem verjagen! Charmant verjagen! My van zyu gezicht berooven! ô Hemel!
Wel, laat hem dan blyven; ik wil u niet bepaalen.
Neem uw vermaak met hem eenige woorden en liedjes te leeren, die gy hem den gantschen dag kunt doen herhaalen.
Gy hebt gelyk; en ik wil hem zo aanstonds een les geven. Laat ons eens zien, Charmant, of gy myn' naam kunt noemen. Weläan.
Lucinde! ...
Alcindor, ont worsteld de Tovernimph die hem wil weêrhouden, en werpt zich aan de voeten van Lucinde.
Ja, ik bemin u; ik bid u aan;
Ik weet geen woorden genoeg om u myn liefde wel uit te drukken en af te maalen.
Lucinde! ... Bekoorelyke Lucinde! ... Hoe veel dingen heb ik u te ontdekken! En echter kan ik u niet dan duizendmaal herhaalen
En zeggen, ik bemin u.
Ach! Mevrouw, hy spreekt van zelf! Dat zyn evenwel geen liedjes.
| |
| |
Gy ziet dat uw eerste les hem al veel heeft geleerd.
Mevrouw, tracht haar dwaling niet langer te doen duuren; het Orakel is vervult, en ik kan haar eindelyk alle de erkentenis en liefde betuigen daar myn hart door word beheerd.
Gy hebt dan een teder en erkennend hart? Waaröm hield gy my zulks verborgen?
Door een haatelyk Orakel gedwongen zynde, was het nodig dat ik met u gantsch ongevoelig verkeerde.
Zoud gy my de dwaling verwyten kunnen, waariïn ik u heb gestort, alleen om dat het belang van myn liefde zulks noodzaakelyk begeerde?
Ach! zou ik u die verwyten, daar dezelve gediend heeft om myn genegenheid, voor u, te sterker uit te doen blinken? ô Neen.
Weläan, myn Kinderen, het Orakel is vervuld.
Dat een gelukkig Huwelyk u tezamen verëen'.
Ik zal u vervoeren in het midden van een Volk waar van de welleevenheid, verkiezing en glorie met verwondering van alle andere Volkeren word aangebeeden.
Zyt nu, naar een' stom', doof' en ongevoelig' Minnaar geweest te zyn, voortaan Alcindor, een voorkomend', teder' en toegevend' Echtgenoot. Dat is het tegendeel der hedendaagsche zeden.
| |
| |
Het Tooneel veränderd in een prachtige Hofzaal, waarin zich de Gespeelen en Vermakelykheden vertoonen.
Dans van Gespeelen en Vermakelykheden.
ô Minnaars zyt gy loos en fyn,
Zo moet gy naar dees lessen hooren;
En byäldien gy wilt bekooren,
Een' geruimen tyd, in schyn,
Stom, doof, en ongevoelig zyn.
Dit wyze voetspoor in te slaan,
Zal u den toestel doen ontgaan
Van Tovery en van Mirakel.
Zyt teêr van hart, zyt wel beraên;
Dat is den inhoud van 't Orakel.
Trek steeds met my het zelfde lyn;
Dan hebt gy geen gevaar te vrezen:
Al wie, met my, Charmant wil wezen,
Moet door een' verzierden schyn,
Stom, doof, en ongevoelig zyn.
Indien een teêr verliefd gezicht
Blyft, vol verlangst, op u gericht,
Die Tovery is geen Mirakel.
Verrasch dan 't hart en volg uw' plicht;
Dat is den inhoud van 't Orakel.
| |
| |
De Min kan, door een zoet venyn,
Ons hart in 't heimelyk belaagen;
Maar wie trouwloozen wil verjagen;
Moet, voor hun gewaande pyn,
Stom, doof, en ongevoelig zyn;
Doch sterf veel eêr, na zulk een' stryd,
Dan dat Charmant uw' arm ontglyd
Door Tovery of door Mirakel.
Bemin, bedien u van den tyd;
Dat is den inhoud van 't Orakel.
SLUIT BALLET.
EINDE.
|
|