| |
| |
| |
04.10 Simia literario
In Postkoloniaal Nederland; vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen. (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2010) bespreekt Gert Oostindie de begrippen bonding, bridging en belonging als karakteristiek voor de migrant in zijn relatie met de autochtone bevolking van een land, een sociologische indeling die ook op de literatuur toepasbaar is, ook op die van Arubaanse auteurs. De begrippen houden een dubbele oriëntatie in: de positie die de migrant zich in de nieuwe samenleving wenst en zoekt, maar ook de positie die deze migrant ervaart van de autochtone bevolking: wil de emigrant meedoen, krijgt de migrant van de autochtone bevolking de ruimte om in de nieuwe maatschappij te participeren.
Bonding betekent dat de migrant ook in het nieuwe land van inwoning aansluiting blijft zoeken bij het land van herkomst, het versterken van de samenhang binnen de eigen migranten groep: Arubanen zoeken Arubanen op in het sociale verkeer, ook cultureel, ook in de taal. Men woont in Nederland maar de oriëntatie is en blijft Arubaans, auteurs zoeken eigen wegen en sluiten zich af in eigen kring.
Belonging houdt het tegenovergestelde in, omdat enerzijds de migrant de ruimte gebruikt die alle burgers, ongeacht hun onderlinge verschillen, wordt geboden zich te vereenzelvigen met de nationale gemeenschap. Anderzijds houdt belonging ook het gevoel in dat de migranten hebben de kans te krijgen bij de nationale gemeenschap te horen. Het is een proces van geven en nemen. Bridging tenslotte houdt een tussenpositie in, waarbij de migrant zowel solidariteit in eigen kring blijft koesteren, maar daarnaast een brug wil scheppen om in contact met de ruimere autochtone samenleving te komen. In hoeverre slaan ze een brug tussen het eigene en het vreemde, het oude en het nieuwe, het land van herkomst en het land van aankomst en toekomst?
De drie begrippen bonding, bridging en belonging hebben een tekstinhoudelijke kant en een institutionele kant. In hoeverre komt in de literaire teksten in gedichten, verhalen en romans van uit Aruba afkomstige in Nederland wonende auteurs de wil tot belonging, bonding en bridging tot uitdrukking? Sluit men zich op in het Papiamento of slaat men bruggen naar het Nederlands? Maar anderzijds stelt de institutionele benadering de vraag in hoeverre deze auteurs een kans krijgen deel te nemen aan de literaire main stream, in hoeverre de auteurs worden toegelaten tot de Nederlandse literatuur? Krijgen deze auteurs kansen bij uitgevers, critici en overige lezers, boekhandel en bibliotheek?
In dit verband is ook een begrip als transnationalisme nuttig: migranten ontwikkelen in den vreemde een naar tijd en ruimte afnemende meervoudige scala van oriëntaties, die hen gelijktijdig verbinden met de landen van herkomst en vestiging: sociale ruimtes die geografische, culturele, talige en politieke grenzen overstijgen - familie, vrienden etc. (Oostindie 2010: 179) Transnationalisme krijgt zo ook en dubbele betekenis als de verbondenheid tussen migranten en achterblijvers, én de verbondenheid tussen migranten onderling. Een begrip als diasporaliteratuur heeft de negatieve connotatie van ontheemding, van verstrooiing in een land waar men niet volledig thuishoort, niet thuis kán horen en ten slotte zich ook niet en nooit thuis wíl voelen.
Migranten uit de voormalige koloniën hadden volgens Oostindie (2010: 14) in het verleden zowel individueel als collectief een aantal voordelen boven andere niet-westerse migranten. Dit betrof zowel ‘harde’ juridische burgerrechten als voordelen in de sfeer van cultureel kapitaal (kennis en vertrouwdheid met de Nederlandse taal en cultuur) en de ruimte die onder meer wegens het Nederlandse paspoort kon worden opgeëist voor culturele eigenheid. Deze postkoloniale bonus vergemakkelijkte in de regel hun integratie en verlengde de levensduur van
| |
| |
de afzonderlijke postkoloniale gemeenschappen. De postkoloniale bonus verklaart ook waarom er de laatste decennia in debatten over de Nederlandse geschiedenis en identiteit betrekkelijk veel ruimte werd afgedwongen voor postkoloniale perspectieven op de koloniale geschiedenis. Deze postkoloniale bonus is thans echter, nog steeds volgens Oostindie, met de betekenis van het begrip ‘postkoloniale gemeenschap’ aan het vervluchtigen; daarmee kondigt zich ook het einde van de postkoloniale identiteitspolitiek aan. De migrant auteur wordt een allochtone auteur en vervolgens een auteur die in het literair veld opschuift van periferie naar centrum.
Waren er in 1960 nog slechts een 2500 migranten van de zes Nederlands Caribische eilanden in Nederland, in 2008 was dat aantal toegenomen tot 131.841, van wie 78.968 migranten van de eerste en 52.873 migranten van de tweede generatie. Als we aannemen dat het merendeel van de migranten in Nederland die afkomstig zijn van de ABC-eilanden Papiamentssprekend zijn, kunnen we constateren dat deze taal door een kleine 100.000 migranten gesproken wordt, en dat een veel kleiner percentage thuis Nederlands spreekt.
In de grote achtdelige nieuwe Geschiedenis van de Nederlandse literatuur noemt de Vlaamse literatuurhistoricus Hugo Brems in het laatste deel Altijd weer vogels die nesten beginnen, in het hoofdstuk ‘De Nederlandse literatuur in een multiculturele samenleving’ en daarvan in de laatste paragraaf over ‘De multiculturele literatuur’ (Brems 2006: 667-684) twee ‘doorgebroken’ auteurs ‘van Antilliaanse afkomst, zoals Tip Marugg en Frank Martinus Arion’ (668), die geen van beiden in Nederland woonden of wonen toen ze ‘doorbraken’. Met dat ‘doorgebroken’ wil Brems waarschijnlijk zeggen dat ze opgenomen werden in het Nederlandse dominante literaire circuit van uitgevers, critici en lezers. In de paragraaf ‘Allochtone schrijvers’ wordt alleen de Nederlands-Surinaamse auteur Astrid H. Roemer met haar bij uitgeverij De Arbeiderspers gepubliceerde trilogie Gewaagd leven (1996), Lijken op liefde (1997) en Was getekend (1998) kort besproken. Er worden geen Arubaanse of Curaçaose auteurs genoemd: die zijn op dat moment kennelijk nog niet in het dominante literaire circuit doorgebroken.
Hugo Brems analyseert en karakteriseert de literatuur vanuit de ex-koloniën als een literatuur met specifieke kenmerkende trekken als ‘herinnering aan kolonialisme’, ‘de manier waarop zij met de cultuur van Nederland omgaan’ en ‘van historisch gefundeerde rancune of nostalgie’. (Brems 2006: 669) Daarna bespreekt hij volgens hem specifieke van deze migrantenliteratuur als setting, thematiek, perspectief, taal, stijl en structuur. (Brems 2006: 683-684)
Bij setting onderscheidt hij andere landschappen, andere steden, andere godsdiensten, andere gebruiken, smaken en geuren. Let op de herhaling van ‘andere’, andere dan wat?
Bij de thematiek herkent hij ‘zwaarwichtige problematiek’ als de botsing tussen culturen, een ideologische vertekening, de spanning tussen een ver verleden en een nabij heden, waarbij het leven in zowel ‘exotische’ landen wordt beschreven als dat van de multiculturele samenleving in Nederland.
In het vertelperspectief ziet hij dat de blik van toeschouwer naar deelnemer verschuift, die de Nederlandse of Vlaamse reiziger vervangt. Met de taal wordt vrij omgesprongen, waarbij auteurs minder scrupules hebben met nieuwe woorden en nieuwe beelden. In de stijl ziet hij een grote mate van lichtheid, speelsheid en vrijheid. Werkelijkheid, droom, fantasie en magische elementen lopen er geregeld oor elkaar heen. Het wonderlijke is even gewoon en vanzelfsprekend als het dagelijks een banale.
| |
| |
In de verhaalstructuur constateert hij grensdoorbrekingen in elkaar overlopende verhalen, elkaar kruisend, afgebroken en weer opgenomen, niet afgewikkelde verhaaldraden, waarbij personages opdoemen en weer vertrekken. Dat is bij elkaar een hele rij en het valt te waarderen dat Brems een gedetailleerde poging heeft verricht de migrantenliteratuur van een analysemodel te voorzien.
| |
Simia literario
In het literaire werk van in Nederland wonende Arubaanse auteurs herkennen we tot dit moment vooral bonding en bridging: men houdt enerzijds vast aan het eigene maar slaat ook bruggen naar het land van de toekomst. Naar Nederland uitgeweken migranten hebben ervoor gezorgd dat de Arubaanse literatuur zich inmiddels ook in het moederland genesteld heeft - wat nog versterkt wordt door een actieve literair culturele stichting als Simia Literario. Ongeveer 25% van de Arubaanse bevolking woont in Nederland, een getal dat overeenkomt met het percentage auteurs van Arubaanse afkomst dat zich in het moederland gevestigd heeft. Dat leidt tot de vraag of er met de migratie van Arubaanse auteurs naar Nederland nog wel sprake van een ongedeelde en ondeelbare Arubaanse literatuur of worden taal en thematiek intussen door de auteurs in de beide landen zodanig verschillend ingevuld - volgens bijvoorbeeld de kenmerken die Hugo Brems gaf - dat we van een tweedeling in de Arubaanse literatuur of zelfs van twee literaturen moeten gaan spreken? Of met andere woorden: bewegen de in Nederland wonende Arubaanse auteurs zich in het Arubaanse literaire circuit of zijn ze inmiddels deel geworden van het Nederlandse literaire leven?
Is het met de migratie van ongeveer 20.000 Arubanen en ruim honderdduizend ‘thuisblijvers’ zinvol om de Nederlands Caribische literatuur op te splitsen in een literatuur van blijvers en een literatuur van migranten. Is er ter motivatie van deze opsplitsing sprake van andere posities tussen auteurs en lezers, tussen tekst en context? De vraag is dus of deze migranten literatuur die vooral geproduceerd, gedistribueerd en geconsumeerd wordt in Nederland nog wel bij Aruba hoort of intussen zo vernederlandst is dat ze onderdeel is geworden van de Nederlandse literatuur.
De van herkomst Arubaanse auteurs zijn nog weinig geïntegreerd in het Nederlandse literaire leven en ze draaien hooguit mee in minderheden circuits. Vanuit onderwerpkeuze en thematiek gezien blijven de migranten auteurs meestal sterk op het land van herkomst gericht en schrijft men nog steeds vooral over Aruba. Dat voert ons naar een paradox. Wat is politiek correct: terugkeren of blijven? Een voorbeeld in dit verband is te vinden in Quito Nicolaas: Alameda (2008: 73-80) in het kerstverhaal ‘Plegaria di un yiu’ (Klaagzang van een kind) met een gesprek over het al dan niet teruggaan naar je eiland en het gevoel in twee werelden te leven: Thuis en met mijn vrienden ben ik Arubaan, maar op mijn werk moet ik denken en handelen als een Europeaan.’ (76) En op dezelfde pagina nog het veelzeggende citaat over bridging ‘Bon, mi tambe a cansa di hiba un bida entre dos culture. Den cas y cu mi amistadnan mi ta Rubiano, pero den mi trabou mi mester pensa y actua manera un europeo.’ (Quito Nicolaas: plegaria di un yiu. Alameda 2008: 76)
Bij Giselle Ecury lezen we in het gedicht ‘maal twee’ over haar identiteit:
ik wil mijn vaders woorden
| |
| |
terwijl troepialen fluiten
ik wil strand en land bezitten
- bevroren, blauwe vlakte
einderloos de kunuku gaat
ik ben nog steeds niet wijs.
(Vertaling Fred de Haas 2011: 28-29)
Omdat Arubaanse auteurs over het thuisland schrijven blijven, zijn ze wel lijfelijk maar in literair opzicht nog niet mentaal verhuisd. Dat is enerzijds een gevolg van uitsluiting door het literaire establishment in Nederland, anderzijds waarschijnlijk ook een bewuste keuze van de auteurs zelf. De stichting Simia Literario is een schrijversorganisatie die het schrijven van literatuur door Antillianen en Arubanen wil stimuleren om op die manier een nieuwe generatie schrijvers te vormen die bijdraagt aan het handhaven en de ontwikkeling van de taal Papiamento.
De nieuwe generatie schrijvers houdt zich bezig met de diaspora van onze identiteit en verenigt de kleine wereld van het lokale met de grote wereld van het internationale, om op die wijze een nieuwe literaire stroming in het Papiamento te creëren,
schrijft Joe Fortin in de Introductie van de bloemlezing Bentana habri 2004: 8-10) Dat auteurs in hun eigen moedertaal blijven schrijven is overigens begrijpelijk. Dat is hun recht. Auteurs zijn geen politici en hoeven niet te spreken voor enige achterban. Ze schrijven en spreken uitsluitend voor zichzelf. Belangrijker dan dit taalprobleem is de vraag of er op basis van productie, distributie en consumptie nog wel sprake is van een Arubaanse literatuur of van twee gescheiden literaire circuits met eigen kanalen, eigen vormen, inhoud en thematiek. In hoeverre is er bij deze auteurs in hun literaire werk sprake van creolisering, van een Europees creoliseringsproces dat hen losweekt uit de eilandelijke Arubaanse literaire traditie? Is het vruchtbaar het werk van deze Arubaanse auteurs in Nederland te lezen vanuit het perspectief van een Europees creoliseringsproces? In hoeverre zijn deze auteurs om een term van de Surinaamse auteur Edgar Cairo te lenen op weg om Eurocreolen te worden?
Daarom is de volgende vraag misschien nog belangrijker: zien deze Arubaanse auteurs deze spanning tussen de persoonlijke sfeer en de publieke sfeer - als een last of zijn ze in staat er een postmodern feestje van te maken dat de ambiguïteit en de dubbele culturele identificatie ziet als een pluspunt in plaats van een minpunt?
Op 1 september 2001 werd Simia Literario opgericht door Quito Nicolaas en Liberta Rosario als een netwerk voor Antilliaanse en Arubaanse schrijvers. De geschiedenis van de
| |
| |
schrijverswerkgroep is er een van ups en downs, waarbij het voortbestaan enkele keren zelfs aan een zijden draadje hing. Simia literario werd op 21 januari 2003 een stichting, waarvan Quito Nicolaas voorzitter werd, Richard de Veer penningmeester en Natalie Wanga secretaris. In 2005 werd Gerarda Lauf de nieuwe voorzitter, Corry Paesch penningmeester en Olga Orman secretaris.
De voertaal was aanvankelijk bij uitsluiting van andere talen Papiaments, maar toen het bleek, dat er ook in het Engels en Nederlands geschreven werd, was meertaligheid al snel een vereiste. In maandelijkse bijeenkomsten werden en worden schrijfcursussen gegeven, er worden activiteiten georganiseerd waar gedichten gedeclameerd worden en verhalen verteld.
In de loop van de jaren zijn de resultaten van de werkgroep gepubliceerd. Zo verscheen Caribbean Waves of Words (2003) met verhalen en gedichten van een schrijfconcours waarbij ook externe deelnemers welkom waren. Sindsdien volgden er diverse publicaties naar aanleiding van workshops en schrijfwedstrijden. In 2004 volgde de bundel Bentana Habri, een bloemlezing van gedichten en verhalen in het Papiaments, in 2005 een cd Cosecha / Kosecha waarbij de diversiteit van spelling door de eilanden gerespecteerd werd. De kleine bundels Fruta Hecho/ Rijpe vruchten (2005) en Symbiose tussen pen en penseel (2008) zijn het resultaat van een workshop door poëziedocent Jos van Hest en door samenwerking met andere organisaties. Sinds latere jaren wordt voor de publicaties samengewerkt met Uitgeverij In de Knipscheer, voor het eerst met de verhalenbundel Waarover wij niet moeten praten (2007).
Een bundel kerstverhalen verscheen in 2008 met de titel Nostalgia na fin di Aña/ Nostalgie aan het eind van het jaar.
In 2011 verscheen onder redactie Fred de Haas: Wie ik ben / Ta ken mi ta; gedichten en verhalen. De drietalige Papiaments-, Nederlands- en Engelstalige bundelbevat overwegende plaatsbepalende en positiebepalende gedichten, geschreven naar aanleiding van een door inleider en vertaler Fred de Haas geëntameerd ‘Project Identiteit’. De Papiamentstalige titel zou op het eerste oog nog als een vraag opgevat kunnen worden - wie ben ik? - maar is duidelijk een bevestiging van de beleving van het zelf: wie ik ben. Fred de Haas leent in zijn inleiding op de bundel de term ‘generatie anderhalf’ voor een positioneel ‘schemergebied’ van de auteurs: ‘Sommigen zijn te Curaçaos, te Arubaans of te Bonairiaans om Nederlands te zijn, anderen zijn weer te Nederlands om “Antilliaans” te zijn.’ (de Haas 2011: 12)
Eugènie Herlaar, in de jaren zestig nieuwslezer bij het NOS-journaal, werd geboren op Curaçao. Ze claimt in ‘Trots' een erfenis die tot Afrika teruggaat: ‘Mijn bloed klopt in oude cadans / rest van voorbije slaventijd. / Het ritme van West-Afrika, / mijn basis, mijn identiteit.’ (de Haas 2011: 42)
| |
| |
Intussen slaan de actieve leden van de schrijfwerkgroep ook hun eigen vleugels uit en publiceren in samenwerking met In de Knipscheer tweetalige Papiamento / Nederlandse bundels, zoals Frieda Domacassé, Olga Orman, of in het Nederlands zoals Joan Leslie. (Bron Giselle Ecury: Simia Literario laat woorden tot bloei komen)
| |
| |
| |
04.10.1 Quito Nicolaas: Literatura ta wes'i lomba den un sociedad
Quito Nicolaas, medeoprichter van de Arubaans-Antilliaanse schrijverswerkgroep Simia literario, is een van de meest productieve moderne auteurs. Hij schrijft en publiceert poëzie en proza, waagt zich aan toneel, beweegt zich intensief op literair kritisch en historisch gebied, is ondernemend organisator van een uitgeverij in eigen beheer, en van literaire evenementen en leidt een internet magazine ‘Bookish Publisher’ waarin literair culturele activiteiten en nieuw literair werk van Arubaanse en andere auteurs wordt aangekondigd en kort besproken.
Quito Nicolaas publiceerde tussen 1990 en 2011 zes dichtbundels, in het Papiaments Eclips Politico (1990), Ilusion Optico (1995) en Destino (2000); Gerede twijfels (2002) is tweetalig Nederlands en Engels; Atardi di Antaño (2005) is tweetalig Papiaments en Nederlands; Bos pa planta (2011) is drietalig Papiaments, Nederlands en Engels, en drie romans Tera di silencio (2004), Verborgen leegte (2007) en Sombra di recuerdo (2012).
| |
Poëzie en poëtica
Het begrip poëtica heeft een dubbele betekenis als de leer van de onderliggende principes, vormen en productietechnieken van literaire teksten, met name poëzie, maar ook als de persoonlijke kijk van dichters op artistieke problemen en de oplossingen daarvan. Was een poëtica in zijn klassieke oorsprong prescriptief, vóórschrijvend wat een dichtwerk inhoudelijk maar vooral technisch behoorde te zijn en aan welke eisen het diende te voldoen, sinds de 18e eeuw heeft de poëtica ook en vooral de betekenis gekregen van een verwoording van de persoonlijke literatuuropvattingen van individuele auteurs, hoe dichters en schrijvers theoretisch op hun metier reflecteren in expliciete uitspraken of deze opvattingen impliciet in hun werken demonstreren.
Een heel handige manier om een dichterspoëtica te bestuderen is het lezen en analyseren van de door dichters geschreven persoonlijke reflecterende introducties tot het eigen werk. Voor de aandachtige lezer ligt er een mooie dubbele taak: het bestuderen van de expliciete poëtica uit door dichters geschreven introducties en vervolgens het nagaan of de dichter er vervolgens in geslaagd is zijn ideeën ook in poëtisch aanvaardbare en heldere vorm in zijn gedichten te verwerken. Hier is met de analyse van de drie introducties alleen de expliciete en externe poëtica aan de orde.
Eclips - politico (1990), Destino (2000) en Bos pa planta (2011) leveren elk met een interval van tien jaar een mooi beeld op van de dichterspoëtica van Quito Nicolaas. Hij debuteerde op 35-jarige leeftijd en toen lagen de grondgedachten van zijn poëtica al in grote lijnen vast. Drie inleidingen op de bundels leveren een beeld op van een literatuuropvatting die verspreid over een periode van dertig jaar in essentie gelijk blijft.
De literatuursociologie leert ons dat er grofweg drie mogelijke schrijvershoudingen zijn: conservering, kritiek en verwerking.
1. | Literatuur is normbevestigend en reproduceert de bestaande cultuur en heeft een conserverende werking; ze representeert en herhaalt gangbare zienswijzen, normen en conventies en legt deze vast. |
2. | Literatuur draagt met haar cultuurkritische werking bij aan het innemen van een kritische afstand ten opzichte van bestaande zienswijzen en voorkomt verstarring. |
3. | Literatuur draagt bij aan het inzichtelijk maken en het verwerken van zaken die moeilijk te begrijpen en te accepteren zijn. |
| |
| |
Als we de literatuuropvatting van Quito Nicolaas langs deze meetlat leggen, constateren we dat het bij hem in zijn poëzie vooral om de derde mogelijkheid te doen is, die van ‘het inzichtelijk maken en het verwerken’ als belangrijkste taak van de dichter in diens poëzie.
We analyseren de poëtica uit de drie introducties aan de hand van drie aspecten: de dichter en zijn samenleving; de dichter en het schrijfproces; de dichter en zijn publiek.
De dichter verschaft ons als lezer een nogal uitgewerkte visie op schrijven en dichten in een mengsel van een kritische houding die parallel loopt met een voortdurend schrijfoptimisme met vele mogelijkheden, waarbij literatuur en poëzie gezien worden als deel van de meer omvattende cultuur. Schrijven is een opgave om bij te dragen aan de literatuur van je land - dat hoeft niet per definitie protest te zijn. De dichter verwoord voornamelijk een descriptieve poëtica, waarin het woord ‘moet’ als in een prescriptieve poëtica maar schaars voorkomt.
De dichter schrijft op het snijvlak van individu en samenleving, als observator en architect van actuele situaties en mogelijke toekomstige ontwikkelingen. De samenleving heeft in het algemeen met haar instituties invloed op het individu, terwijl de dichter vanuit zijn specifieke positie als dichter juist als eenling met zijn dichtwerk invloed uitoefent op de samenleving. De dichter heeft vanuit zijn observatie een maatschappelijke taak voor de samenleving waarin hij zich bevindt. Daarbij geldt voor Quito Nicolaas vooral de Arubaanse samenleving waaruit hij voortkomt en waarover het volgens hem daarom relatief gemakkelijk is te schrijven, veel minder dan de Nederlandse samenleving waarvan hij intussen al tientallen jaren deel uitmaakt. Daarover laat hij zich niet anders dan in algemene woorden uit: ‘Locual ta den bo bista, ta ser traduci den un poema cu un mensahe.’ (Destino 2000: 4) [Wat volgens jouw zienswijze vertaald is in een gedicht met een boodschap.]
Objectieve maatschappelijke observatie gaat bij de dichter vergezeld van een subjectieve betrokkenheid bij een samenleving die niet statisch maar juist dynamisch en aan verandering en vooruitgang onderhevig is en open staat. Het ritme van die verandering onderkennen en beschrijven is taak van de dichter. Ook hierin blijkt de dichter optimistisch in het constateren van een positieve ontwikkeling. Door middel van het voortdurend volgen van de geschiedenis van zijn geboorte-eiland constateert de dichter in de loop der jaren een weg van aanvankelijke angst voor verandering, van op koloniale angst terug te voeren vrees voor onafhankelijkheid en een gebrek aan zelfvertrouwen, naar een ontwikkeling van zelfvertrouwen en trots op eigen identiteit, een ontwikkeling van kwetsbaarheid zonder vertrouwen in eigen kunnen naar een positief zelfbewustzijn. De dichter baseert zijn analyse op sociologische beschrijvingen met een ideologische basis. In Bos pa planta (2011: 6) wordt de beschrijvende poëtica tot een prescriptieve: ‘Un poeta mester observa e sociedad cu e ta biba aden y alimenta su obranan cu cierto ideanan riba esaki.’ [Een dichter moet de samenleving waarin hij leeft observeren en zijn werken voeden met zekere ideeën daarover.]
Schrijven is een proces van hart naar hand, van persoonlijke emotie en sociale communicatie, waarbij de dichter én objectieve observator én persoonlijke deelnemer is. Centraal staat daarbij voor de dichter de functie en het belang van het woord in een oorspronkelijke van het woordenboek losgezongen betekenis. Schrijven is een emotioneel creatief proces van persoonlijke inspiratie en vrijheid, maar dient ook een sociale taak en vervult een maatschappelijke boodschap. Maar dat laatste is niet noodzakelijk, want de dichter handelt vrij inzake onderwerp en expressievorm. Een poëtica kent voor Quito Nicolaas geen dwingende regels en voorschriften. Woorden moeten leven, een hart hebben en er moet ‘bloed door de aderen van de woorden stromen’ zonder verontreiniging of vervuiling. Door de structuur die de
| |
| |
dichter zoekt krijgen woorden steeds andere mogelijkheden. Centraal gegeven daarbij is het gebruik van de eigen taal Papiamento.
De dichter is vrij maar heeft ook een taak waaraan hij gebonden is. Daartegenover staat de volkomen vrijheid van de lezer tot persoonlijke interpretaties, die qua plaats en tijd kunnen en zullen wisselen. Wel staat tegenover die lezersvrijheid een eenwordingsproces van dichter en lezer in de poëtische ontmoeting via letter, woord en zin op papier centraal. Door variëteit in thema's brengt de dichter andere werelden tot de lezer als de gedichten aanspreken. Gedichten zijn stok en stut voor het leven, individueel en maatschappelijk tot ‘wes'i lomba den un sociedad’. (Bos pa planta 2011: 5)
De dichter spreekt zich met name uit over processen van schrijven en lezen, waarbij poëzie als schriftelijke communicatie centraal staat en niet de orale voordracht als vertrekpunt geldt. Hoewel de dichter Quito Nicolaas zelf als een bekende en veel gevraagde performer van eigen werk bekend staat. In de poëtica luidt het dat ‘wie schrijft die blijft’ ook op de langere duur voor nieuwe generaties van lezers.
Quito Nicolaas besluit zijn beschouwingen over aard en functie van de poëzie in Bos pa planta (2011: 6) met de samenvattende algemene uitspraak: ‘Cultura y literatura ta dos pilar cu mester ta ancra den nos bida pa por sobrevivi den un mundo cu asina tanto cambionan.’ [Cultuur en literatuur zijn de twee pijlers die in ons leven verankerd moeten zijn om in een wereld met zoveel veranderingen te overleven.]
Laten we na deze algemene beschouwing de achtereenvolgens verschenen dichtbundels nog eens apart bekijken.
| |
Eclips politico
Het debuut van J.C (Quito) Nicolaas, de dichtbundel Eclips politico (1991), bevat een scala van sociaal-economische kritiek op het eiland. De bundel bevat een verzameling van gedichten die in de loop van een periode van zo'n tien jaar ontstaan zijn. De dichter vertelde in een interview dat hij in zijn gedichten een lijn ziet, die een politieke boodschap inhoudt en die tegelijkertijd de sociale situatie op Aruba beschrijft. Er valt een tweedeling in de vormgeving te constateren. Op de linkerpagina staat er steeds een uitgebreid gedicht, de rechterpagina bevat een korte in poëzievorm gegoten sententie.
Deze direct verwoorde protestpoëzie verzet zich tegen roddel, protesteert tegen grote economische verschillen tussen arm en rijk, kritiseert de heersende politiek, de etnische verdeeldheid die bepaalde groepen niet wil accepteren als authentiek Arubaans, het externe en interne kolonialisme, het gebrek aan persvrijheid, het vervreemdende onderwijssysteem, het onbereikbare van een authentieke culturele identiteit en de emancipatie van de vrouw. Er is veel te bestrijden maar de dichterlijke strijd zal waarschijnlijk weinig succes sorteren. De dichter zélf heeft weinig hoop voor betere tijden als hij schrijft over ‘un futuro sin futuro’.
Deze protest-poëzie doet bij lezen stroef aan omdat ze sterk cerebraal, heel direct verwoord is zonder zich in metaforen te verhullen. Tegelijkertijd doet ze wel een beroep op het oordeel van de lezer omdat ze als protestpoëzie moraliseert.
| |
Destino
Waar de debuutbundel Eclips Politico vooral sociaal-maatschappelijke gedichten bevatte, overwegen in Destino (2000) de gedichten waarin persoonlijke gevoelens op eenvoudige wijze
| |
| |
direct verwoord worden. De dichter hanteert daarbij strofen van wisselende lengte, en schrijft overwegend korte versregels zonder rijm of metrum. Hij gebruikt evenmin leestekens als komma's of punten. De poëtische middelen zijn schaars, al komen herhalingen met variaties veelvuldig voor. Dit kenmerkt deze gedichten tot voordrachtspoëzie. De inhoud draait om twee thema's waarbij de ik-figuur beschreven wordt in een relatie tot een andere specifieke persoon en in relatie tot Aruba en Nederland - de beide leefwerelden van de dichter, de mentale en de fysieke.
De bundel opent met enkele gedichten waarin persoonlijke gevoelens van onder meer eenzaamheid verwoord worden: ‘B'a bai, sin yama ayo’. Maar in het gedicht ‘Simfonia’ wordt een nieuw perspectief geopend. Verlies en toekomst krijgen in een volgende ‘afdeling’ een algemeen sociaal bewogen dimensie met een gedicht over een dakloze zwerver en een paar gelegenheidsgedichten naar aanleiding van een protestmars tegen geweld, ‘esnan asesina na Africa y den Caribe’, en de jaarlijkse herdenking van de vliegtuigramp van 4 oktober 1992, toen een El Al toestel op enkele flatgebouwen in de Bijlmer stortte:
Mei-mei di nan e curpanan
Di nos Rubianonan carbonisa
Het betreft hier gedichten naar aanleiding van gebeurtenissen in Nederland. Maar Aruba verdwijnt nooit achter de horizon, want naar aanleiding van de ramp luidt het in een ander gedicht:
B'a conberti mi den shinishi
Rancando mi fo'i e suela natal.
Na een paar gedichten met erotische inhoud, volgen enkele specifieke gedichten over Aruba, waarin de dichter als in zijn debuut ‘ouderwets’ kritisch is:
| |
| |
Hoewel de bewoordingen algemeen zijn hebben ze herkenbaar betrekking op Aruba, zoals ook in ‘Silhueta’ waarin het eiland gepersonifieerd wordt: ‘Rubia, / M'a bandona bo un tempo / Cu e deseo di regresa’. In gedichten daarna volgen elementen van het traditionele eiland en de herinnering daaraan: ‘regresa, no bai’. Gedachten van migratie en remigratie spelen steeds op de achtergrond mee.
Felle kritiek klinkt in een gedicht over illegalen en in versregels als: ‘Mayornan sin trabou / Yiunan un banda benta / Un mescla di cultura / Banda y riba otro / Conflicto den harmonia’. Naar het einde van de bundel toe toont zich nog een nieuw element als het verval in de natuur en het ouder worden en de dood aan de orde komen.
Wat is nu de bestemming van de dichter en de weg die hij zijn lezers wijst? Op de vragen ‘Unda nos ta bai / Unda nos ke bai / Unda nos por bai / Unda nos lo bai / Unda nos sigui bai’ die naar het einde van de bundel toe gesteld worden, komt geen antwoord. In de eerste bundel wist de dichter nog precies waar hij zijn lezers wilde hebben, hier is van een eenvormige heilsweg geen sprake meer. En dat is maar goed ook. Een dichter kan met zijn gedichten niet meer dan enkele ideeën aandragen. We hebben de tijd gehad dat een dichter als een soort gids de weg voor zijn lezers dacht te kunnen en zelfs te moeten uitstippelen. De moderne dichter laat de volwassen lezer zijn eigen bestemming bepalen.
In zijn poëzie schept Quito Nicolaas een eigen beeldwereld met een grote variatie in een vaak moeilijk vatbare metaforiek, die veel van de lezer eist, hoewel niet in alle bundels met eenzelfde intensiteit. In een inleiding op Atardi di Antaño plaatst Joe Fortin de dichter daarom in een cirkelgang van een postkoloniale naar een postmoderne traditie, een plaats die Quito Nicolaas inneemt naast Tico Croes en Rosabelle Illes bijvoorbeeld.
Gerede twijfels (2002) is een strak gecomponeerde bundel van Nederlandstalige gedichten met Engelse vertaling in vijf afdelingen als van een rechtsgang, via verklaring, pleidooi, getuigen en weerwoord naar het vonnis. Het zijn eenvoudige verwoordingen van een persoonlijke positiebepaling door een migrant in zijn beschouwing van het zelf en de wereld waarin hij nu leeft en die waaruit hij voortkomt:
vanuit een andere wereld,
ben ik weer terug, niet eens veranderd,
Terug, terug naar wie dat was,
waar ik eigenlijk thuis hoor,
op zoek naar de echte mens,
| |
| |
De titel van het tweetalige Papiamento - Nederlandse Atardi di antaño / De namiddagen van vroeger (2005) wijst al direct naar de nostalgische thematiek van deze gedichten via de afdelingen geboorte, misleiding, verwarring, overpeinzing, conformist, afscheid, desoriëntatie en reflex. De in de vorige bundel nog sterk aanwezige maatschappijkritiek heeft hier een veel persoonlijker toon gekregen, waardoor de gedichten op het innerlijke ‘ik’ gericht zijn in een emotionele levensgang van contact en verlies, zowel met de eigen oorsprong als met een geliefde.
Bos pa planta (2011) verscheen drietalig Papiamento, Nederlands en Engels ter gelegenheid van 25 jaar Status Aparte van Aruba in 2011, met gedichten die veelal eerder in lokale Arubaanse kranten gepubliceerd werden ter gelegenheid van de viering van 18 maart, Dia di Himno y Bandera. In zijn introductie geeft de dichter twee keer zijn literatuuropvatting weer, specifiek over de rol van de dichter en vervolgens in een ruimer cultureel verband: ‘Un poeta mester observa e sociedad cu e ta biba aden y alimenta su obranan cu cierto ideanan riba esaki.’ en ‘Cultura y literatura ta dos pilar cu mester ta ancra den nos bida pa por sobrevivi den un mundo cu asina tanto cambionan.’ De bundel is geïllustreerd met foto's van jongeren die zich in diverse disciplines op cultureel gebied onderscheiden hebben, waarmee het thema van trots nationalisme dat de gedichten kenmerkt, ondersteund wordt. Deze bundel vertolkt de emoties van 25 jaar Status Aparte, met weliswaar kritiek maar ook en vooral een oproep tot eenheid, vrijheid, onafhankelijkheid van geest met een open oog voor zowel de geschiedenis als de toekomst. Het gedicht ‘Arte di palabra’ geeft helder uiting aan deze geesteshouduing:
Arte di palabra
Expresa nos costumbernan,
In 2015 verscheen bij uitgeverij In de Knipscheer een keuze uit deze bundels met de tweetalige titel Cucuisa cabisha / Als de aloë sluimert; uit het Papiaments vertaald, geselecteerd, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Fred de Haas met een strenge keuze uit de voorafgaande Papiamentstalige poëziebundels, met een thematische, de oorspronkelijke chronologie doorbrekende indeling in de drie afdelingen Kieming (13 gedichten), Creolisering (14 gedichten)
| |
| |
en Apotheose (15 gedichten), waarbij de helft plus één gekozen werd uit de laatst verschenen bundel Bos pa planta (2011).
De door de vertaler in de bundel Cucuisa cabisha / Als de aloë sluimert aangebrachte driedeling van kieming, creolisering en apotheose suggereert voor de lezer een chronologische ontwikkeling in dichterschap en thematiek van de dichter. Maar in elke van deze drie afdelingen zijn gedichten kris kras uit meerdere bundels opgenomen, wat geen chronologische ontwikkeling aangeeft, maar slechts bewijst dat de vertaler drie thema's heeft gekozen die in zijn ogen hoofdthema's van het totale dichtwerk zijn. Wel blijkt hieruit dat Quito Nicolaas kennelijk in elke periode heel consistent te werk gaat in zijn dichtwerk dat zich uitstrekt van 1990 tot 2011, zoals ook al te zien was in het onderzoek naar zijn literatuuropvatting.
Naast gedichten schrijft en publiceert Quito Nicolaas ook verhalen en romans in het Papiamento en Nederlands, zoals Tera di silencio (2004), Verborgen leegte (2007) en Sombra di recuerdo (2012)
| |
Tera di silencio
De jonge Arubaan Rene in de roman Tera di silencio (2004) heeft in zijn vriendenrijke jeugd in Santa Fe een degelijke opvoeding in een gezin met drie kinderen en een voortreffelijke schoolopleiding ontvangen die hij voltooide met een studie in het buitenland, waarna hij terugkeerde naar zijn geboorte-eiland waar hij al vijf jaar lang als voornaamste adviseur van een minister een hoge ambtelijke post bekleedt. Hij is getrouwd met Alma Rebeca Henriquez, een jeugdvriendin van de familie. Samen hebben ze twee kinderen.
Dat lijkt dus allemaal rozengeur en maneschijn, maar het loopt anders af omdat Rene's carrière stuk loopt op zijn eerlijkheid en persoonlijke verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van zowel de familietradities als de culturele erfenis van een land. Beide hebben in deze roman zowel een positieve als een negatieve kant omdat ze zowel stimulans als rem kunnen zijn. De traditie beschermt positief tegen ongeremd materialisme maar belemmert anderzijds een open debatcultuur waarbij ieder zich vrij voelt om voor de eigen mening uit te komen. Zo spreekt de roman zich genuanceerd uit over traditie en vernieuwing.
Un pueblo mester conoce e historia di su famia. Mi yiunan mester lanta cu nan historia y nan cultura. Asina'ki so nan por haya e aprecio y balor di nan pais. Asina nan por siña cultiva e amor patriotico pa e luga unda nan a nace y ta pertenece na dje.
Anderzijds is diezelfde traditie oorzaak van de maatschappelijk fnuikende zwijgcultuur, waarbij iedereen vermijdt zich uit te spreken en beslissingen te nemen:
Como mucha bo tin di sinta cu boca cera; bo no tin nada di puntra ni nada di bisa. Bo no mester di pensa; ta nan ta pensa y papia pa bo. Mescos cu antes. Si bo tribi mes di bisa algo, nan ta marca bo pa rest'i bo bida. Ta dor di esei e hendenan no ta bisa mucho. Nan ta prefera di mantene nan opinion pa nan mes. E plafon cu e murayanan so sa con nan ta opina
Rene doorbreekt die zwijgcultuur. Dat wordt de onherroepelijke ondergang van zijn carrière en veroorzaakt zijn maatschappelijk isolement.
Quito Nicolaas beschrijft in Tera di silencio, tegen de achtergrond van het internationale gebeuren als de moord op de Amerikaanse president J.F. Kennedy, het Aruba vanaf de jaren
| |
| |
zestig met zijn partiële armoede en werkeloosheid, zijn onrust, stakingen en het verpolitiekte leven. Een centraal romanmotief is het traditionele bezit van uitgebreide stukken overgeërfde familiegrond die in het verhaal een driedubbele splijtzwam blijken te zijn. De traditie wil immers dat de grond in de familie blijft en dat kinderen op de knoek van de voorvaderen hun huis kunnen bouwen en daar wonen. Daarover ontstaat felle onenigheid tussen de erfgenamen in de familie. Wel of niet verkopen? Wel of niet de traditie handhaven? Parallel met deze familietwist lopen de plannen van de regering en buitenlandse projectontwikkelaars om de onbebouwde stukken grond voor een appel en een ei, een koelkast en een naaimachine, op te kopen voor wegenaanleg, huizenbouw en wat dies meer zij: ‘Famianan cu no tin nada mas cu un pida propiedad cu nan kier laga atras pa nan yiunan.’ De roman bevat felle kritiek op politieke patronage, op partijpolitiek en de talrijke nooit ingeloste verkiezingsbeloften van politici die de traditie overboord gooien om het eiland op te stoten in de vaart der volkeren, maar meer nog voor het vullen van de eigen portemonnee. Dat brengt een derde splijtzwam voort omdat Alma vanuit haar functie belanghebbende is en wil dat er verkocht gaat worden, terwijl Rene als adviseur van de minister zich fel tegen de gedwongen verkoop en onteigening uitspreekt: ‘Desaroyo ta masha bunita mes, pero e mester ta algo equilibra.’
Rene neemt het onvoorwaardelijk op voor de mensen die zelf niet durven of kunnen protesteren. Dat isoleert hem niet alleen van zijn vrienden en collega's en zet hem politiek ambtelijk buitenspel maar het breekt ook zijn huwelijksrelatie met Alma. Hij blijft geïsoleerd achter omdat hij zich niet heeft aangesloten bij de ja-knikkers en zwijgers maar zich heeft uitgesproken en tegen de politieke stroom is opgeroeid.
Oorspronkelijk zou de roman de titel ‘sentencia sin proceso’ krijgen. Dat is de slotzin van de roman. Rene wordt immers veroordeeld zonder dat hij de kans heeft gehad op een eerlijk en open proces om zijn visie te verdedigen. Hij is bij voorbaat kansloos omdat niemand het voor hem durft op te nemen. Dat Quito Nicolaas uiteindelijk gekozen heeft voor de titel ‘Tera di silencio’ geeft het boek een wat afstandelijker en abstracter maar ook ruimer betekenis. De kritiek luidt nu immers dat wie bij de politieke constellatie van Aruba zijn mond durft open te doen zijn toekomst vergooit.
| |
Sombra di recuerdo
In de roman Sombra di recuerdo (2012) ontmoeten vier veertigers elkaar rond het jaareinde om in vier weken in het Arubaanse San Nicolas de draad van vroeger weer op te pakken, oude vriendschapsbanden aan te halen en over van alles en nog wat de discussiëren. Je zou ze als ING'ers kunnen kwalificeren: In Nederland Geweest, een aanduiding die gewoonlijk inhoudt dat men wel in Nederland is geweest maar zonder diploma of succes weer terug op het eiland is. Dat is overigens niet van toepassing op deze vier want ze hebben allen in het buitenland gestudeerd, zijn gediplomeerd en hebben nu belangrijke functies. Maar een ander kenmerk van de ING'er is wél van toepassing: voortdurend kritiek hebben op Nederland, maar desondanks voortdurend vergelijken van dat land met het geboorte eiland. In Afrika werden deze mensen, met een ander accent, ook wel aangeduid als been to 's, in Europa geweest en terug in het land van herkomst vol kritiek op wat ze daar in hun geboorteland aantreffen en met allerlei vormen van persoonlijke aanpassingsmoeilijkheden. Zowel ING als Been To is van toepassing op deze vier personen. De vier hoofdpersonen zijn Jane, een journaliste die in de VS heeft gestudeerd, Andres die leraar in het voortgezet onderwijs is, Dennis die sociaal-cultureel onderzoek verricht en de sociologe Germaine, die weliswaar evenals de anderen in San Nicolas is opgegroeid, maar Nederlandse ouders heeft, in Nederland werkt en nu met vakantie op het eiland is.
| |
| |
Sombra di Recuerdo is een dikke Papiamentstalige roman van niet minder dan vierhonderd bladzijden, die op een mysterieuze manier begint met een grote ramp op het eiland Aruba met talrijke doden en immense materiële schade. Waarop moet en zal dat uitdraaien, vraagt de nieuwsgierige lezer zich af. Nou eigenlijk nergens, want het blijkt achteraf slechts een droom geweest te zijn.
De schaduwen van de herinnering omvatten voor de vier hoofdpersonen dus de ruimtes buitenland en geboorte-eiland en twee tijden: de herinnering aan een gezamenlijke jeugd en het heden waar ze elkaar ontmoeten en weer nader tot elkaar komen, op een moment dat ze de leeftijd hebben bereikt waarop ze zelf opgroeiende kinderen hebben. In hoofdstuk 25 gebruikt de verteller daarvoor het beeld van een X, twee of meer mensen komen aanvankelijk dichter bij elkaar, de levens kruisen elkaar en er ontstaat daarna weer verwijdering. Onderlinge wisselende relaties van de vier personen in allerlei gradatie van intimiteit vormen dan ook de rode draad van het verhaal. Het vertelperspectief ligt volgens een nogal los schema zonder veel ordening afwisselend bij een, twee of alle hoofdfiguren, soms even onderbroken door een ik-fragment. Door al de vertelde jeugdherinneringen aan het opgroeien in San Nicolas is Sombra di recuerdo in zekere zin ook een ‘coming of age’ roman van jongeren op weg naar volwassen verantwoordelijkheid, een thema dat structureel versterkt wordt door het herhaaldelijk op belangrijke plaatsen in het verhaal intertekstuele gebruik van een filmgegeven als van Dustin Hoffman's rol in The Graduate, waarbij een jonge student een seksuele relatie heeft met de moeder van zijn vriendin - een motief dat gespiegeld wordt in een soortgelijke bekentenis van Andres tegenover zijn vrienden. Naast dit herhaaldelijk voorkomende motief brengt een ander leidmotief rond een envelop met geheimzinnige foto's wat doorlopende spanning in het verhaal. Het verhaal is minder een psychologisch portret van vier personages van vlees en bloed dan een sociale roman waarbij de hoofdpersonen de dragers zijn van tal van politiek-maatschappelijke ideeën van de verteller. De verteller gebruikt de personages om hen in elke situatie uitgebreide commentaren te laten geven. Er is nagenoeg geen enkel aspect van de Arubaanse maatschappelijke
realiteit die in de talrijke dialogen en discussies geen aandacht krijgt die de voortgang van het verhaal overwoekeren: persvrijheid en persoonlijke verantwoordelijkheid en integriteit, traditionele politieke patronage, de vaak ouderwetse opvoeding met generatieverschillen als gevolg, machismo en incest, taal, cultuur, autoritair koloniaal onderwijs en leesbevordering, de maatschappelijke rol van de vrouw en feminisme, veiligheid, maar ook regionale politiek zoals de seksuele schanddaden van dictator Trujillo in Santo Domingo. Ook Nederland krijgt zijn deel van de kritiek als Dennis als succesvol onderzoeker in Nederland zich verplicht voelt ontslag te nemen omdat juist hem als migrant wordt opgedragen te gaan onderzoeken wat een allochtoon de Nederlandse staat kost. Hij reageert principieel en remigreert. Al deze motieven worden in een duaal verband geplaatst, dat niet alleen is samen te vatten als een spanningsveld tussen traditie en moderniteit, maar vooral als een persoonlijke keuze van principiële eerlijkheid tegenover anderen en vooral tegenover jezelf.
Het is jammer dat al deze discussies het verhaalverloop overwoekeren. Ik begrijp en respecteer de inzet van de verteller dit allemaal aan de orde te stellen, maar merk tegelijkertijd op dat het nogal wat van lezers vergt om die discussies steeds geïnteresseerd steeds weer bladzijden lang te blijven volgen. Waar de personages zich ook bevinden, in een cafetaria of bar in San Nicolas, thuis of tijdens een ritje op het eiland - elke situatie wordt aangegrepen om tot uitgebreide discussies te komen.
| |
| |
Het woord ‘sombra’ uit de titel roept in de betekenis van ‘schaduw’ misschien op het eerste oog een negatieve reflectie op, maar het woord heeft volgens het woordenboek van Sidney Joubert een aantal betekenissen als het doorschijnen (van stof); vlaggen; smeulen (van vuur); in de schaduw zitten om beschutting te zoeken tegen de warmte van de zon, waarvan verschillende in het verhaal inderdaad ook voorkomen.
|
|