Verhaal van drie voorname reizen naar Oostindien, te weten van Johan Jacobsz Saar, Volkert Evertsz, en Albrecht Herport
(1671)–Albrecht Herport, Volquardt Iversen, J.J. Saar– AuteursrechtvrijTweede Hooftdeel.De reis van Kabo de bona Esperance tot aan de Moluksche Eilanden. TOen wy aan de Kaap onze vervarssching ingenomen hadden, vervorderden wy onze reis naar Batavia, de grote handelstat, en vesting der Hollanders op 't Eilant groot Java gelegen. En hoewel wy onderweeg veel onweer en harde storm hadden, Ga naar margenoot+ zo quamen wy echter, met Gods hulp, in het begin van 't zestienhondertzesënvijftigste jaar voorspoediglijk aan dese stat, daar ik gehele vier maanden moest blijven, misschien om te verzoeken, of ik de lucht kon verdragen, om veerder gezonden te worden. Daar na wierd ik op 't schip de Trou, door twee gestrengde handen uitgebeelt, geschikt, om veerder te zeilen. Wy quamen eerstelijk voor de stat Japara, die aan de Koning van Java, te Matram wonende, toebehoort. Wy lieten daar 't anker vallen, bleven'er drie dagen stil, en kochten van de Javanen hoenders, gan- | |
[pagina 93]
| |
zen en koejen voor een geringe prijs. Wy zeilden daar na voorby d'Eilanden Makasser, Borneo, en anderen, en bezonderlijk voorby Ceram, en de hele kust, by de Molluksche Eilanden gelegen, en quamen op de ree voor Ambona, of Amboina, Ga naar margenoot+ gelijk het van enigen genoemt word, daar wy aan lant traden. Ik heb hier, gelijk ook in de byleggende Eilanden, de Hollanders in hun kantoren vijf gehele jaren gedient, en meest op 't Eilant Ambona en Ceram. Toen ik mijn verblijf op Ceram had, Ga naar margenoot+ lag ik in de vesting Overburg, die van d'inwoonders Luven genoemt word, en alleenlijk met vierëntwintig Europische krijgslieden bezet was. Dewijl op deze, en d'omleggende Molluksche Eilanden (en nergens anders) de nagelen in overvloet wassen, en de Hollanders de nagelhandeling gaerne alleen zouden hebben, Ga naar margenoot+ zo moesten wy in zekere tijden van 't jaar by hopen uitgaan, en op die Eilanden, daar de Hollanders alle de nagelen niet wilden vergaderen, uit oorzaak van de grote overvloet, die zy van d'Eilanden kregen, de welken nader by lagen, de nagelbomen vernielen en afschillen, op dat zy verdorren zouden; en de kleine bomen, die omtrent een vinger dik waren, moesten wy met de wortel uittrekken. Wy verdelgden in de tijt van een maant wel vijftien of zestien duizent bomen. Zy doen desgelijks met de note muskaten, en bloemen daar af, die zy dikwijls by grote hopen verbranden. Ik kon my in 't eerst zwarelijk begeven tot deze gaven, die God zo rijkelijk verleent, en daar onze naasten mee gedient konden zijn, te vernielen. Doch waaröm zy dit doen, Ga naar margenoot+ daar af geven zy deze reden. Het kost, zeggen ze, groot gelt zulke schepen naar Indiën uit te rusten: en daar na moeten zy dikwijls lijden dat zodanige schepen, met zo kostelijke speceryen geladen, door onweer en andere ongelukken ondergaan, en dieshalven niet altijt gelukkiglijk t'huis komen. Indien dan yder deze waren goetkoop kon bekomen, en uitvoeren mogt, zo zouden zy, uit oorzaak van de menigte, laeg van prijs, en hun winst zeer gering zijn; dewijl de schaarsheit de goederen tot hoge prijs houd. |
|