Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien, te weten van Johan Jacobsz Saar, Volkert Evertsz, en Albrecht Herport
(1671)–Albrecht Herport, Volquardt Iversen, J.J. Saar– AuteursrechtvrijDarde Hooftdeel.Van de Molluksche Eilanden, en de bezitting der Hollanders daar in. IN voortijden wierden deze vijf Eilanden, Ternate, Tidor, Macian, Modiera en Bassian alleenlijk Molluksche Eilanden genoemt: Ga naar margenoot+ maar nu willen de geburige Eilanden, of de genen, die niet verre daar af gelegen zijn, ook onder dezen begrepen wezen, bezonderlijk Ambona, Ceram, Leasser, Manipus, Marigora, Mindano, Meno, Banda en meer anderen. Ternate is het voornaamste onder alle, en de Koning daar op de machtigste; hy heeft tweeënzeventig Eilanden, die onder zijn gehoorzaamheit staan. Op Ternate is een berg, Ga naar margenoot+ die geduriglijk brand, en dieshalven Chunungapy, dat is brandende berg genoemt. Men kan hem wijt in zee zien; en hy verstrekt by nacht den scheepslieden tot een baken. Dit Eilant Ternate is zeer rijk. De Portugezen hebben voor dezen op de beste Molluksche Eilanden hun handeling en Kantoren gehad, Ga naar margenoot+ en bezonderlijk op 't Eilant Tidor; en op Ternate, in de stat Gamalamma grote heerlijkheden en vrydommen bezeten. Maar zy zijn heden door de Hollanders | |
[pagina 94]
| |
uit de stat en 't Eilant, gelijk ook uit veel andere plaatsen, gedreven. De Hollanders hebben overal in de voornaamste Eilanden hun loodsien en vestingen, Ga naar margenoot+ daar af de voornaamste op Ternate is, Maleija genoemt, die aan een welgelege plaats op strant legt, met wallen, rondeelen, en krijgsvoorraat wel verzien is, en zo wel bewaart word, dat niemant hen lichtelijk daar uit zal drijven. Zy hebben grote schatten en goederen daar in; en op het zelfde Eilant noch twee andere vestingen, Takona en Talako genoemt, en daar by de Koning van Ternate zo zeer tot hun believen, dat hy, na dat zy veel eilanden met het zwaert hebben gewonnen, voornamelijk Amboina, Ceram, Leasser, Banda, Hitten, Manipus, en meer anderen, byna alle zijn Eilanden aan de Hollantsche Maatschappy tot gebruik overlaat, en daar voor van hen jarelijks tot zijn onderhouding tien duizent rijksdaalders ontfangt. Daar tegen moeten de Hollanders tegen de genen, die vijandelijk in zijn landen vallen, gelijk te voren dikwijls gebeurt is, d'oorlog voeren. De Koning heeft echter die eer, dat hy, als Veltheer, daar by verschijnt. Hy is anders een zeer vriendelijk en meewarig Heer, die somtijts by d'Overste der Hollanders koomt, om een pijp tobak met hem te drinken. Dewijl 't dan niets anders, dan Eilanden zijn, die beschut moeten worden, zo voeren zy meest oorlog te water; en de krijgslieden moeten met schepen overgebracht worden. Ga naar margenoot+ Doch deze schepen zijn op een vreemde wijze gemaakt. Zy hebben op de beide zijden afzetsels, of nevenschepen, die als vleugels zijn, en boven op het schip een wandelry; in voegen dat zy niet alleenlijk onder in 't schip, maar ook aan beide zijden, en boven op de wandelry staan en strijden konnen. Zy noemen zodanige schepen Kurkur, en in enige plaatsen Kurkolla, die by alle Molukkers gebruikt worden. Yder dorp moet zodanig een schip houden; en als'er oorlog gevoert word, zo moeten de dorplieden daar op verschijnen, en zich tegen de vijant laten gebruiken. Zy plagten ook wakker aan te vallen. Boven op staat d'Orankai, of Voocht: en voornaamste in 't dorp, met zijn beste krijgslieden, en heeft het gebied over 't schip. In 't ruim van 't schip zitten de dienaars van d'Orankai, en de trommelslager. Ga naar margenoot+ Hun trommels zijn drie of vier hangende bekkens, d'een groter dan d'ander, daar op zy met stokjes slaen, die met doek overtrokken zijn, en dit alles op zekere maatslag, naar dat de riemen van het schip bewogen worden; of eerder gelijk de roeiknechten hun riemen naar de slagen op de bekkens moeten trekken. Ga naar margenoot+ Hun geweer is een sabel, doch voor breder en dikker, dan de gemene Turksche sabels; en zy worden Padang genoemt. Zy hebben daar beneffens lange houte schilden, die zy Salwake noemen, met de welken zy zo behendig en vaerdig konnen omgaan, dat men zich daar over moet verwonderen. Zy oeffenen zich ook daar mee in de strijden, en springen en huppelen daar beneffens, gelijk de sprinkhanen, en loeren om malkander een streek af te zien. Zy voeren ook spiessen, die ten deel van hard hout, en gebarnde spitsen zijn, en ten deel vooraan yzere weerhaken hebben, daar, namelijk aan 't hout, dunne touwen, of riemen vast gemaakt zijn. Zij konnen, in't werpen, deze touwen los maken, of inhaken, en daar mee de menschen, of het geen, dat zy begeren, als met harpoenen, naar zich trekken. Zy konnen met dusdanige spiessen zo zekerlijk schieten, dat zy 't hooft van een nagel, of ten minsten de breette van een rijksdaalder konnen treffen; en deze spiessen worden Kalwai genoemt. | |
[pagina 95]
| |
't Eilant Ceram, om wijders daar af te spreken, is een van de grootsten onder de Moluksche Eilanden. Ga naar margenoot+ Hier op zijn veel Negeres, of steden en dorpen, die eertijts wel bewoont wierden. Maar d'inwoonders zijn om hun weerspannigheit en verradery, die zy aan d'Europers betoonden, voor zestien jaren ten deel dootgeslagen, en ten deel verjaagt; en de verdrevenen hebben nu hun onderhouding op d'omleggende Eilanden. De verdelgde steden, die heden noch woest leggen, zijn Luven, Kombellen, Assudi, Lokki, Lalen, Kahulen, Leilen, Jalukken, Eupute, en veel meer anderen. |
|