Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien, te weten van Johan Jacobsz Saar, Volkert Evertsz, en Albrecht Herport
(1671)–Albrecht Herport, Volquardt Iversen, J.J. Saar– AuteursrechtvrijZeventiende Hooftdeel.Hoe Siawagi te Hoof tot grote eer word gevordert, en in bewaring genomen; en hoe hy met list weȇr wechraakt. DE grote Mogol, overwegende hoe machtig een vijant, rover en verwoester van zijn lant hy tegen zich had, en die hy niet met gewelt kon verdelgen, schoon hy ook een machtig heir tegen hem te velt bracht, dewijl het volk hem zo machtig toeviel, dat hy een heir van omtrent hondert duizent mannen by malkander had, wendde 't op een andere boeg, en besloot deze grote rover door d'aanbieding van grote eer aan hem te trekken, Ga naar margenoot+ en te winnen. Hy zond dieshalven aan hem een Amarou, of Vorst, en verzocht van hem dat hy op zijn koninklijk woort en belofte by hem zou komen, met toezegging dat hy hem tot een Vorst van 't Rijk zou maken, en de darde plaats doen bekleden, en dat hy zijn zoon, die hy by zich had, en ook een dapper krijgsman was, tot Veltöverste over tien duizent ruiters zou maken; een dee'er, om hem te bewegen, byvoegen, dat het beter was in zulks een hoge staat van eer, en in rust te zijn, dan altijt in onrust op genade van 't wankelbaar geval te zwerven. Siwasi had enigsins behagen in deze aanbieding, trok met zijn zoon, en met enige duizent mannen, naar de Koninklijke woonstat Dili, liet de zoon met het heir buiten, en begaf zich met weinig dienaars binnen Dili, daar hy van d'Amarouwen heerlijk ontvangen, en met grote pracht en eerbewijs naar een kostelijk en opgepronkt huis gebracht wierd, om daar in, gelijk andere Amarouwen, in de stat wonen. Ga naar margenoot+ Toen hy voor de Koning verscheen, en wel ontvangen was, wilde hy de darde plaats die hem toegezegt was inneemen. Maar de zelfde wierd van een ander bekleed; en Sawasi in de vierde stee gezet. Deze, dien dit verdroot, wilde zich | |
[pagina 124]
| |
hier mee niet vernoegen laten. Ga naar margenoot+ Hoe, zeide hy tot de Koning; wat is dit, dat gy, Oranchzef, zulk een groot Oppervorst, uw woort niet houd? Gy weet welk een plaats gy my hebt doen toezeggen. Zou ik nu van minder staat zijn? Ik wil onder zulk een, die zijn Koning niet getrou is, niet staan. Hy wilde daar op in gramschap weer wech gaan: maar hy wierd dan van enige Amarouwen, of Vorsten opgehouden, en met goede woorden, en toezegging van hoop nedergezet. De geen, die de darde plaats bekleedde, was een gebore Amarou, en van afkoomst een Rasbut, Ga naar margenoot+ gelijk ook Siawagi. Deze Amarou was voor enige jaren met een krijgsmacht door de Mogol uitgezonden, om tegen Sawasi te strijden; daar in hy zich slecht genoech betoont had. Want hy had in een brief, die hy aan Sawasi had gezonden, van hem verzocht dat hy hem niet lastig zou vallen; dewijl hy van zijn zijde hem ook geen grote afbreuk zou doen, om dat zy beide Rasbuten, en van een godsdienst waren. Sawasi had dit ook aangenomen: in voegen dat de beide heiren enige malen tegen malkander hadden gelegen, zonder enige vijantschap te tonen, of een zwaart tegen elkander te trekken: ja zy hadden enige malen malkander vergast, en eens Huli viertijt te zamen geviert, en, toe zy van malkander scheidden, gezegt, doch alleenlijk op dat hun dienaars het horen zouden: Heden hebben wy Huli gespeelt, en malkander met rode verwe geworpen: maar morgen willen wy elkänder met bloet overstorten. Doch hun strijt had van weinig belang geweest. Sawasi verhaalde dit aan de Mogol, in tegenwoordigheid van deze Amarou, en leverde de brief, die hy van deze Amarou ontvangen had, aam de Mogol, welks Veltövertse hy toen had geweest. Hy wilde dieshalven beneden deze, die zulk een valsch hart tot de Koning had, niet zitten; 't welk men hem niet euvel afneemen moest. Sawasi wierd echter in het koninklijk Hof gehouden, Ga naar margenoot+ en met sterke wacht in een kamer wel bewaart. Men gaf aan hem vier van zijn dienaars, en een van de Mogol, om op hem te passen, en liet aan hem toe uit en in te gaan. Sawasi, wel merkende hoe 't met hem gemeent was, zond terstont iemant aan zijn zoon, dee van hem gelt halen, en aan hem bevelen dat hy slechs spoediglijk opbreeken, en zich weer bij 't hooftleger voegen zou, terwijl hy bezich zou zijn om zichzelf te redden. Hy bejegende de grote Heren van 't Rijk, die hem ook dagelijks quamen bezoeken, zeer vrolijk en vriendelijk, toonde zich zeer gedienstig, en hield zich als of deze vasthouding en verzekering hem niet lastig viel; en zeide dat hy door hen verhoopte des Konings gunst weer te bekomen, en d'eerplaats, die hem toegezegt was, te verkrijgen, om dan zijn heir aan de Koning over te geven. Hy zond zijn dienaars dagelijks op de markt, dee hen de beste boomvruchten, en het schoonste aardgewas inkopen, en het zelfde, volgens de gewoonte van 't land, in grote lange korven doen, die boven deksels hadden, en zond hen somtijts met, en somtijts zonder deksels tot geschenken aan de grote Heren. Deze korven wierden echter altijt door de wacht, die voor de kamer stond, bezichtigt. Toen hy dit tot in de darde maant gedaan had, zond hy een dienaar aan zijn zoon, om meer gelt te halen, en beval aan hem dat hy in zekere tijt, die hy hem stelde, met enige duizent mannen vijf mijlen van de stat Dili zou komen, daar hy zich by hem vervoegen zou, gelijk ook gebeurde. Sawasi, oordelende dat het tijt was om zijn voorgenome list aan te vangen, veinsde zich niet wel te pas te zijn, en dat hy van de koorts aangetast wierd. | |
[pagina 125]
| |
Hy vervoegde zich hier op by een van zijn dienaars, Ga naar margenoot+ die een Moor was, en de welk de Koning by hem gestelt had, en gaf aan hem zo veel Banga, en Schirasser wijn te drinken, dat hy gantschelijk vol en dronken wierd. Banga is een groen kruit, 't welk zy met water koken, en 't sap daar uit drukken, en drinken; 't welk zeer dronken maakt, ja zo, dat zy in slaap vallen, en van zich zelf niet weten, inzonderheit als 'er Schirasser wijn bykoomt. Siwasi, deze dienaar op deze wijze dronken gemaakt hebbende, dee hem zijn klederen aantrekken, en de tulbant op 't hooft zetten, en hem op dat bed leggen, daar op Sawasi enige dagen te voren gelegen had, en van de wacht gezien was. Hy dee ook te voren de wacht, die buiten de kamer was, aanzeggen dat het heden zijn quade dag was, en dat hy niet gaerne iemant by zich kon lijden. Suwasi zelf begaf zich in een korf, en dee boven op hem vruchten leggen, en zonder deksel door twee van zijn dienaars uitdragen. De krijgslieden, die de wacht hadden, en gewent waren dat 'er dagelijks vruchten uitgedragen wierden, lieten hen enige treden voorbygaan, daar zy nederzetten. Men riep d'Overste, Ga naar margenoot+ op dat 'er niets zonder zijn kennis uitgedragen zou worden. Deze, meer gezien hebbende dat 'er zulke vruchten uitgedragen wierden, had geen vermoeden van enig quaat, en liet hen voorby gaan, inzonderheit dewijl hy deur de deur, die een weinig open gelaten wierd, Sawasi, gelijk hy meende, in zijn klederen op zijn bedde zag leggen, en by hem noch drie dienaars, om den slapende de vliegen af te weren. Een half uur daar na, toen het avont wiert, quam een Amarou, met een Mahometaansche geneesmeester, om Sawasi te bezoeken, en te zien of hy hem in zijn ziekte helpen kon. Maar d'een dienaar gaf aan hen een wenk dat zy achterblijven zouden, dewijl Sawasi sliep, en zeide dat zy liever over een uur weer zouden komen. De dienaars slopen ondertusschen ook wech, d'een na d'ander, en lieten den dronke Mahometaan in de beslote kamer leggen. Deze, de gehele nacht over geslapen hebbende, en 's uchtens wakker geworden, en ziende dat hy de klederen van zijn meester aan had, vraagde aan de wacht, of zijn Heer by de Koning was; en meende dat zijn mededienaars, om hem te gekken, hem in de slaap zijns Heren klederen aangedaan hadden. Ga naar margenoot+ Maar Sawasi was wech, en deur de naaste poort ter stat uitgedragen, en had zich op twee paerden, die zijn zoon aan zekere plaats bestelt had, naar zijn heir begeven. De Mogol, hier af bericht krijgende, wierd zeer verschrikt, en zond terstont enige duizent mannen achter na, om de wechgevloge vogel weer te vangen: maar vergeefs; want hy was alree van een grote lijfwacht omringt. De Mogol zond weer een Amarou aan hem, en dee hem aanzeggen dat hy verwondert was waaröm hy zich op de vlucht had begeven; dewijl hy alles goet met hem voor gehad had; en dat hy, zo hy noch acht dagen was gebleven, hem de darde plaats ingeruimt zou hebben, dewijl d'ander Amarou in een andere plaats tot Landvoocht gezonden zou worden. Ga naar margenoot+ En dieshalven verzocht hy aan hem, dat hy weer zou komen, met belofte van dat men hem wel bejegenen zou. Maar de vos was t'out, en te loos, en had al eens in 't net geweest. Sawasi gaf aan hem tot antwoort, dat hy niet wist hoe de Mogol zo onverstandig was, Ga naar margenoot+ dat hy zodanig een man, als hy nu dee verzoeken, tot Rijksraat, en darde Vorst in 't Rijk wilde maken; dewijl hy zulks niet verdient, maar in tegendeel het Rijk grote schade aangedaan had; | |
[pagina 126]
| |
dat hy hem voor zulke valsche aangebode genade dankte; dat het beter was dat hy zijn eige Heer, dan eens anders dienaar was; en dat hy 't Oranchzef noch wel zou betalen dat hy hem zo wel gehouden en verzorgt had. Hy vertrok hier op weer naar Fingerla, 't welk hy den Mogol afgenomen had, en daar zijn hooftleeger was, en daar rontöm zijn burgten en Sloten bezet hield. De tijt zal leren of de Mogol hem eindelijk noch machtig worden, en verdelgen zal. Hy was noch in volle macht en heerschappy, toen ik in Bloeimaant, in 't zestienhondertzevenënzestigste jaar, uit Suratte vertrok, om my naar 't Vaderlant te begeven. |
|