Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien, te weten van Johan Jacobsz Saar, Volkert Evertsz, en Albrecht Herport
(1671)–Albrecht Herport, Volquardt Iversen, J.J. Saar– AuteursrechtvrijVeertiende Hooftdeel.Koomst voor Kananor. Dreiging der inwoonders. Landing der Hollanders. Gevecht buiten last. De voorstat ingenomen. De stat beschoten, en overgegeven, en de Plaatsvoocht te Goa onthooft. Beschrijving van Kananor. Bewijs van vrientschap van en aan een Plaatsvoocht van de grote Mogol. Vertrek naar Kochin. Vogelnesten tot spijs gebruikt. OP de tiende van Sprokkelmaant quamen wy voor Kananor, Ga naar margenoot+ en lieten onze ankers op ruim een kanonscheut van de stat af vallen. De Portugezen schoten enige malen naar ons. Zo haast de nacht aanquam, wonden wy onze ankers weer op, en zeilden een half uur veerder naar 't noorden, daar onze fregatten na aan lant quamen. Wy begaven ons terstont uit de grote schepen op de fregatten, en bleven daar de zelfde nacht, in de welk wy een grote macht van volk zagen, uit oorzaak van hun fakkelen, en vuur, die zy aan strant aanstaken. Ga naar margenoot+ Zy maakten ook, volgens hun gewoonte, een groot geroep en gespeel, en dreigden ons met hun zwaerden en sabels. Zy liepen, by gehele benden, met brandende fakkels, en blote zwaarden in het water, naar onze fregatten, en riepen ons toe in hun spraak hoe zy ons zouden handelen, doch wy hielden ons stil. Onze Admiraal, de gewoonte van deze volken niet wetende, wierd daar over verschrikt, en nam voor weer af te trekken; vermits het hem onmogelijk scheen met onze kleine hoop iets op deze grote macht te winnen. Maar onze Wachtmeester, hem aanspreekende, zeide tot hem dat hy daar over niet versaacht moest worden; dewijl zy alleenlijk dus riepen en raasden om hun vijanden af te schrikken. Hy voegde'r by dat het voor ons een eeuwige schande zou zijn, zo wy dus aftrokken, zonder 't werk aangevangen te hebben. Men maakte dieshalven alle toestel en voorbereiding, om in de volgende dag, op d'uchtent, aan lant te komen. De Nairos, of inwoonders hadden ondertusschen in de zelfde nacht loopgraven aan de strant opgeworpen, en de zelfden van buiten met voetängels bezet; en de Portugezen hadden de wacht op een hoge heuvel, onder de welken wy landen moesten. Zo haast de dag aanquam, en de trompetten geblazen wierden, ('t welk het teken was, daar op wy ons gelijkelijk naar lant zouden begeven) voeren wy met twaalf vaartuigen naar de wal. De vijanden schoten ondertusschen heftiglijk tegen ons; d'inwoonders met pijlen, en de Portugezen met musketten. Ga naar margenoot+ Maar wy drongen met gewelt naar lant, terwijl onze fregatten met hun geschut heftiglijk over ons heen tegen hen schoten, daar door zy enigsins moesten wijken. Wy sprongen dieshalven aan lant, en in hun loopgraven, en dreven hen te rug, na een lang gevecht. Ga naar margenoot+ Zy begaven zich dan over een vlietende stroom, daar zy zich weer te zamen voegden. Wy stelden ons ook in ordening, en begroeven onze doden, daar ook mijn Luitenant onder | |
[pagina 175]
| |
was, Severyn van Hollant genoemt. De gequetsten wierden weer naar de schepen gezonden. Wy deden daar na een gebed, en kregen, toen het zelfde gedaan was, yder een beker vol Arak, zekere drank, gelijk slechte Brandewijn; 't welk ons weer enigsins verquikte. Wy trokken hier op met een nieuwe moed tegen hen, die uit het bosch, daar in zy verborgen lagen, heftiglijk met pijlen naar ons schoten. Ga naar margenoot+ Wy trokken echter onverschrikt gedurig naar de vesting voort, en quamen tegen d'avont tot op een musketscheut aan de voorstat, daar veel treffelijke vruchtbare bomen waren. De gronden lagen daar met grachten en droge sloten van malkander gescheiden; 't welk zeer dienstig voor ons was, vermits wy de zelfden voor loopgraven gebruikten, en door deze middel ons van des vijants geschut bevrijden konden. In de zelfde nacht bespeurden wy dat d'inwoonders zich niet verre van ons af gelegert hadden. In de volgende nacht wierden de stukken geschuts, de vuurmortieren, de voorraat, en andere behoeftigheden uit de schepen tot ons gebracht; en wy meenden in de volgende nacht beukeryen te maken. Enigen van onze benden begaven zich ondertusschen heimelijk uit het leger, met voorneemen van enig vee te schieten, gelijk ook gedaan wierd. Maar de Nairos en inwoonders, die hier en daar in de bosschen verborgen lagen, hadden ondertusschen enigen van d'onzen, die geen schietgeweer by hen hadden, betrapt. Wy, gedruis horende, stelden ons ter weer, en schoten op hen. Ga naar margenoot+ Op dit geschiet, en door dit gedruis der Nairos quamen d'anderen benden, die met ons uitgetrokken waren, ook by ons, en hielpen ons; dewijl wy onz bussekruit en loot byna verschoten hadden. Wy waren in alles twee hondert en twintig sterk, en zetten dieshalven met kracht toe, en dreven de vijant op de vlucht, doch met verlies van enigen uit d'onzen, van de welken veel gewond wierden. Dit gevecht wierd in onz leger gehoort; en dewijl zy niet wisten waar uit dit sproot, zo begaven zy zich in 't geweer. Maar toen zy van enige gewonden, die in 't leger quamen, zulks verstonden, wierden de genen, die van hun vaandels af geweest hadden, in hechtenis genomen; en men dreigde ons met de doot te straffen. Ga naar margenoot+ Maar toen onze Admiraal en bevelhebbers recht uit ons verstaan hadden hoe wy met zulk een kleine hoop volks zulk een heerlijke verwinning hadden verkregen, wierden wy alle weer los gelaten, en op vrije voeten stelt. Tegen d'avont wierd een beukery voor de poort der voorstat gemaakt; en men bracht 'er twee stukken op. Wy schoten daar mee op het bolwerk, en bevonden dat het niet gevult, maar hol was. Wy maakten dieshalven terstont een opening daar in. De Portugezen, dit ziende, begaven zich alle uit de voorstat in de stat. Ga naar margenoot+ Wy liepen dan de poorten open, en quamen dus in de voorstat, en bezetten de grote huizen, die dik van muren waren. Zy schoten hier op dapper uit de stat, en quetsten veel van d'onzen door het springen der stenen in de huizen. Op de twaalfde van Sprokkelmaant brachten wy enige grove stukken geschuts in de voorstat, Ga naar margenoot+ die wy in de voorste huizen stelden, en daar mee op de poorten der stat schoten, gelijk ook op de bolwerken tot twintig schoten op malkander. Doch wy konden weinig schade daar aan doen; vermits de zelfden van steen, zo hard als yzer, gebout waren. Op de dartiende van de zelfde maant wierden ook twee grote vuurmortiers, met de granaten, die daar toe behoorden, in de voorstat gebracht. Wy | |
[pagina 176]
| |
schoten eerst met stenen in de stat, en daar na ook met granaten, die grote schade in de stat deden, gelijk wy uit hun groot geschrei bemerkten. Zy staken dieshalven voort een wit vaandel op, Ga naar margenoot+ en riepen om quartier. Hier op quamen enigen van hun bevelhebbers tot ons uit die een verdrach met d'onzen sloten, en terstont hun geweer voor ons moesten nederleggen. Wy, de voorstat bezet hebbende, trokken in de stat zelve, en bezetten daar de bolwerken. De Portugezen, die naar Goa wilden zijn, wierden met onze schpen derwaarts gevoert, daar onder ook hun Plaatsvoocht was, Ga naar margenoot+ die, zo haast hy 'er quam, onthooft wierd. Wy vonden hier zonderling niets; dewijl zy hun goederen, met hun wijven en kinderen, ten meestendeel naar Goa hadden gezonden. Doch enigen van hen hadden hun wijven en kinderen aan de Nairos en inwoonders ter handen gestelt; en toen zy de zelfden weerëischten, konden zy hen niet weer bekomen, maar kregen tot antwoort, dat zy hun wijven en kinderen ook wel verloren mogten geven, dewijl zy hun vesting en stat verloren hadden. Deze vesting is ook van de Portugezen, Ga naar margenoot+ omtrent dartig jaren voor de stat Kochin, gebout. Zy legt meer dan half in 't water, zonder dat 'er echter vaartuig aankomen kan, uit oorzaak van de klippen, die daar rontöm zijn. Maar aan d'andere zijde naar de voorstat is de zelfde van een gracht omringt, die in een steenklip gehouwen, en omtrent hondert voeten diep is. Aan de zuidzijde is een grote haven, die in de ronte byna een uur lang is. Aan d'andere zijde van de haven is nog een vesting, die van de Mogol gebout is, en van de zijnen bewoont word. Buiten deze vesting zijn noch veel andere woningen, daar, met bewilliging van de Koning van Kananor, veel Persianen en inwoonders van de grote Mogol wonen. Ga naar margenoot+ Deze lieden hebben grote handeling deur 't gehele lant, van alderhande katoene en zijde klederen, die zy met schepen daar heen brengen; voor de welken zy veel kardamom, peper, ongezuiverde boomwol, kokosneuten, en olie bekomen; al 't welke meest naar Persiën gevoert word. Op de zestiende van Sprokkelmaant quam de Plaatsvoocht van deze vesting, die onder de Mogol staat, ter halve weg aan onze ingenome vesting, en zond aan onze Admiraal een afgevaerdigde, met aanzegging dat hy hem begeerde te verwelkomen. Ga naar margenoot+ Onze Admiraal zond dieshalven terstont een Vaandel volks uit, om hem in te halen. Hy quam dan met grote pracht, en twee hondert soldaten in onze vesting, en wierd van onze Admiraal vriendelijk ontfangen, die aan hem tot een geschenk een stuk geschuts gaf, dat van een man voortgesleept kon worden, en dat van de Portugezen voor de statspoort gestelt, en met schroot geladen was. Hy dee dit stuk door een van zijn Elefanten wechvoeren; en toen hy in alle vrientschap en dankbewijs afscheit had genomen, wierd tot zijn eer alle het geschut tot drie malen afgeschoten. De Koning van 't lant Kananor, ziende dat wy meester van de vesting waren geworden, bewees ook, met zijn Vorsten en onderzaten, vrede en gunst aan ons. Deze veröverde stat wierd met twee hondert en vijftig mannen bezet, en N. van Werden tot Plaatsvoocht daar over gestelt. Ga naar margenoot+ Doch wy en d'anderen begaven ons weer ter scheep, en voeren met vier schepen van daar naar Kochin. Ruim een half uur van lant af legt een klip in zee, daar onze Admi- | |
[pagina 177]
| |
raal een sloep naar toe zond, om vogelnesten te zoeken, Ga naar margenoot+ van de welken de klip gantsch vol is, die van alderhande wilde vogelen te zamen gebracht worden, zonder dat men weet van wat stoffe zy zijn, vermits deze wilde vogelen nooit van deze klip, die gantschelijk besloten is, aan enig lant komen. Deze nesten zijn echter een lekkere spijs; en zy brachten enige manden vol daar af mee. In 't begin van Lentemaant quamen wy weer voor Kochin. In de zelfde tijt wierd een Gezant, met enig volk naar Paru gezonden, om met de Koning zelf een gedurige vrede te sluiten. |
|