Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien, te weten van Johan Jacobsz Saar, Volkert Evertsz, en Albrecht Herport
(1671)–Albrecht Herport, Volquardt Iversen, J.J. Saar– AuteursrechtvrijDartiende Hooftdeel.Huwelijksviertijt van twee kalven. BY de Heidenen van dit gewest zijn my veel dingen zeldzamelijk, belachelijk en ongerijmt voorgekomen; Ga naar margenoot+ maar echter geen zo zeer, als dit, dat zy ossen en koejen, ook kalven aan malkander huwen, en hen met veel opentlijke plechtelijkheden te zamen voegen. D'oorzaak hier af is dat deze arme blinde lieden geloven dat de zielen der verstorve menschen in de beesten varen, en dat de zielen van van hun verstorve vrienden somtijts in hun lighamen wonen, en dieshalven in de zelfden ook daar in noch goet willen bewijzen, en eren. Ik heb een huwelijk van twee kalven voor Suratte aan de waterstroom op deze volgende wijze gezien. Ga naar margenoot+ De kalven waren een jaar out; want zy moeten niet jonger zijn. Zy brachten de zelfden, met een tou om de hals gebonden, naar de waterstroom, en daar in, en wasschen hen een lange wijl, terwijl de Priester, naar de welk de beesten met het hooft gekeert moesten staan, op 't lant stond, en hen toeriep, en zeldsaam gebaar met zijn handen bedreef. De vrienden maakten ondertusschen op het lant een vuur van gedroogde koemest, en zetten zich daar rontöm. De Priester ging in de kring naar 't vuur, maakte zijn specerijen toe, wierp sandalhout, benjoin en aloë in 't vuur, en, dit gedaan hebbende, trad weer naar 't water, daar dy de kalven voor hem brachten, doch in dier voegen, dat zy met de | |
[pagina 115]
| |
voorste voeten op het droge lant, en met d'achtersten in 't water stonden. De priester bond toen de beide kalven een nieu tou om de hals; en 't oude wierd wechgedaan. De monden der beesten wierden daar na aan malkander gehouden; en de Priester tekende hen met een streek van gele verwe aan het voorhooft. De beesten wierden hier op enige malen rontöm het vuur geleid: en de Priester, in de kring zittende, las uit een boek, met zeldsaam gebaar. Daar na stond hy op, nam een koper vuurvat met gloeiende asch, wierp welriekende kruiden daar in, en berookte de gehuwde beesten onder 't hooft, onder de buik en staert. Hier op leide hy hen, al prevelende, vijf malen om 't vuur; en toen moesten zy hen staert aan staert houden, die hy ook berookte. Na dat deze koppeling en plechtelijkheden afgedaan waren, wierden zy weer naar huis gebracht, en van veel mannen, wijven en kinderen gevolgt, voor de welken namaals een gastery toegestelt wierd. Ik heb deze huwelijking van 't vee niet eens, maar tot verscheide malen in verscheide dorpen, met even de zelfde plechtelijkheden, gezien; en eens aangemerkt dat de wijven, toen dit zamengevoegde vee zijn water liet, naerstiglijk bezich waren met deze pis in een kopje, en sommigen in hun hant te vangen, en te drinken; vermits zy de zelfde zeer heilig, en dienstig tot vruchtbaarheit achten. | |
Byvoegsel van Adam Olearius.BY deze Bruiloften der kalven en beesten staat het geen aan te merken, 't welk de Fransche Sanson in zijn Lantbeschrijving van de grote Mogol schrijft. De koejen bezonderlijk zijn by hen in zo grote achting, dat zeker Benjaansch koopman, naar 't verhaal van Texeira, tien tot twaalf duizent dukaten in de bruiloft besteedde, die hy toestelde, met zijn koe aan de stier van een zijner vrienden uit te huwen. De Benjanen hebben ook tot een gewoonte, dat zy in zekere maant de koejen met rijs, die noch in 't stro is, voeren: en zy vergaderen dan hun mest, die zy daar na in een zeef wasschen; en als de vuiligheit daar uit is, Ga naar margenoot+ vinden zy noch onverteerde rijskorrelen in de zeef, die zy drogen, en die als de Priester de zegen daar over gesproken heeft, voor een heiligdom gehouden worden: ja zy bakken koeken daar af, en geven hen aan de kranken, tot hulpmiddel voor hun krankheit, t'eten. |
|