Werken. Deel 3. Vanden XII dogheden. Een spieghel der ewigher salicheit. Vanden kerstenen ghelove
(1860)–Jan van Ruusbroec–
Regelnummers proza verbergen
| |
Van materien ende formen des heylichs Sacraments. C. VI.10Ende ghelikerwijs dat Melchisedech, die overste priester 11te Abrahams tide offerde broet en̄ wijn, alse ene rechte figure 12en̄ oec ene materie van onsen Sacramente, alsoe nam Christus 13onse overste priester, in sijnre sacrificien broet in sine 14heylighe eersame hande. En̄ hy hief op sine oghen te sinen 15hemelschen Vader almachtich; en̄ dankede hem, en̄ ghebenedide 16dat broet, en̄ braect in stucken en̄ sprac: ‘Nemt ende 17edt, dit is mijn lichameGa naar voetnoot(2).’ Daer na, inder selver wijs, soe 18nam hi den kelc met wine in sine heylighe eersame hande, 19en̄ dancte anderwerſ sinen Vader en̄ ghebenedide den wijn, 20en̄ gaeft sinen discipulen en̄ seide: ‘Drinct hier af alle, dit 21is die kele mijns bloets eens nuwes en̄ eens ewichs testaments, 22een verborghen teyken des gheloefs, die om u en̄ 23om vele menschen sal uutghestort worden in verlatenisse 24der sondenGa naar voetnoot(3).’ 25Siet, aldus hebdi materie en̄ forme ons Sacraments: die | |
[pagina 154]
| |
1materie dat is broet en̄ wijn, die forme dat sijn die woerden 2ons Heren daer hi sprect dit is myn lichame, ende dits mijn 3bloet. Want doen hi sprac dit is mijn lichame, doen verwandeldeGa naar voetnoot(1) 4hi die substancie des broets in die substancie sijns 5lichamen, niet alsoe, dat dat broet te nieute ghinc, maer sijn 6ontwerden wart de lichame ons HerenGa naar voetnoot(2): niet een nieuwe 7lichame; mer die selve die daer ter tafelen sat, en̄ at, en̄ 8drane met sinen discipulen, dien hadden si oec voir hem 9inden Sacramente, alsoe dat sine saghen mit haren uutwendigen 10oghen ter tafelen sitten. En̄ dat was hem ene grote 11bliscap. Mer dat si saghen den selven lichame inden Sacramente 12met haren inwendighen oghen des gheloefs, dat was 13hem noch mere bliscap. En̄ niemen van hem allen en vragede 14hem: Meester hoe mach dit sijn? want si wisten wel, 15die hemel en̄ erde ende alle dinc van nieute maecte, hi mach 16oec wel verwandelen die ene substancie in die andere, daer 17hi wilt. Ende die in enen oghenblicke verwandelde alle die 18watere van Egypten in bloede, en̄ Loths wijf in enen steen, 19en̄ ute der drogher steenroetsen dede vloyen ene sterke 20riviere van watere, ende menich ander groet wonder dat 21ghescreven is in dat oude Testament ende oec int nuwe, dat 22hemGa naar voetnoot(3) sijn alle dinc moghelic en̄ onderdaen. 23Nu meret dan, alle dat broet dat hi voren hadde in sijnre 24consecracien, en̄ dat alle die priestere voir hebben in allen 25steden, in alle outaren, in alle die werelt, dat is ene nature 26van broedeGa naar voetnoot(4); ende dat vergadert alGa naar voetnoot(5) inder consecracien | |
[pagina 155]
| |
1als ene materie en̄ ene eenvoldighe substancie des lichamen 2ons Heren inden Sacramente, overmits rechte intencie ende 3de worden der consecracienGa naar voetnoot(1): en̄ al dat te voren broet was, 4dat wert die lichame ons Heren. En̄ al sijn die hostien ghedeylt 5in allen einden van ertrike, dat Sacrament is een en̄ die 6levende lichame ons Heren es een en̄ onghedeylt in al dat 7Sacrament. En̄ aldus suldi oec gheloven die consecracie des 8wijns in dat bloet ons Heren, dat is in een yeghewelken of in 9elken kele altemale, en̄ in allen kelken al die werelt dore niet 10meer dan in enen; want men macht niet deelen, noch minderen, 11noch meerderen. En̄ al sijn die consecracien des 12lichamen ons Heren en̄ sijns bloets ghedeelt en̄ onderscheidenGa naar voetnoot(2), 13in materien en̄ in formen der woerde, in ghedaentenGa naar voetnoot(3) 14en̄ oec in betekeninghenGa naar voetnoot(4), en̄ al sijn twee Sacramenten: 15si vergaderen in één waerheyt en̄ si sijn één 16ChristusGa naar voetnoot(5). Want die levende lichame ons Heren inder 17hostien en is niet sonder sijn eyghen bloet; noch sijn bloet 18in den kelk en mach niet sijn sonder sijn lichame, daert in 19leeft. En̄ aldus is Christus onghedeilt en̄ altemale in yeghewelken 20deele des Sacraments. En̄ sonder hefsel of gheste 21terwen broetGa naar voetnoot(6) en̄ gheen ander dranc dan wijn en̄ een luttel 22waters en mach tote onsen Sacramente sijn. Dit beteykent | |
[pagina 156]
| |
1ons dat Christus was onnosel, saechtmoedich en̄ onverhaven 2onder alle mensche. En̄ hi was dat edele terwen coren, dat 3ghestorven is en̄ ghevallen in die erde, en̄ heeft ons ghebrochtGa naar voetnoot(1) 4vele vruchten, dat is onser alre leven in kerstenen 5ghelove. Hi is oec die ghewarighe wijnstoc dien sijn Vader 6gheplant heeft in onsen wijngaert der heyligher Kerken: 7uut sinen wonden lopet ons balseme en̄ wijn. Die edele roke 8en̄ smake doet die minnende dronken sijn. |
|