Werken. Deel 3. Vanden XII dogheden. Een spieghel der ewigher salicheit. Vanden kerstenen ghelove

verantwoording

gebruikt exemplaar

exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1201 C 22

 

algemene opmerkingen

Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Vanden XII dogheden, Een spieghel der ewigher salicheit en Vanden kerstenen ghelove van Jan van Ruusbroec in de uitgave van Jean Baptiste David uit 1860. Dit is deel 3 van de serie Werken uitgegeven door de Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen. De oorspronkelijke werken stammen uit de 14de eeuw.

 

redactionele ingrepen

Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. π2, π4, π8, XX, 118, 236 en 238) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.

 

[pagina π1]

MAETSCHAPPY

DER

VLAEMSCHE BIBLIOPHILEN.

 

5^e SERIE. - N^r 4.

 

[pagina π3]

WERKEN

VAN

JAN VAN RUUSBROEC.

 

III^de Deel.

 

[pagina π5]

DAT BOEC

VANDEN

TWAELF DOGHEDEN.

 

DIE SPIEGHEL DER EWIGHER SALICHEIT.

 

VAN DEN KERSTENEN GHELOVE.

 

DOOR

JAN VAN RUUSBROEC,

(XIV^e Eeuw.)

 

[pagina π6]

N^r 50 van de 100 afdruksels voor den hoophandel bestemd.

 

DE SEKRETARIS,

 

[pagina π7]

DAT BOEC

VANDEN

TWAELF DOGHEDEN.

DIE SPIEGHEL DER EWIGHER SALICHEIT.

VAN DEN KERSTENEN GHELOVE.

DOOR

JAN VAN RUUSBROEC,

(XIV^e EEUW).

GENT,

DRUKKERY VAN C. ANNOOT-BRAECKMAN.

-

1860.

 

[pagina 261]

INHOUD.

		Bladz.
Voorrede		1
VANDEN XII DOGHEDEN.
Prologhe		1
Cap. I.	Van Oetmoedicheit	3
II.	Van een ander Oetmoedicheit	21
III.	Vander Ghehoirsamheit	30
IV.	Van Ghelatenheit	42
V.	Van Verduldicheden	54
VI.	Vander AFghesceidenheyt	62
VII.	Hoe die mensche sijn were weret op thoechste	77
VIII.	Dat neyghen tot ondoechden sonder consent, alle weghe vrome den goeden menseen	82
IX.	Hoe die wille alle dine vermach	85
X.	Hoe die mensche hem sal hebben als hi ghesondicht heeft	97
XI.	Van tweerhande rouwe als vleyscelic ende godlic	101
XII.	Vander Penitencien	105
XIII.	Hoe hem een mensche sal houden in vreden, of hi niet en wert ghedreven op uutwendighe herdicheit van peniteneien	112

 

 

[pagina 262]

DIE SPIEGIIEL DER EWIGHER SALICHEIT.

		Bladz.
Prologhe		119
Cap. I.	Hoemen verstaen sal sijn leringhe	120
II.	Die ierste partye van beghinnende menschen	124
III.	Dit is vander ander pertien van menschen in een voirtgaende leven	138
IV.	Hoe men dat Sacrament ontfaen sal	144
V.	Van vijf punten des heilighen Sacraments	149
VI.	Van materien ende formen des heylichs Sacraments	153
VII.	Wise ende maniere hoe Christus hem selven gaf in den heilighen Sacramente	156
VIII.	Vier punten vander ewigher minnen Gods	164
IX.	Sake ende waer omme dat Christus hem selven gaf bedect ende verborghen in den heylighen Saeramente, niet openbaer inder formen alsoe hi doe was op ertrike, ende nu is inden hemel	175
X.	Ondersceit der personen dic ten heylighen Sacramente gaen, sommigbe in ewigher salicheit, ende selke tot hare ewigher verdoemenissen	177
XI.	Vander ander partien van menschen	180
XII.	Vander derder partyen van menschen	183
XIII.	Vander vierder partyen van menseen	193
XIV.	Vander vijfter partien van menschen	194
XV.	Vander sester partyen van menschen	196
XVI.	Vander sevender partyen van menschen	197
XVII.	Van bescounende leven, ende ierst vanden gheesteliken levende leven, dat binnen ons is	207
XVIII.	Vanden vernietenden levene in minnen	215
XIX.	Van ledighen state in eenvoldighen aert ende puerheit van gheeste	217
XX.	Vander edelheit ende vander groter macht ons Heren Jhesu Christi	221
XXI.	Van rechten bescouwene, met verclaringhe vanden levenden levene	224
XXII.	Die verclaringhe vander naturen des levens	225
XXIII.	Vander oefeninghen des levenden levens	226
XXIV.	Vanden wesene des levenden levens	229
XXV.	Vanden overwesene des levenden levens	231

 

 

[pagina 263]

VANDEN KERSTENEN GHELOVE.

	Bladz.
Prologhe	239
Tractaet	240
Inhoud van dit Boekdeel	261

 

EINDE VAN DEN BLADWYZER