Het orakel
(1747)–Germain François Poullain de Saint-Foix– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
Een Man!...wel nu, een Man?...Och! ik wil..ik wil een Air op myn Clavecimbel speelen.
Zy gaat by haar Clavecimbel en keert aanstonds te rug.
Ik ben al te onbedacht; ik had de Tovernimph moeten verzellen; zy zou van den eenen, en ik van den anderen kant hebben kunnen loeren; En zo dra hy te voorschyn waar gekomen zouden wy zo stilletjes ... stilletjes genaderd hebben, en wy zouden hem hebben gevat.
Zy gaat weder by haar Clavecimbel en keert aanstonds te rug.
Welk een achterdocht komt my beroeren! Waaröm heeftze my niet voorgesteld met haar te gaan? Want alsdan hedden wy malkanderen kunnen helpen, en hem hier gebracht; Zy had zulks moeten denken ... Toenze zeî dat de Mannen zo vol gebreken waaren dat zy 'er een' afkeer van gekregen had, wierd ik gewaar dat zy grimlachte, en zo niet sprak als zy dacht. Zou zy dezen ook niet noch voor haar willen bewaaren, en hem voor my verbergen, gelyk die anderen? ... ô! Zy moest my niet bedriegen. Ik zal haar gaan betrappen, Eêr zy den tyd heeft ...
Willende vertrekken ziet zy de Tovernimph.
|
|