Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien, te weten van Johan Jacobsz Saar, Volkert Evertsz, en Albrecht Herport
(1671)–Albrecht Herport, Volquardt Iversen, J.J. Saar– AuteursrechtvrijVyftiende Hooftdeel.Optocht tegen de Koning van Porka. Aanzegging der Hollanders aan de Koning. Een soldaat om 't schieten van een koe opgehangen. De Koning van Porka stelt zich onder de Hollanders. Vertrek van Kochin naar Ceilon. Koomst te Negumbo en Kolumbo, en te Punto de Gallo. Geschenk aan de koning van Kandi gezonden. Een kostelijk schip, uit Persiën komende, zinkt. Vrede tusschen Hollant en Portugal op Ceilon afgekondigt. OP de zeste van de zelfde maant wierd een algemene monstering gehouden; en aan twaalf uitgeleze Vaandelen wierd belast zich met voorraat, en bezonderlijk met rijs voor vier dagen te verzien. Men nam hier toe ook vijf Vaandelen van zwarte Portugezen aan. Ga naar margenoot+ Wy trokken dus in de volgende dag van Kochin; en toen wy twee uren voortgetrokken waren, verwachtten wy onze Generaal. Hy, by ons gekomen, zeide dat hy voorgenomen had in 't lant des Konings van Porka te trekken, dewijl hy zich tot aan deze tijt vijant tegen ons getoont had. Hy beval aan ons dat wy, op verbeurte van 't leven, geen vee, en bezonderlijk geen koejen, zouden schieten, of anders doden, dewijl zy de zelfden voor hun goden houden. In de volgende dag, tegen d'avont, quamen wy aan de grenzen van zijn lant, daar wy ons voor die nacht nedersloegen; en enige benden van hun Nairos vernamen. Wy hielden ons echter van wederzijden stil. Ga naar margenoot+ Onze Generaal zond een Gezant aan de Koning, en dee hem aanzeggen dat men, indien hy voortvoer met zich vijant tegen de Hollanders te tonen, met hem handelen zou gelijk men met d'andere Koningen van dit lant had gedaan, die wy ten deel gewilliglijk, en ten deel door dwang en oorlog tot vrede hadden gebracht. De Koning nam dit in zijn bedenken: maar dewijl 'er, na verloop van enige dagen, geen antwoort quam, braken wy op, en trokken voort landewaarts in naar des Konings Pagode, daar hy ook zijn woning had. Men zond noch tot overvloet een Gezant aan hem, om te vragen wat zijn mening was. Dewijl onze lijftocht opgeëten was, en wy ons met kokosneuten moesten behelpen, gingen twee van een Vaandel heimelijk uit, Ga naar margenoot+ en schoten een koe. Zy begroeven het vleesch, en namen iets tot hun behoefte mee. Maar zy wierden verraden, en by de Generaal aangeklaagt, die hen terstont, zonder krijgsraat te houden, ter doot verwees. Doch door ernstig bidden der bevelhebbers wierd noch zo veel te weechgebracht, dat zy te zamen moesten werpen om wie van beide gehangen zou worden. Dit geschiedde: en de geen, | |
[pagina 178]
| |
die de koe geschoten had, geraakte vry; maar d'onschuldige wierd aan een boom opgeknoopt. Op de tiende van Lentemaant quam des Konings antwoort in 't leger, Ga naar margenoot+ daar door hy vertoonde dat hy den Portugezen altijt in alle noden getrouwelijk bygestaan, dus een vast en bestandig verbont met hen onderhouden had. Maar dewijl wy gehelijk meester van de Portugezen waren geworden, en hen uit hun vestingen en lant gantschelijk hadden verdreven, zo was hy ook gezint een gelijk verbont met de Hollanders te maken, en met hen te handelen, gelijk hy voor dezen met de Portugezen gedaan had, en bezonderlijk met peper, die in grote overvloet in zijn lant wast. D'Engelschen handelen ook hier met deze Koning, en voeren jarelijks een of twee schepen met peper van daar. Na dat de vrede dus gemaakt was, trokken wy weer naar Kochin. Op de vijftiende van de zelfde maant wierd weer een monstering gehouden, en daar na de wegen bezet, en twee hondert en vijftig naar Batavia, en twee hondert naar Ceilon gezonden. Voorts, de stat wierd met alderhande behoefte verzien, en N. Pitter daar in tot Plaatsvoocht gestelt. Ga naar margenoot+ D'Admiraal Riglof van Guns begaf zich hier op te scheep, met zijn lijfvaandel, daar onder ik was; en wy voeren de twintigste van Lentemaant van Kochin, terwijl, tot zijn eerbewijs, de stukken rontöm de stat tot drie malen afgeschoten wierden. Op de tweeëntwintigste van de zelfde maant quamen wy voor Koilang, daar onze Admiraal aan lant trad, en tegen d'avont weer te scheep quam; en dus naderden wy de kaap van Komoryn met mooi weer. Op de vijfëntwintigste verloren wy 't lant uit het gezicht, Ga naar margenoot+ en namen onze streek nar Kolumbo, een stat in Ceilon gelegen. In de volgende dag zagen wy twee hoge bergen van 't Eilant Ceilon, van de welken d'een Piko d'Adam, of Adamsberg, en d'ander Heuberg genoemt word. In de zelfde, en in de volgende dag hadden wy veel Travade winden, harde donder, en sterke dwarrelbuijen. Op de zevenëntwintigste zagen wy de vesting Negumbo, daar wy na de middag aan anker geraakten. Ga naar margenoot+ Onze Admiraal begaf zich hier aan de wal, en reisde over lant naar Kolumbo, daar wy ook in de volgende dag, met schoon weer, ten anker quamen. Wy traden daar frisch en gezont aan lant, om in deze plaats enige tijt te blijven. Op d'achtiende van Grasmaant trok d'Admiraal met zijn lijfvaandel naar Punto de Gallo. Ga naar margenoot+ Hy wierd van slaven in een Palankyn gedragen. Wy trokken in de zelfde dag voorby de vesting Kalteren, die op een hoge berg legt, acht mijlen van Kolumbo. Toen wy drie mijlen voortgetrokken waren, quamen wy neffens een andere vesting, Barberi genoemt, en in die zelfde avont t'Alagan, daar wy over een vloet gezet moesten worden. Wy bleven de nacht over aan d'andere zijde van de stroom, voor de vesting Pentoten leggen. In de volgende dag, des uchtens vroeg, begaven wy ons weer op de weg, daar in wy enige wilde elefanten bejegenden, die wy door onz geschiet verdreven. Ga naar margenoot+ In de nacht quamen wy in de stat Punto de Gallo, daar wy de schepen, die voor ons van Kochin naar Batavia vertrokken waren, noch vonden, en die op de vijfëntwintigste van Grasmaant hun reis vervorderden. In 't begin van Bloeimaant wierd een Gezant, Hendrik Trak genoemt, | |
[pagina 179]
| |
met een kostelijk geschenk naar de Koning van Kandi gezonden, Ga naar margenoot+ om het zelfde, uit naam van de Hollantsche Maatschappy, aan hem te schenken. Dit geschenk bestond in enige pakken root scharlaken, en ook in stoffen van zijde en boomwol; gelijk ook in een kas vol fijne Veneciäansche spiegels, een vat vol Spaansche wijn, en alderhande olie van kostelijke specerijen, met drie schone paerden. Op de twaalfde van de zelfde maant zagen wy een schip uit zee komen, Ga naar margenoot+ 't welk geduriglijk met alle zijne stukken schoot, tot bewijs van de grote noot, daar 't in was. Toen het niet verre van de haven af quam, zagen wy dat 'et het schip de Dolfijn was, dat uit Persiën quam, en, neffens andere kostelijke balen met zijde, met achtënveertig kisten gemunt zilver, Rubei genoemt, geladen was, van de welken yder stuk een halve daalder in waarde mogt halen. Dit schip was zo beschadigt, dat het door geduriglijk te pompen, en uit te balien niet van 't water ontlast kon worden, en dat zy meenden dat het alle ogenblikken zinken zou. Zy begaven zich dieshalven alle in sloepen en boten, en namen vijf kisten met gelt mee: daar op zy 't schip, met alle zijn kostelijke goederen, voor hun ogen zagen zinken. In 't einde van deze maant begaven wy ons weer op de weg naar Kolumbo, daar onze Admiraal zijn verblijfplaats had. Hy was Lantvoocht over alle de landen in geheel Ceilon, en in 't lant der Malabaren, die aan de Hollanders behoren. Ga naar margenoot+ In deze tijt quam van Batavia een schip, 't welk tijding bracht dat 'er vrede tusschen Hollant en Portugal gemaakt was; die daar opentlijk afgekondigt wierd. |
|