Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien, te weten van Johan Jacobsz Saar, Volkert Evertsz, en Albrecht Herport
(1671)–Albrecht Herport, Volquardt Iversen, J.J. Saar– AuteursrechtvrijAchtiende Hooftdeel.Van onze weêrömreis uit Indiën naar 't Vaderlant. TOen ik, gelijk verhaalt is, byna vijf jaren in Suratte in dienst der Hollanders geweest had, heb ik, tot verscheide malen vergeefs om mijn verlossing verzocht hebbende, dewijl ik goede dienst onder d'Indiänen aan hen kon bewijzen, uit oorzaak van mijn kennis in de Malaische taal, eindelijk mijn begeerte door veel bidden verkregen. Ik ging op de vijftiende van Bloeimaant te zeil met het schip, Kattenburg genoemt,'t welk zijn streek op Batavia nam. Ga naar margenoot+ Wy zeilden onderweeg voorby de steden Dekan, Bambai, Fingerla, Turekrin, (daar een parrelebank is, die een rijke vangst aan de visschers verschaft) Kochin, Ga naar margenoot+ en 't groot en rijk Eilant Ceilon, daar de kaneelbomen zo gemeen zijn, als in Holstein de beukebomen; dewijl men daar gehele bosschen vol van zodanig gewas vind. Wij zeilden de stat Kolumbo voorby, en wierpen 't anker voor de Hollantsche vesting, Punto de Gallo genoemt. Wy gingen echter in de volgende uchtent weer voort, en, de Middellijn deurzeilende, namen onze streek op de westkust van Sumatra, en voeren enige Eilanden voorbij. By Sumatra hadden wy alle avonden gruwelijk weer van donder en blixem; Ga naar margenoot+ en somtijts ontstond 'er zulk een sterke storm, met regen, dat wy alle onze zeilen innemen moesten: en een uur daar na was het weer zo stil, dat men niet merken kon van waar de wint quam. Wij zworven drie weken lang neffens het zelfde lant; en quamen met grote moeite aan 't Princen Eilant, en zeilden daar na deur de Straat Sunda tot aan Batavia: Ga naar margenoot+ in voegen dat wij van Suratte tot aan Batavia drie maanden en vijf dagen onderweg waren. Ik moest te Batavia tot aan de Wijnmaant van 't zestienhondertzevenënzestigste jaar blijven; en toen gingen wy met drie schepen te zeil naar 't Vaderlant. Ga naar margenoot+ De namen der schepen waren, het Wapen van Hoorn, Alfen, en Konstantia. Wy namen onze streek op Kabo de bona Esperance, daar wy quamen, Ga naar margenoot+ na dat wy veel moeite, arbeit en gevaar uitgestaan hadden. Want wy hadden onderweeg, en bezonderlijk toen wy na aan de Kaap quamen, schrikkelijke stormen, Ga naar margenoot+ in de welken wy alle onze zeilen verloren; en onze grote rade brak aan stukken. Wij voeren in de Tafelbaai, en bleven daar een gehele maant leggen, om onz schip te vermaken, en weer toe te stellen, en ook om vervarssching in te nemen. |
|