| |
| |
| |
Igma van Putte-De Windt
Tip Marugg:
Dichter dichterbij in Papiamentu?
Waarom heeft Tip Marugg zo weinig gedichten (ik ben er slechts 14 tegengekomen) in het Papiamentu gepubliceerd? Dat is een vraag die (hem) veel eerder gesteld had moeten worden omdat zijn Papiamentu gedichten, naar mijn mening minder dan de Nederlandstalige, een beroep doen op het interpretatieve vermogen van de lezer. Ik wil hier duidelijk maken dat zijn lezers veel hebben moeten missen doordat hij zich niet vaker van het Papiamentu bediend heeft in zijn poëzie.
Als uitgangspunt dienden de gedichten die verschenen in:
Afschuw van licht: gedichten 1946-1951 Rotterdam: Flamboyant/P 1976, samengesteld door Andries van der Wal en Daphne van Schendel-Labega.
Tirade jg. 20, nr. 215-216, blz. 327-329, 1976
‘kleine voetstappen’ |
‘wanneer nachtstenen vallen op het dak’ |
‘ik had vandaag veel aanloop’ |
‘het uur is daar’ |
‘zoonlief, ik heb je jeugd een jobsgezicht gegeven’ |
Kristòf, IV-1, 1977: |
‘ora lusnan cende den punda’ |
‘nubianan di tur diasabra anochi’ |
‘esun q'a yama ayó sin bai’ |
‘no tabatin palabra’ |
‘den lus enfermiso di luna’ |
Vijf van de tien gedichten (de overige vijf verschenen in Kristòf, zie boven), die Enid Hollander Merkies op muziek zette en ten gehore bracht onder de titel:
Riba ala di shinishi... Dies poema di Tip Marugg poné riba músika i kantá pa Enid Hollander Merkies.
‘shelu un bulto pretu’ |
‘piskadó ku reda bashí’ |
‘tur tristesa di mundu’ |
‘b'a yeaga di mata un para?’ |
‘den tempu di awaseru’ |
| |
| |
en de twee gedichten die verschenen in: |
Ñapa, 31 mei 1985 |
‘pa mi mira mi isla bashí’ |
‘de lilith’ |
| |
Maruggs Nederlands- en Papiamentstalige poëzie
De overeenkomsten tussen Maruggs Papiaments- en Nederlandstalige poëzie die ik hieronder samenvat, zijn eerder gesignaleerd voor zijn Nederlandstalige werk. In zijn poëzie in het Papiamentu en in het Nederlands overheerst een pessimistische levensvisie. Zowel in het verleden als in het heden en de toekomst is er sprake van droefenis, pijn, angst en wanhoop. De aantrekkingskracht die het donker op hem heeft, de nacht, het zwarte in de natuur niet alleen als contrast voor de dag maar ook als contrast voor blank, is opvallend. Uit zijn poëzie blijkt ook dat hij aan het lot, vaak het noodlot, een belangrijke rol toekent in het leven. Hij geeft blijk van een zeer persoonlijke verhouding tot God en zijn kritiek op de religie verwoordt hij ironisch.
De toespelingen op seksuele relaties en momenten zijn heel subtiel, bijna vaag. In een aantal gedichten verwijst hij zijdelings, bijna achteloos, naar zijn drankgebruik. Aangezien deze punten bekend zijn volsta ik met ze te noemen zonder ze te illustreren met fragmenten van gedichten.
| |
Thematiek
In de meeste Papiaments- en Nederlandstalige gedichten spelen angst, verdriet, pijn, wanhoop, onheilsverwachting en uitzichtloosheid in het leven van de auteur een belangrijke rol. Slechts in het gedicht ‘Moment embryoné’ geeft Marugg expliciet aan dat hij vertrouwen heeft in de toekomst, en klinkt de hoop door dat er uit zijn woorden iets zuivers kan voortkomen:
| |
| |
Te Deum kan ik niet zingen
In tegenstelling tot zijn Papiamentu poëzie waarin Marugg, met uitzondering van bovenstaand gedicht, over zijn zwartgalligheid en angsten spreekt, hebben zijn Nederlandstalige gedichten ook andere onderwerpen. Er zijn gedichten waarin hij filosofeert over het ouder worden (in het gedicht ‘Oud worden’), over de plaats van de mens in de natuur volgens het Boeddhistisch dogma (‘Karma’); er is een raadselachtig, niet pessimistisch aandoend gedicht, (‘Blauwe jongen’), en één over een plotseling geluksgevoel dat hem bevangt in de natuur (‘Cartomantica’) en het gedicht waarin hij het over de ‘Zij’ heeft die gestorven is. De raciale situatie op de Antillen wordt in drie Nederlandstalige gedichten aangeroerd: ‘Juan de Dios’, ‘Rappe grauwe vlinders’ en ‘de lilith’.
Een ander thema dat ook in een aantal Nederlandstalige gedichten die in Tirade verschenen voorkomt, is een gepreoccupeerdheid met kinderen, het gemis van een zoon die hij zich droomt. Is het een Unamuno-achtige hunkering, is het een proces van ouder worden, naar voortleven in zijn nageslacht? En moeten we dit nageslacht interpreteren als zoons van vlees en bloed of als letterkundige producten?
| |
| |
Dit laatste thema kenmerkt zijn poëzie van de laatste jaren. In een Papiamentu gedicht (Napa, mei 1985), verwijst hij naar een kind, maar in tegenstelling tot de Tirade gedichten (1976) noemt hij dat land niet het zijne, het is het kind van de hoer die lijkt op de zwangere madonna.
mi n'por a kòrda mi nòmber
om mijn lege eiland te kunnen
betrad ik het enige huis in
ik wist mijn naam niet meer
In niet minder dan vier van de vijf Tirade gedichten verwijst hij in meer of minder duidelijke termen naar nageslacht.
Hij hoort ‘kleine voetstappen / in de leegte van de nachten’ en noemt zich de ‘pedofiele vader’. In ‘wanneer nachtstenen vallen op het dak’: ‘angstkoost mijn dronken mannenhand / het verzonnen dunne lijfje / van de zoon aan mijn zijde’. Het gedicht ‘Ik had vannacht veel aanloop’ spreekt over: ‘voorkinderen vol onbezonnen hoop / aangeijld uit verholen ballingsoorden’. Ook het sonnet: ‘zoonlief, ik heb je jeugd een jobsgezicht gegeven’ richt zich tot de denkbeeldige zoon uit zijn nachtelijke roes, maar als de ochtend aanbreekt weet hij: ‘tegen dit vaderschap ben ik niet opgewassen’.
| |
Verwijzing naar het eiland
In de gedichten in het Papiamentu plaatst Marugg zijn ‘spleen’ tegen de achtergrond van het eiland Curaçao. Hij gebruikt beelden en gewoonten van Curaçao om zijn sombere gevoelens, gedachten en angsten duidelijk te maken.
| |
| |
Hij noemt weliswaar maar in twee gedichten een locatie: Punda, maar de beelden zijn zo duidelijk herkenbaar Antilliaans dat een naam overbodig is. Laten we er enkele bekijken:
ora lusnan cende den punda
cria pus haña casca pretu
nan tin cachónan qu por hole
(uit: ‘ora lusnan cende den punda’)
wanneer de lichten aangaan in
etterwonden vol zwarte korsten
maar hij is bang voor de politie
ze hebben honden die ruiken
bij wie de zonde in het bloed
m'a drenta e úniko kas den
(uit: ‘pa mi mira mi isla bashi’)
om mijn lege eiland te kunnen
betrad ik het enige huis in
Waarom Punda? Kan het zijn dat de nadruk moet vallen op de smalle straatjes en steegjes waar je je kunt verstoppen als de ‘outcast’ uit het eerste gedicht en waar een dronken man meer of minder niet opvalt?
infrou ku pata di sumpiña
(uit: ‘Shelu un bulto pretu’)
niet te stelpen het bloed
van de rode flamboyantbloem
Als de flamboyantboom goed in bloei staat lijken de bloedrode bloemen in een stroom naar beneden te schuiven. En iedereen weet hoe pijnlijk het contact met de cactussoort infrou is.
(uit: ‘Piskadó ku reda bashí’)
visser met je lege netten
| |
| |
Dat de vissers niet zo'n rooskleurig bestaan hebben is bekend en eveneens dat de grond op het eiland droog is.
(uit: ‘No tabatin palabra’)
de rotsen langs de kusten
De beperkingen van het eiland, Curaçao, worden geaccentueerd door de concrete rotsen als muren die de weg naar de vrijheid versperren. Hier vormen de rotsen de begrenzing van het eiland, een barrière die zo indringend is dat in het gedicht ‘den lus enfermiso di luna’ ook de zee als tweede versperring genoemd wordt.
yerba malu ta sigui krese
Ken ta amigu di bich'i kandela?
Ken ta tende konteo final
di Dios òf di rèfri di boxeo?
(uit: ‘Den tempu di awaseru’)
angst grijpt om zich heen
het onkruid schiet omhoog
de wereld zit zonder licht
op Calvarië staat geen kruis.
Wie loopt daar in het donker?
Wie zwalkt er doelloos rond?
Wie heeft de glimworm tot
Wie hoort de laatste telling
van God of de boksarbiter?
Het beeld van de verfrissing, verlossing brengende regen contrasteert met dat van de angst en de wanhoop die groter worden. Sombere schaduwen uit het verleden sluipen naderbij en heel die pessimistische visie op de toekomst culmineert in het verschijnen van een ‘zwart gat’, de nacht of totale wanhoop: God heeft het licht afgesneden / de wereld zit zonder licht. En nog sterker: de ontkenning van onze verlossing door de dood van Christus aan het kruis: op Calvarië staat geen kruis.
| |
| |
Duidelijke verwijzingen naar concrete Curaçaose beelden komen in de Nederlandstalige gedichten zelden voor.
In ‘De cactusdoorns steken niet’ gebruikt Marugg de gebogen cactus waarvan de doorns niet steken, om aan te geven dat er iets ontbreekt in het leven van de zwarte bevolking, datgene wat het leven iets pittigs geeft: ‘alle liefde is verslapt’ en ‘de ziel verkoeld’. De invloed van de missie wordt als oorzaak geïnsinueerd van deze verarming van het uitbundige leven. In dat ‘mistroostige missieland’ is zelfs de zon dof geworden. De ‘hagelkorrels’ staan wellicht voor de kilheid van gevoelens van de Europeaan:
de cactusdoorns steken niet
zijn door de wind gebogen
in het negerlied dat zong
er zijn hagelkorrels aan de bomen
door een mistroostig missieland
de cactusdoorns steken niet
er zijn hagelkorrels aan de bomen
| |
Verwijzing naar situaties die kenmerkend zijn voor het eiland
Niet alleen beelden, maar ook gebruiken en volksgeloof, kenmerkend voor de Antillen komen in de Papiamentstalige gedichten voor. In ‘Piskadó ku reda bashí’ komen we tegen:
maldishon lo kai ku serena
in het donker waart iets rond
Het niet nader gedefinieerde ‘kos’ kunnen we in het donker tegenkomen en iedere Antilliaan weet dat het kwaad in de zin heeft. Voorts is het geloof dat de avondschemer onheil kan brengen er de oorzaak van dat men tegen zes uur de lichten in huis ontsteekt om de kwade geesten buiten te houden.
In ‘No tabatin palabra’ verwijzen de volgende regels naar het bekende volksgeloof, de angst dat een spiegel de bliksem aan zal trekken:
't weerlicht! spiegels bedekken
| |
| |
Het volgende gedicht geeft een aantal handelwijzen in paradoxaal verband weer.
B'a yega di mata un para?
B'a yega di trapa un flor?
B'a wak den spil weta mancha
B'a habri prison duna piká
B'a paga tur lus na momentu
Bo mannan a tembla na ora di
B'a parti limosna sin habri bo
B'a sensia bo kas pa bondat
Bo mihó amigu ta e bòter na
pa bo no sa kiko bo ta haña
pa bo no mira e flor artifisial
e para na sanger ku ala frusá
Heb je wel eens een vogel
Heb je wel eens een bloem
Heb je in de spiegel rode
Heb je alle lichten gedoofd
toen je had moeten kijken?
Trilden je handen toen je had
Heb je een aalmoes gegeven
Heb je wierook gebrand om de
Heb je sigaretten gerookt met
het brandende eind in je mond?
Is je beste vriend de halflege
Bid dan met gesloten ogen
om niet te weten wat je krijgt
Het Antilliaanse gebruik om in huis wierook te branden gebeurt juist om het onheil buiten de deur te houden, niet het goede. En op de Antillen zijn sommige mensen, vooral ouderen, gewoon sigaretten met het brandende eind in de mond te roken. Werd hier een situatie die op de Antillen vrij gewoon is, maar die elders vreemd wordt gevonden juist in deze context gebruikt om het merkwaardige, raadselachtige karakter (zie ‘den lus enfermiso di luna’) van het eiland te accentueren?
De situaties worden van niet gewoon (de eerste twee regels) abnormaal. Vanaf ‘Heb je in de Spiegel rode vlekken gezien?’ volgen situaties die eigenlijk niet kunnen, niet gebruikelijk zijn of het omgekeerde zijn van wat gebruikelijk is. In de spiegel zie je doorgaans zwarte of donkere vlekken van het weer, de zonde wordt gewoonlijk opgeborgen in de gevangenis en niet bevrijd, als je moet kijken doe je het licht aan, wanneer je moet vech-
| |
| |
ten moet je juist niet nerveus zijn en aalmoezen kun je letterlijk alleen maar uitdelen met open hand.
Er valt bovendien een lijn waar te nemen die steeds dichterbij komt tot hij naar de auteur zelf wijst. Eerst twee handelingen die niet direct goedgekeurd worden, maar die toch niet als raar worden gezien en die in de rest van de wereld, buiten het eiland, ook kunnen voorkomen.
De situaties worden steeds merkwaardiger en onzinniger, maar nog steeds niet per sé gericht op het eiland.
Dan bakent Marugg de ruimte af met het eiland wanneer hij verwijst naar de gebruiken waarbij hij voor de eerste een foutieve uitleg geeft en de tweede weergeeft zoals het is aangezien hij toch niet detoneert met de rest.
Pas dan heeft hij het over zichzelf en in deze context mogen we wel de conclusie trekken dat hij zijn liefde voor de drank zelf ook ziet als iets abnormaals.
Slechts in drie Nederlandstalige gedichten komen verwijzingen voor naar Antilliaanse situaties. In ‘Juan de Dios’, ‘Rappe grauwe vlinders’ en ‘de lilith’ worden de raciale verhoudingen op het eiland aangeroerd. Uit het eerste gedicht zou men kunnen opmaken dat Marugg een voorkeur heeft voor bruine vrouwen en met hen gemeen heeft dat ze, althans vroeger, beide aan de rand van de gegoede maatschappij stonden, ‘de afgrond die ons samenbond’:
Maar de Tercerone die op wraak zon
en zich met hart en ziel verzette,
stoorde zich aan geen gebod.
Tot ook mijn mannenhand, sterk en koud,
zoals een schip, volbeladen,
binnengeloodst in veilige haven,
verlossing aan bruine borsten vond.
Ik steeg toen met haar adem
in de afgrond die ons samenbond.
Uit het tweede gedicht blijkt duidelijk dat er sprake is van een conflict in verband met de plaats die Marugg, afkomstig uit een blanke familie, heeft in een multiraciale maatschappij die overwegend zwart is. De donkere vrouwen (zwarte rozen) trekken hem aan, maar de kleurbarrière die 's nachts wegvalt is er overdag altijd. Ook identificatie met de zwarte bevolkingsgroep via levenswijze: ‘... het bouwen van mijn rieten dak?’ is een grote vraag.
| |
| |
zo zoek ik dan naar zwarte rozen
die leeg en ijl als de voze
cactuswieg waarin wij liggen
het melkachtig vlees te kleuren.
zullen ooit de paarse geuren
die branden uit het aloë-sap
mij de krachten kunnen geven
voor het bouwen van mijn rieten dak?
Geef mij vannacht je zwarte liefde
want morgen vaart mijn schip van haat
Morgen vaart mijn schip van liefde
mijn schip met blank gelaat.
Waar in ‘de lilith’ zijn begaanheid blijkt met hoeren en hun aftakeling na intens gebruik verwijst hij en passant naar de praktijken van slavenhouders jegens zwarte slavinnen.
in haar eeuwige wake paart zij
met pindaspinnen en schorpioenen
teelt demonen in het ontzettende puin
van wat een arduinen landhuis was
waarin een krijtwitte man
negerinnen gulzig ontmaagde ...
Ook in ‘Mijn hersens zijn van rood koraal’ zon men vaag de Antilliaanse situatie kunnen zien: de moeder als centrale figuur in het gezin die probeert de kinderen in het geloof op te voeden, met vooral het accent op de zede en de angst voor hel en verdoemenis. Maar al deze overwegingen zijn natuurlijk ook van toepassing op andere maatschappijen.
mijn hersens zijn van rood koraal
een web van wrange zweren;
de moeder krijst gebarentaal
en tracht mij te bekeren.
de hemel is een blauwe kloof
zolang men nog in hel gelooft
blijft alles pais en vrede
| |
| |
Het gedicht ‘Het feest’ gaat weliswaar ook over een specifieke Antilliaanse gebeurtenis: het 140-jarig bestaan van de Drukkerij de Curaçaose Courant, maar zegt verder niets over de Antillen als zodanig.
| |
Stijl
In het Papiamentu schrijft Marugg spontaner, directer, minder surrealistisch dan wanneer hij het Nederlands hanteert.
Ter illustratie een van de gedichten die in Kristòf verschenen. Hier wordt de uitzichtloze situatie getekend waarin iemand zich bevindt en bovendien welke handeling hij overweegt: ‘de dichtstbijzijnde telefoonpaal / in de vorm van een kruis’ duidt op zelfmoordgevoelens. Een van de meest wanhopige gedichten waar de hoofdpersoon alle hoop heeft opgegeven:
esun q'a yama ayó sin bai
perfume di su curpa canfuñá
ya n'tin hende pa tend'é:
in zijn zwaarste ogenblik
de geur van zijn aftandse lijf
de dichtstbijzijnde telefoonpaal
er is geen mens meer die hem
zijn kreten zijn verstomd
In zijn Nederlandstalige gedichten schrijft Marugg afstandelijker over zijn angsten en problemen dan in zijn Papiamentu gedichten. Zijn taalgebruik is minder direct. De symboliek en de surrealistische beelden komen veelvuldiger voor.
| |
| |
Vergelijken we zijn gevoelens en gedachten, geïnspireerd door het maanlicht, in het Nederlands en het Papiamentu:
In de straten van Tepalka
op dit verplichte zwijgen;
geen zucht verbreekt de aureool
die ik om uw lichaam vlocht.
naar het schuim in de lach der sterren
en voegen zich bij de begeerten
die elke dag weer sterven.
In de straten van Tepalka
braken vrouwen dobbelstenen.
en:
den lus enfermiso di luna
sin consuelo sombra ta cai
riba suela qu no por duna
cargá cu pesonan di anochi
ya no por conta riba mañan
q'a sera porta di tur scochi
in het ziekelijke maanlicht
verdwenen de kleuren van mijn
troosteloos vallen schaduwen
op grond die niets produceert
gebukt onder de lasten van de
kan dit land door zee omgeven
die elke schoot vergrendeld
met moordlust in het hart
blijf ik dromen van het raadsel
| |
| |
In het Nederlandse gedicht is de fictieve stad Tepalka de plaats van handeling terwijl in het Papiamentu gedicht Curaçao dat is. De keuze voor een fictieve locatie schept al afstand.
Het Nederlandse gedicht gebruikt een surrealistisch beeld: ‘witte vlokken / zwemmen in mijn ziel / naar het schuim in de lach der sterren’ waardoor men vaag aanvoelt dat er iets van hunkering naar het geluk in zit. En de laatste twee regels laten aanvoelen dat het lot het leven bepaalt.
Het Papiamentu-gedicht heeft het concreet over de gebreken van het eiland: grond die niets produceert, toekomst zonder hoop, concreet gemaakt door de afgrendeling door de zee. En de kritiek op het eiland is ook duidelijk verwoord: woede over wat voor hem onbegrijpelijk is van het eiland en over gemiste kansen.
Toch zijn er drie Papiamentu gedichten (eerst in Simadán, jan. 1950, later opgenomen in Afschuw van licht) die minder toegankelijk zijn dan de overige. Eén ervan is ‘Moment embryone’ dat eerder ter sprake kwam. Een ander is: ‘Mundu kòrá’ dat de meeste problemen oplevert wat de interpretatie betreft:
Mundu kòrá
M'a lora den lodo di santana
i m'a skupi bala di mester
ora balansa mes ta basilá?
Rode wereld
In de modder op het kerkhof
kotste ik bollen van armoede
wanneer de weegschaal zelf
alle ontgoocheling en verdriet
door de wolken aangedragen
ook ik geen hoop koesteren
dat de wereld zwart wordt.
| |
| |
Moeten we hier begrijpen dat er tegen het noodlot ‘ora balansa mes ta / basilá?’ teleurstelling of verdriet ‘desenganjo ni doló’ niets bestaat dat hulp kan bieden? En moeten we ‘m'a lora den lodo di santana / i m'a skupi bala di mester’, opvatten als solidair zijn met de armen? En heeft bidden ook geen zin: ‘pero ki balor / bala di kabana / ni orashon tin’? En slaat ‘nubianan’ op wat we vanuit de hemel, lees: God, kunnen verwachten?
De hunkering naar het zwart worden van de wereld: ‘anhelá pa mundu bira pretu’ kan verwijzen naar Maruggs voorkeur voor de nacht maar ook naar wat we bij een aantal Nederlandstalige gedichten zagen: een hunkering deel uit te maken van de wereld van de gekleurde bevolking van het eiland. Deze vragen en gissingen maken dit gedicht zeer interessant.
Laten we nu eens kijken naar het derde Simadán gedicht:
In tegenstelling tot wat Marugg doorgaans aantrekt, nl.: het donker, zien we nu dat hij zich volledig keert tot de zon en zelfs vraagt om verbrand te worden. Wat in de nacht gebeurde moet dus a.h.w. zijn gevoel, zijn leven aangetast hebben en dusdanig dat alleen de zon hem dat vuur weer geven kan. Maar wat hij hier precies bedoeld heeft wordt ons niet duidelijk. We kunnen gissen, doch niets met zekerheid beweren.
Tip Marugg is geen veelschrijver. Wat hij publiceert is weldoordacht en weerspiegelt wat hem het meest beroert. Dat hij zich voor zijn poëzie in het Papiamentu laat inspireren door zijn eiland is voor Antilliaanse lezers
| |
| |
een voordeel want dit maakt deze gedichten toegankelijker dan de Nederlandstalige.
In het Nederlands is hij abstracter, moeilijker te doorgronden. Het lezen van de Nederlandstalige gedichten is vaak een kwestie van aanvoelen en associëren.
Bij de Papiamentstalige heb ik veel meer het gevoel dat ik begrijp wat hij heeft willen zeggen, ofschoon ook de gedichten in het Papiamentu, zoals alle goede gedichten, voor meer interpretaties vatbaar zijn. Ik waag me niet aan speculaties of de grotere toegankelijkheid van de Papiamentu gedichten het gevolg is van het gebruik van bekende beelden en situaties of ook van het feit dat hij in het hanteren van het Papiamentu ook het dichtst bij zichzelf blijft?
Ik hoop dat hij de vraag waarmee ik begonnen ben als aan hem gesteld zal willen beantwoorden in de vorm die hem het beste lijkt natuurlijk, maar die wat mij betreft Papiamentu poëzie mag zijn.
‘Mi ta sigui soña i rei...’
|
|