Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien, te weten van Johan Jacobsz Saar, Volkert Evertsz, en Albrecht Herport
(1671)–Albrecht Herport, Volquardt Iversen, J.J. Saar– AuteursrechtvrijTiende Hooftdeel.Van de gelegenheit der stat Suratte, en d'inwoonders daar in en om. SUratte is een grote stat, die den grote Mogol toebehoort. Zy legt in een grote vlakte, Ga naar margenoot+ en heeft geen gebergte by zich, aan een grote vloet, die drie mijlen onder de stat in zee valt, en zeer vermakelijk op te varen is. Men trekt enige aangename bosschen en dorpen voorby.Ga naar margenoot+ 't Eerste en grootste by de mont van de vloet heet Dommes; daar na volgt Ombra, die beide aan de rechte zijde leggen: en als men dat ter slinke zijde uit de kom, of inwijk van Swali over lant naar Suratte trekt, is deze stat vijf duitsche mijlen verre, | |
[pagina 108]
| |
daar op men ook veel vermakelijke dorpen ontmoet, als Swali, Dameties, More, Balio, Pol en Rasi, daar men over de stroom gezet word; en dan koomt men, aan d'overzijde, recht aan het tolhuis van de Mogol, daar wy alle bezichtigt moesten worden, of men ook enige juweelen, vreemde munt, en gelt by zich had; van al 't welk men tol geven moet. De stat Suratte is groot, Ga naar margenoot+ en met schone wel geboude huizen verciert geweest. Maar in 't zestienhondertvierënzestigste jaar wierd zy door de hant van een groot rover, en door een gruwelijke brant zeer verwoest; van 't welk hier na bredelijker gesproken zal worden. Buiten de stat, naar 't noortöosten, is een vijver, of bak, Ga naar margenoot+ die groot en heerlijk gebout, en met vierkante stenen opgehaalt, en vol water is, daar in 't midden een welgebout huis staat. Men zegt dat deze vijver, en dit huis, zo veel gekost hebben, als het Slot in de stat, dat aan de stroom legt. Niemant van d'Europers mag in dit Slot komen. Een weinig van de waterbak legt een grote tuin, Ga naar margenoot+ met een stene muur omringt, en word de Princesse tuin genoemt, die met aangename waterbakken, kruiden en bloemen verciert is. Yder mag daar in gaan tot zijn vermaak, en die ook om om haar cierlijkheit wel waerdig is om bezien te worden. D'inwoonders van de stat zijn ten deel Moren, ten deel Benjanen. Zij worden Moren genoemt, niet om dat zy zo zwart, en van zodanige gestalte zijn, Ga naar margenoot+ als de Moren van Ethiopien, maar van 't woort Mauri; en zij mogen met beter recht Mauren, dan Moren genoemt worden. Zy zijn Mahometanen van godsdienst, en hebben hun tempels, daar zy in bidden, en doen boven op de zelfden d'uren, tot het gebed geschikt, dagelijks drie malen uitroepen, te weten des uchtens, middags en avonts. Veel van hen, die voor heilig gehouden willen zijn, hebben ook op hun huizen zodanige kapellen, daar in zy bidden, en houden Hassan, Alis zoon, voor hun grootste Heilig. Ga naar margenoot+ Zy hebben enige vierdagen, die zy des jaars met veel omstandigheden en plechtelijkheden vieren. Het nieuwe jaar, 't welk by hen in Lentemaant begint, word enige dagen lang met grote vreucht en gasterijen gehouden. Zy hebben ook een andere viertijt, somtijts in Grasmaant, en somtijts in Bloeimaant, naar dat de maan begint, daar in zy de gedachtenis van Abrahams offering, toen hy zijn zoon wilde slachten, vieren. In de zelfde tijt is 'er noch een grote vreucht en pracht onder de Mahometanen. De Slotvoocht, alle koninklijke amptlieden in de stat, en ook de Moorsche kooplieden rijden, varen en gaan met hopen buiten de stat naar een tempel, die daar toe gebout is, daar in zy hun gebeden doen; en hun Molla, of Priester slacht en offert daar na een schaap. Zy vieren noch een andere viertijt in treurkleederen, ter gedachtenis (gelijk men zegt) van Alis twee zonen, Ga naar margenoot+ Hassan en Hossein, die, terwijl zy ter beevaart trokken, van de Gentiven en Heidenen omringt wierden, en, schoon zy in een vaste plaats weken, echter door afsnijding van 't water grotelijks van dorst wierden benaaut: in voegen dat zy, met hun blote zwaerden tegen de vijanden uittrekkende, en veel van hen nedervellende, eindelijk overweldigt en verslagen wierden. Zy dragen in deze viertijt deur de stat twee lijkbaren, die met veel bogen, pijlen, sabels, tulbanden en kostelijke klederen behangen zijn. Veel lieden gaan daar neffens, en zingen droevige gezangen. Enigen springen en danssen by deze lijkbaren, en enigen snijden en kerven zich zelven met messen in d'armen, en aan 't voorhooft in | |
[pagina 109]
| |
dier voegen, dat het bloet hen over de klederen loopt, 't welk schrikkelijk om aan te zien is. Als zy van de middag tot aan d'avont in dusdanige ordening in de stat omgegaan hebben, vervoegen zy zich op de Meidan, of grote Marktplaats, en zetten daar drie of vier mannen op, die van stro gemaakt, en met klederen aangedaan zijn, daar mee zy de vijanden, die de beide broeders omgebracht hebben, uitbeelden. Zy betonen aan hen eerst alle smaat en schande, en werpen en schieten met pijlen op hen. Als zy enige hondert pijlen in deze beelden van stro geschoten hebben, zo verbranden zy hen tot asch, en doen de zelfde verstuiven. In deze tijt dart geen Gentif en Benjan, die zy voor Heidenen en medegenoten van hun vijanden houden, op de straat verschijnen, en hun huisdeuren open laten staan, zo zy buiten gevaer van 't leven willen blijven. |
|