Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien, te weten van Johan Jacobsz Saar, Volkert Evertsz, en Albrecht Herport
(1671)–Albrecht Herport, Volquardt Iversen, J.J. Saar– AuteursrechtvrijEenentwintigste Hooftdeel.Koomst te Batavia, daar tijding koomt van de verwinning der Hollanders tegen d'Engelschen, en tegen de Makassar. Gezantschap naar Sina gezonden. Vertrek van Batavia naar Hollant. Koomst aan Kabo de bona Esperance. IN 't zestienhondertzevenënzestigste jaar, Ga naar margenoot+ in 't begin van Loumaant, zijn wy gelukkiglijk voor Batavia aangekomen, Ga naar margenoot+ daar wy 't anker lieten vallen, en God de Heer dankten. Toen wy aan lant gekomen waren, wierd ik daar voort weer in bezetting gelegt. Wy hoorden hier veel nieuwe tijdingen, en onder anderen dat onze volken in 't voorgaande jaar op 't Eilant Sumatra van d'inwoonders waren geslagen, en dat 'er omtrent twee hondert gesneuvelt waren, neffens de Heren Kruis, van Yperen, en de Kapitain Bega; en dat men, om dit te wreken, terstont nieu volk derwaarts had gezonden, onder 't beleit van de Kapitain Bolman, die de vijanden geslagen had, en daar na ook weer op Batavia gekomen was. Deze zelfde Kapitain wierd enige tijt daar na, met zes hondert mannen, naar de Makassar gezonden, met de welken zy in oorlog waren. Dit Koninkrijk Makassar legt op 't Eilant Celebes. In 't begin van Sprokkelmaant quam te Batavia een schip uit Hollant, Ga naar margenoot+ 't welk tijding bracht dat de Hollanders in 't verlede jaar een heerlijke verwinning tegen d'Engelschen hadden verkregen. Men bedreef dieshalven hier de gantsche nacht grote vreucht met branden, en met het afschieten van 't geschut. Na verloop van enige dagen is de vloot van tien schepen, die gereet lagen, naar Hollant vertrokken, onder 't beleit van de Heer van Dam, die Admiraal daar op was. In Lentemaant kregen wy bericht van de Makassar dat d'onzen den Ko- | |
[pagina 196]
| |
ning omtrent twee hondert vaartuigen afgenomen, Ga naar margenoot+ en het meeste deel daar af verbrand hadden. Enige tijt daar na quam ook tijding van de Heer van Hoorn, Ga naar margenoot+ (die in gezantschap naar de Kaizer van Tartarijen, of de grote Cham was gezonden, met voorneemen om een vaste handeling by hem te verzoeken) dat hy, met vierëntwintig van de zijnen, van Oxy over lant naar Pequin, de woonplaats van de grote Cham, was getrokken. In deze tijt ontstond 'er een brant te Batavia, Ga naar margenoot+ daar door in de tijt van een uur twee hondert huizen verbrand, en in d'asch gelegt wierden. Te Batavia wierden drie schepen vaerdig gemaakt, en met alderhande kostelijke waren geladen, om in Wijnmaant naar Hollant te vertrekken. Ik besloot dieshalven, Ga naar margenoot+ indien het mogelijk was, my mee daar op naar huis te begeven, dewijl ik omtrent drie jaren langer had gedient, dan ik aangenomen was. Ik hield dan aan om pasport, en getuigenis van mijn handel, die my niet geweigert, maar naar begeren toegezegt wierd. Op de darde van Wijnmaant wierd my, neffens d'andere soldaten, mijn geweer afgenomen; Ga naar margenoot+ en daar op ging ik op de vijfde van de zelfde maant te scheep, op de drie schepen, die vaerdig lagen. In yder van deze drie schepen wierden twaalf van onze soldaten gezonden. Jan van der Werve was Kommandeur over deze drie schepen. Zijn schip voerde de naam van het Wapen van Hoorn, 't ander van Konstancia, en het darde Alfen. Deze zelfde Kommandeur had my ook uit Hollant naar Indiën gevoert; en hy was toen Schipper op het schip, dat de naam van Malakka voerde. Hy was over my verwondert van dat ik noch in 't leven, en zo kloek en gezont was, dewijl hy van dat volk weinig meer wist, en bejegent had. In onz schip hadden drie menschen zich versteken, die wel haast gevonden, en weer naar lant gezonden wierden. Toen op de zeste van Wijnmaant alles gereet en vaerdig was, Ga naar margenoot+ wonden wy onze ankers met vreucht op, en zeilden, in de naam des Heren, van Batavia af. In de zelfde avont quamen wy voor Bantam, van daar wy noch enig vee, hoenders, en alderhande vruchten op onze reis meenamen. Op d'elfde geraakten wy ten einde van de Straat Sunda, en verloren hoe langer hoe meer d'Eilanden van Java en Sumatra uit het gezicht. Yder zong toen met vreucht, adieu Batavia, wy trekken naar Patria. Wy zetten eerst onze streek zuidwest ten zuiden. Op de zeventiende van de zelfde maant zeilden wy met mooi weer voorby de Kokoseilanden, Ga naar margenoot+ en namen onze streek van daar zuidwest ten westen, na dat wy de passaadwint alree bekomen hadden. Op de twaalfde van Slachtmaant waren wy op de hoogte van 't Eilant Mauricius genoemt, Ga naar margenoot+ met mooi weer, en goede wint; hoewel men hier gemenelijk in dit gewest een Orkaan te verwachten heeft. Op de darde van Wintermaant hadden wy de hoogte van Kabo de bona Esperance, derwaarts wy onze streek namen. Op de dartiende, des uchtens vroeg, zagen wy lant, en bemerkten dat het Kabo Falso was. Na de middag begon het hard te wajen. Wy begaven ons dieshalven weer in volle zee, en dewijl wy een bylegger kregen, lieten wy ons dus op Gods genade drijven. Ga naar margenoot+ Deze storm duurde gehele negen dagen; en een van onze schepen, Konstancia genoemt, geraakte van ons af. Daar na liep de wint om, tot onz groot voordeel; in voegen dat wy weer zeil konden maken. Op de tweeëntwintigste van de zelfde maant zagen wy weer lant, 't welk Kabo Falso was. Wy wendden 't dieshalven weer een weinig zeewaart in, tot dat wy in de volgende dag Kabo de bona Esperance in 't gezicht kregen, en de Leeuwen- en Tafelberg konden kennen. Op de vierëntwintigste, Ga naar margenoot+ Karsavont zijnde, quamen wy daar gelukkiglijk op de ree, daar wy het anker lieten vallen. Het schip Konstancia quam hier ook weer by ons. Op de zelfde avont hadden wy een harde dwarrelwint, die van de bergen quam; in voegen dat wy onze reen en stengen moesten laten schieten, en 't schip voor twee ankers leggen. Wy voeren daar na aan lant, en verquikten ons met alderhande varsche spijs, en vulden onze vaten met varsch water. Wy maakten ook alle onz geschut op de schepen vaerdig. In deze tijt wierd een Wiltschut, die by nacht uitging, van een leeu gewond. Wy vingen ook een kleine walvisch, of noortkaper, en wy verlustigden ons daar na met visschen. Hier is zulk een treffelijke visschery, dat wy met een net in vier tochten zo veel visch vingen, dat wy hen naauwelijks in onze sloep konden bergen. |
|