| |
| |
| |
04.7 Beeldende kunst en literatuur
In de relatie tussen woord en beeld kunnen we het onderscheid maken tussen de dichter die eigen werk illustreert en de illustrator van het poëtische werk van anderen. Literatuur kan zo heel goed samengaan met tekening of schilderkunst. Er zijn dichters die daarnaast ook wel tekenen en schilderen en er zijn tekenaars en schilders die ook dichten. Van het laatste, schilders die tegelijkertijd dichters zijn, treden enkele Arubaanse kunstenaars op de voorgrond: Osaira Muyale, Giolina Henriquez en Belinda de Veer.
Een andere vorm van de integratie van beeld en poëzie is dat van de visuele poëzie, waarin een gedicht in zijn uiterlijk een visuele voorstelling vormt; de wijze waarop een gedicht is afgedrukt geeft door de vorm de betekenis ervan weer. Een mooi voorbeeld daarvan is het omslag van de dunne bundel Habri bo hala hancho, geschreven en getekend door Frank L. Croes.
Osaira Muyale (Aruba 1964) liet een expositie van beeldende kunst vergezeld gaan van een aantal door haar geschreven gedichten in The Mystery of the Soul (1995). Het boek draagt weliswaar een Engelse titel maar bevat enkele gedichten in het Nederlands en Papiamento.
| |
Giolina Henriquez
Literatuur biedt een zellstandige wereld in woorden. Het literaire woord slaat op zichzelf en is zichzelf genoeg, maar zoekt soms vrijwillig aansluiting bij het muzikale of het picturale. Woorden voegen zich samen met klanken als ze, al dan niet vergezeld met muzikale omlijsting, worden voorgedragen. Daar waar een poëziebundel geïllustreerd wordt, sluit het dichterlijke woord aan bij de beeldende kunst. In de bundel Hala di berdad / Wings of truth (1998) gaan woord en beeld samen, al vindt hier het omgekeerde plaats. Hier functioneren de schilderijen immers op zich en zijn het de woorden die de beelden illustreren.
De schilderijen zijn in rechthoeken en diagonale symmetrieën gevangen kleuren, vormen en betekenissen, die door deze begrenzing geen onbelemmerde vlucht kunnen nemen, maar die slechts binnen het vooraf geschapen kader de hun toegewezen ruimte krijgen en daarin functioneren. Ook de gedichten kenmerken zich door een dergelijke vrijheid in gebondenheid.
Het woord ‘vlucht’ heeft een dubbele betekenis omdat het zowel de connotaties ‘vliegen’ als ‘vluchten’ in zich draagt. Poëzie is expressie van het essentieel eigene en communicatie met de buitenwereld, het luisteren naar het eigen innerlijk en het spreken met de medemens. Giolina's gedichten zijn verwoording van het Zelf en de Ander, ze zijn beslotenheid van het eigen wezen en handreiking naar de buitenwereld om contact. Ze verwoorden directe gevoelens of volgen omwegen waar met behulp van metaforen de emotie wordt verbeeld en geobjectiveerd.
De zoektocht van de kunstenaar naar eigen innerlijk en maatschappelijke positie roept op haar beurt een zoektocht van de lezer op. Als in een spiegelproces wordt de lezer de andere kant van de schrijver, door de gezonden boodschap actief te decoderen en creatief een eigen zin te geven, door het gedicht intellectueel en cerebraal maar eveneens emotioneel met hart en ziel als toegeëigend te incorporeren.
Giolina Henriquez leidt de lezer binnen in haar wereld in woorden die structuur krijgt door enkele dominante stijlverschijnselen als repetitio en enumeratio met behulp van minimale variaties. Ze speelt een dubbel woordspel in die zin dat ze gebruik maakt van dubbele woordbetekenissen, en in de vorm van een spel met de klank- en ritmische eigenschappen van de woorden. Dit procédé geeft haar poëzie een zo dwingend karakter, dat haar woorden werken als de bezwering van ideeën.
Behoedzaam maar dwingend en onontkoombaar omcirkelen haar woorden een uitgekristalliseerde levensfilosofie.
| |
| |
Het gedicht ‘Berdad scondi / Hidden truth’ dat als het twaalfde gedicht centraal staat in de bundel, is een goede illustratie. Hierin vinden we zowel de inhoudelijke vraagstelling: ‘Who am I? Who do I think I am? Who am I to think that I am?’ als de genoemde stijlkenmerken terug. Het gedicht is als een litanie, niet van oppervlakkig retorische, maar existentiële vragen. Zoals de hele bundel Hala di berdad / Wings of truth een geestelijke queeste is, een spirituele zoektocht in zijn vlucht naar waarheid.
| |
Op vleugels van de waarheid
In oktober 1996 was er in Cas di Cultura een tentoonstelling te zien van de Arubaanse kunstenares Giolina Henriquez, waarbij onder de titel ‘Wings of truth’ ruim dertig schilderijen geëxposeerd werden. De bij de tentoonstelling horende catalogus bevatte de gebruikelijke gegevens over kunstenaar en werk, vergezeld van reproducties. Maar in die catalogus waren ook - en dat is minder gebruikelijk - een elftal gedichten opgenomen, geschreven door Giolina Henriquez zelf.
In 1998 verscheen onder dezelfde titel Hala di berdad / Wings of truth een uitbreiding van deze catalogus van 1996, met opnieuw reproducties, maar ook en vooral niet minder dan 23 gedichten die bij de schilderijen horen. De ‘oorspronkelijke’ gedichten komen in deze bundel in bewerkte vorm voor, wat de mogelijkheid biedt de dichteres op haar eerste poëtische paden te volgen. De meeste gedichten verschijnen nu voor het eerst.
Beeld en woord zijn in Hala di berdad / Wings op truth nauw verbonden. Het prachtige, in vierkant formaat uitgevoerde boek werd gedateerd op december 1999 maar is pas sinds kort beschikbaar - een voorbeeld hoe moeizaam de ontstaansgeschiedenis van een dergelijk technisch veeleisend bode bij ons steeds weer is.
De bundel is consequent tweetalig met links de Papiamentotekst en rechts de Engelse. Giolina is meertalig en schrijft in twee talen. Ze heeft zelf haar gedichten vertaald en soms enigszins vrij hertaald. De kwaliteit van deze bundel maakt de geringe kwantiteit aan publicaties van de laatste tijd gelukkig weer goed.
Hala di berdad / Wings of truth is Giolina Henriquez' eerste echte poëzieundel, waarin dicht- en schilderkunst harmonisch samengaan. De ondertitel, ‘Un preludio pa un neofito / a prelude to the neophyte’, is op het eerste gezicht misschien wat duister, maar maakt de inhoud bij nadere beschouwing helder. Een prelude is volgens het woordenboek een voorspel, een inleiding, een korte improvisatie die de uitvoering van een zangstuk, voornamelijk een kerkdijk gezang, of enig ander muziekstuk, voorafgaat. Een neofiet is in het algemeen een nieuweling of een nieuwkomer, maar ook een nieuw gedoopte of een nieuw bekeerde, een persoon die pas in een monnikenorde is opgenomen of pas tot priester is gewijd, een nieuw lidmaat der gemeente. In beide begrippen zit het nieuwe en merkwaardigerwijs een religieuze connotatie.
Giolina Henriquez blijkt met haar debuut een vertegenwoordigster van de jongere Arubaanse dichters die zich van de traditionele voordrachtspoëzie afwenden en geconcentreerde poëzie produceren die om herhaalde lezing en nauwkeurige interpretatie vraagt. Met haar nogal hermetische gedichten onderneemt Giolina een zoektocht naar de waarheid. Welke waarheid? Eigenlijk niet minder dan die van het persoonlijke en sociale leven zelf, die uiteindelijk alleen maar in jezelf te vinden blijkt te zijn. Al in het eerste gedicht dat ook het titelgedicht van de bundel is, blijkt het dat de ik-figuur zich eerder van de mensen verwijdert dan er contact mee zoekt. De vleugels zijn voertuig van een vlucht in de dubbele betekenis van vliegen en vluchten.
Dualismen als vrijheid en gebondenheid, eenzaamheid en contact, optimisme en melancholie, werkelijkheid en fantasie, vervulling en teleurstelling markeren de weg waarlangs de waarheid wordt gezocht. Het contact met mensen in het algemeen blijkt moeizaam, door geroddel
| |
| |
bijvoorbeeld, zoals blijkt uit het begin van ‘Anna social / Social weapon’: ‘El a bisa eu nos a bisa / cu nan a haña sa. // He said that we said / that they found out.’
Wordt de waarheid niet bij anderen in het sociale contact gevonden, ook in specifieke contacten als met een geliefde blijkt het moeilijk de twee-eenheid tot onverbrekelijke eenheid te smeden. In ‘Eufemismo social / Social euphemerism’ staat er weliswaar in de tweede strofe:
Without you I am half less
With your half I make half more.
Maar de relatie bestendigt niet en het einde van de zoektocht naar de waarheid ligt uitsluitend in jezelf: ken jezelf, of zoals de slotregels van de bundel luiden: ‘Y mi ta gradici / cu mi alma no tawata ciego. // And I was grateful / for my soul wasnt blind.’ Dat is wat rest: de mislukking eerlijk onder ogen zien. En de kunst is daarbij middel. Zij geeft ‘vleugels’ aan de persoonlijke waarheid. In het theoretiserende ‘Rais di berdad’ vat een nogal ingewikkelde zin dat als volgt samen: ‘Arte ta e funcion di un declaracion haci / pa teoretisa idea. // Art is die function of a statement made to theorize ideas.’ Kunst is voor Giolina Henriquez in de eoste plaats expressie van zichzelf en pas daarna een communicatiemogelijkheid met het publiek.
Giolina Henriquez geeft aan haar persoonlijke wereld van gevoelens en ideeën vorm met verzen die balanceren tussen de vrijheid van hun parlando vertelwijze en de vormgebondenheid door middel van talrijke herhalingen van klanken, woorden en zinselementen. Deze zorgen ook voor een zeker ritme in de totale bundel omdat woorden als waarheid en liefde steeds weer terugkeren, waardoor de gedichten ook onderling naar elkaar verwijzen. Een belangrijk debuut!
| |
Belinda de Veer
Belinda de Veer schildert en dicht door woord en beeld niet alleen náást elkaar te plaatsen maar door het woord van tijd tot tijd in haar schilderstukken te integreren, door teksten op het doek zélf te schrijven. Zo maken teksten integraal onderdeel uit van schilderijen en wordt de grens tussen schilderkunst en woordkunst opgeheven.
De schilderijen van Belinda de Veer kenmerken zich door een dwingende herhaling en daardoor versterking van steeds weer het hameren op hetzelfde aambeeld. Datzelfde kenmerkt haar gedichten die niet alleen inhoudelijk maar in die zin ook vormelijk sterk met haar schilderstukken overeenkomen. De herhaling zien we in het herhalen van hetzelfde onderwerp in verschillende gedichten, maar ook in de stijlverschijnselen herhaling en variatie in een en hetzelfde gedicht dat daardoor inhoudelijk een dwingend karakter meekrijgt, zoals in ‘Mi storia’ uit de tentoonstellingscatalogus van ‘E Hofi di Rosa’.
| |
| |
Het schilderij ‘Dori Mako’ bevat de tekst van het gelijknamige orale gedicht ‘Mako mako dori, si mi muri ken ta derami? / Ami ami ami / Mako mako dori, si mi muri ken ta yorami? / Ami ami ami. (‘Kikvors, lieve kikvors, als ik staf wie zal mij begraven? / Ikke ikke ik / Kikvors lieve kikvors, als ik sterf wie zal om mij wenen? / Ikke ikke ik.’) Cola Debrot gaf deze oude rijmregels in zijn literatuurgeschiedenis weer op gezag van de Duitse geoloog K. Martin die tegen het einde van de negentiende eeuw Aruba bezocht en dit waarschijnlijk oudste Arubaanse gedichtje hoorde van een bejaarde vrouw. Hij beschouwde het rijm als resten van ‘een primitieve orale literatuur’, zonder daarover veel bijzonderheden te kunnen geven. Cola Debrot interpreteerde het gedicht echter als een mogelijke bezweringsformule.
Belinda de Veer ‘schrijft’ dit oude Arubaanse gedicht ‘over’ in een van haar schilderijen, maar veroorlooft zich daarbij twee interessante vrijheden, ten eerste door de woorden enigszins te veranderen (‘ta’ wordt ‘bijvoorbeeld “lo” en ‘si wordt” dia’) en vervolgens vooral door het bestaande gedicht een open einde te verschaffen. In een bij het schilderstuk horend gedicht luidt het nog gewoon: Dori Mako dia mi nace kende lo bai wardami? Dori Mako dia mi muri kende ta bai derami? Maar de tekst ih het schilderij zélf varieert hier op door en creëert daarmee een interessant open einde en op die manier een nieuw perspectief.
De dichterlijke vorm van een zandloper door middel van de verslengte doet direct al aan de verglijdende tijd denken. Levenseinde wordt levensbegin want de centrale doodsgedachte van het oorspronkelijke oude Arubaanse gedicht wordt geflankeerd door, in tegenstelling tot die doodsgedachte, juist twee keer aandacht voor de geboorte te vragen. Ten tweede krijgt het gedicht geen syntactisch einde want de laatste zin is niet af - of zou buiten het schilderij moeten worden voortgezet. Het leven is geen aflopende zaak want de herhaling van het beginvers aan het einde van het gedicht suggereert immers juist dat het leven dóórgaat. Vanuit deze benadering kan nu de interpretatie van de beeldende elementen van het schilderij volgen: de afgebeelde carco zijn
| |
| |
omwonden met (prikkel)draad. De kunsthistoricus kan vervolgens de kleursymboliek van het schilderij met bruin en blauw interpreteren vanuit de tentoonstellingstitel ‘Human - nature’. Dit is één voorbeeld uit een serie mogelijkheden die het werk van Belinda de Veer biedt. Een ander duidelijk voorbeeld vormt het gedicht-schilderij over Cha Tiger. Analyse en interpretatie van deze schilderkunst kan niet meer geïsoleerd door een literaire criticus of een kunstcriticus plaatsvinden maar vergt integratie van beide disciplines.
De gedichten van Belinda de Veer zijn daarnaast natuurlijk ook zonder bijgaand schilderstuk te interpreteren. Ze kan met eenvoudige woorden veel zeggen zoals in het korte gedicht ‘Creacion uni’ dat een wel zeer actueel thema verwoordt in de tegenwoordig ideologisch zo verdeelde wereld.
Dit gedicht over interculturaliteit kan met zijn beelden van lotus en roos gemakkelijk geïnterpreteerd worden, maar het is daarnaast interessant na te gaan hoe juist door het samengaan van woord en beeld een meerwaarde ontstaat.
De combinatie van de woordkunst met andere kunstvormen als muziek en beeldende kunst biedt een mogelijkheid de literatuur uit haar relatieve isolement te bevrijden en haar wat meer van de haar toekomende aandacht te geven.
| |
| |
| |
04.7.1 Clyde R. Lo A Njoe
Clyde Roël Lo A Njoe (1948) werd geboren te Santa Cruz, Aruba, maar heeft het eiland al lange tijd geleden verlaten. Na zijn opleiding tot tekenaar-schilder werkte, woonde en reisde hij in vele landen van Europa en Azië. Uit grote exposities in het Caribisch gebied (1981), op de Hannover Messe (1982, in Helmond (eveneens 1982) en geregeld in het Museum van Rijswijk (het voormalige Tollenshuis). Voorbeelden van zijn zijn beeldende kunst zijn als illustraties opgenomen in zijn eerste dichtbundel Dansen/Baliamentu. (1982)
Lo A Njoe kreeg wereldwijd bekendheid toen hij in 1988-1989 medeontwerper van het Orakelkunstuurwerk van Holland-Nagasaki Village in Nagasaki, Japan was. Ook bij de totstandkoming van het monument van de nieuwe basiliek van de Virgen de Guadalupe, 1989-1990 in het centrum van Mexico City was hij medeontwerper, tevens de schilder van het astrolabium en het contemporaine Aztekencalendarium (objecten met een diameter van 3m).
Beeldende kunst en literatuur gaan in zijn leven samen. Clyde Lo A Njoe is geen veelschrijver. Na zijn debuutbundel Dansen / Baliamentu (1982) verscheen in 1984 een tweede bundel Doodverf, samen met met Ton Luiting, Raoul-Maria de Puydt en Simon Vinkenoog. Echolood van 1989 is de derde bundel, waarin de actieradius van Aruba zich verwijdt tot een mondiaal perspectief, vanuit zijn eigen persoonlijkheid: Oud-Aziatisch, Latijns-Amerikaans en Westers, in de allesomvattende kringloop van leven en dood. Als een echolood peilt de dichter de diepte en de hoogte van zijn leven.
In Dansen /Baliamentu (1982) hebben vierentwintig gedichten alle een dans als uitgangspunt, die samen met acht litho's werden samengebracht. De oorspronkelijk Nederlandstalige gedichten werden door Luis H. Daal in het Papiament vertaald.
Lo-A-Njoe reisde veel, waarvan in zowel zijn beeldende kunst als in zijn gedichten de neerslag van te vinden is. De thema's van zijn poëzie, waarin hij persoonlijke en mondiale noties verbindt, zijn het eigen verleden en zijn reiservaringen, het verleden van de Caraïbische regio daarvan specifiek Aruba, maar ook de gevolgen van de atoombom op Hiroshima aan het eind van de Tweede Wereldoorlog en actuele Derde Wereldproblematiek. In het gedicht ‘Merengue in mijmering’ luidt het:
Aruba, speldepunt waar mijn wereld om draait,
Refrésqueria en Latijnse melancholie,
je kromme bomen, waardoor het spel van de
eeuwigdurende wind schiet
Stil denk ik aan je overzoute lucht
en je verdwaalde blanken op de ‘waaf’.
| |
Echolood
Echolood, (1989) is een doorgeconstrueerde bundel in drie delen met respectievelijk twintig, drie en zeven gedichten, waarin de dichter opnieuw een persoonlijke positiebepaling van zijn persoon en kunstenaarschap onderneemt - dat wat een echolood doet: het peilen van de diepte of de hoogte. Echolood bevat een drievoudige zoektocht en ontdekkingstocht naar het zelf: naar de innerlijke wereld van de eigen persoonlijkheid, vervolgens naar het eiland en de wereld daarbuiten en tenslotte naar het dichterschap dat deze positiebepaling verwoordt.
| |
| |
De eigen identiteit wordt beschreven in enkele gedichten waarin de spiegel als middel tot zelfontdekking een grote rol speelt, omdat de dichter er zichzelf in tegenkomt. De dode afdeling draagt zelfs de titel ‘aan de keerzijde van de Ebonieten spiegel’. In het gedicht ‘Voedingsbodem’ heet het daarom
in deze spiegelsalon mijn voedingsbodem,
waarin ik helemaal hem werd, die ik
ooit was, en altijd wilde
En daarom juist vooral mezelf. Ik ben
tegelijk pode-antipode, maar hoe
In ‘Echolied’ blijkt dat de uitkomst van deze innerlijke zoektocht niet zonder meer direct positief is:
Ik ken de geur van mijn eigen bloed,
het kruipen van mijn angst,
de kadans van mijn hulpeloze adem.
Er is geen steen der Wijzen.
Maar naar het einde toe is het uiteindelijke resultaat van de zoektocht positief:
‘Ik reisde niet meer vermomd... maar trof mezelf in het midden aan. Ik was er.’ (p. 37)
De reismetafoor wordt ook gebruikt om de positie ten opzichte van het eiland te bepalen. Enkele stadia van die zoektocht zijn met de volgende citaten weer te geven. In het begin luidt het nog ‘het eenzame tropenkind.. ergens in het land Grenzeloos’ (p. 8) Het eiland is ‘Zomaar een plek. Het is wel mijn plek.’ (p. 22) Buiten het eiland is de dichter op weg naar Niemandsland (p. 24). Maar hij komt thuis zoals we al zagen, als hij zich in een positie bevindt van harmonie met de Umwelt, die pregnant gekarakteriseerd wordt met het beeld van de ibis en de merel, kortom het Caraïbische gebied en Europa. Hij heeft zichzelf gevonden in een dubbele culturele ervaring.
De bundel Echolood opent met het derde motief, de geboorte en de macht van het woord dat schept. Vóór het woord was er niets, dóór het woord ontstaat alles - deze allusie op de schepping wordt verstellet in het tweede gedicht dat om licht vraagt: ‘Ik schreeuwde om licht... licht... licht... Ik was blind op zoek naar mezelf.’ (p. 6) Het titelgedicht ‘echolood’ dat direct daarna komt, beschrijft een nog prenataal stadium. De moeder wordt aanvankelijk verbonden met het eiland, later met het beeld van Moeder Aarde zelf. ‘Mijn inktschip’, de titel van het tweede centrale deel van de bundel, voert de dichter op zijn tocht naar het zelf naar de uiteindelijke vrijheid die in het slotgedicht van de bundel, waarin Moeder Aarde haar wieken als een condor uitslaat naar de vrijheid, verbeeld wordt met de vier oerelementen die het - dit - dichterschap beheersen. Clyde Lo-A-Njoe's aardse dichterschap verwoordt zo de vier oer-elementen. In Moeder Aarde ‘spiegelden zich vuur / en lucht. Beneden haar ontsproot / een bron van puur helder water.’ (p. 39) Toch wordt de vraag niet beantwoord, het raadsel niet ontdekt, wordt het geheim van de creativiteit niet ontsluierd, klinkt het verlossende woord niet, want de uiteindelijke waarheid is niet blijvend vast te leggen, hooguit soms benaderd gedurende ‘een eindeloze afgewogen seconde’ in de woorden van een dichter.
| |
| |
Clyde Lo-A-Njoe schrijft hermerische en doorgeconstrueerde poëzie waarin de aardse menselijke existentie resoneert. In de eerste bundel kwamen nogal wat aan de Bijbel ontleende beelden voor, de poëzie in deze bundel is weliswaar onaards in die zin dat ze de aarde ontstijgt, maar desondanks volstrekt geseculariseerd.
| |
Mijn lief mijn leed
Poëzie is in zijn voordracht klank en beeld op papier. Was Dansen / Baliamentu in 1983 vernieuwend door het samen gaan van woord en beeld, de nu verschenen bundel Mijn lief, mijn leed (2015) is dat door de combinatie van woord en klank.
Het is natuurlijk niet zo dat er voor Dansen / Baliamenu geen geïllustreerde dichtbundels waren maar hier presenteerde een dichter die tegelijk beeldend kunstenaar is zijn eigen creatieve werk in dubbele betekenis, zoals bijvoorbeeld Elis Juliana dat deed op Curaçao met zijn teksten vergezeld van verfijnde pentekeningen. In later tijd zouden Giolina Henriquez en Belinda de Veer dat procédé op Aruba oppakken met hun teksten naast of zelfs in hun schilderijen. De venieuwing in Mijn lief, mijn leed zit in de verwerking van bekende liederen van diverse componisten en zangers waarvan betekenisvolle fragmenten de thematische kracht van de gedichten versterken. Deze opgenomen songs vormen zo een essentieel onderdeel van het gedicht.
De dichter maakt de balans van zijn lever op in zijn poëzie, terwijl hij tegelijkertijd in en door zijn dichtwerk leeft: dichten is leven, leven is dichten, zoals in het openingsgedicht ‘De weg van het woord’, dat ik hier al voorbeeld van de werkwijze van de dichter wil citeren.
Er komt een dag dat men deze strofen leest.
Door deze simpele, gedichte gedachten,
verwoorde beelden, beeldende woorden
weet men, hoe mijn levensreis is geweest.
Hoe ik almaar zwierf naar de verste oorden
en meende dat ginds het leven op me wachtte.
Maar toen onvermijdelijk het ogenblik kwam
dat rust mijn levensadem begon te kleuren
viel eindelijk iets van zelfkennis te bespeuren
besefte ik nederig wat in mij de overhand nam.
Er valt qua vorm en inhoud heel wat te beleven aan dit openingsgedicht dat op een eerste blik nogal eenvoudig aandoet. De dichter gebruikt op het eerste oog eenvoudige woorden, maar een nauwkeuriger blik toont de zorgvuldige compositie met stijlverschijnselen als antithese, synesthesie en chiasme bijvoorbeeld. Het parlandokarakter wordt gestructureerd door alliteraties en het gebruik van een gevarieerd rijm met afwisseling van binnenrijm en een eindrijm dat verspringt en omarmt. Op deze openingsstrofe volgt dan een citaat van Neil Diamond's bekende ‘I am I said’ met een betekenisvolle verwijzing naar het bekende sprookje van de kikkerkoning en de prinses dat de Grimm-broers als nummer één opnamen in hun Kinder- und Hausmärchen van 1812.
Did you ever read about a frog who dreamed of being a king
| |
| |
Well, except for the names and a few other changes
If you talk about me, the story is the same one
De bundel biedt via een QR-code de mogelijkheid de geciteerde liederen in beeld en geluid op te roepen. Maar de uitgever heeft er ook voor gezorgd dat ze via zijn website te downloaden zijn. Na dit fragmentarische citaat van Neil Diamand gaat de dichter zelf weer door. Het citaat vormt zo een essentieel onderdeel van het gedicht. De dichter positioneert zich in in de volgende strofe in zijn dubbele métier en in zijn leven.
Bruusk op mezelf teruggeworpen door het leven
en ik nooit meer voor klatergoud hoefde te buigen
werden permanent pen en penseel de werktuigen
waarmee ik verre eenzaamheden heb beschreven.
Daarna olgt opnieuw een citaat van Neil Diamond's I am... I said. Zo wordt dit gedicht - en alle andere overigens - een vorm van een veeltalige - Engels, Spaans, Frans, Duits, Papiaments, Sranan - intertekstuele dialoog met de bronnen die Lo A Njoe gebruikt: van Edith Piaf, via Otis Redding, Barbara Streisand naar Charles Aznavour en Jimi Hendrix bijvoorbeeld, maar ook naar het Arubaanse volkslied ‘Aruba dushi tera’ en Max Woiski van Suriname. In feite krijgt elk gedicht meer kracht door niet alleen de tekst van Lo A Njoe te lezen maar dat leesproces te onderbreken door naar de geciteerde liederen te luisteren. Terug naar het openingsgedicht en Neil Diamond:
But I got an emptiness deep inside
And I've tried, but it won't let me go,
And I'm not a man, who likes to swear
But I've never cared for the sound of being alone
And I am lost, and I can't even say why.
Op deze manier wordt dit openingsgedicht een hommage aan de beroemde zanger, maar tegelijkertijd een programmatische gids voor leven en wak: dichten is leven, leven is dichten. Het valt op hoe vaak de woorden ‘lief’ en ‘leed’ in de bundel voorkomen, als ik goed geteld heb zelfs zeventien keer, maar steeds met de ondertoon die betrekking heeft op het zelfbewuste dichtproces zelf, zoals ook in de slotstrofe van het eerste gedicht.
Wie weet, heb ik uiteindelijk de weg gevonden
waar vooraleerst het woord en beeld bepalen
met wie en door wat ik waarlijk ben verbonden.
Ben ik niet langer de roepende in de woestijn
| |
| |
die geen raad weet met zijn beelden en verhalen.
want dan komt mijn enige ware ik tevoorschijn
dat behoedt, dat ik in lege vergetelheid verdwijn
bestaat geen twijfel meer, het woord is soeverein.
Clyde Lo A Njoe eigent zich in deze bundel de wereldliteratuur oftewel de wereld van de literatuur toe en maakt die tot verkenning van zijn eigen creativiteit, waardoor hij het mondiale karakter van wat literatuur voor hem is in het in locale context gegronde persoonlijke integreert. Het locale en het mondiale gaan, in wat wel als ‘indigenization’ wordt aangeduid, harmonieus samen. Ook in Echolood had de dichter dit al, weliswaar anders, toegepast, maar voor de literatuur van Aruba in zijn algemeenheid is dit een nog weinig begane weg, hoewel die bijvoorbeeld ook door Joe Fortin in zijn verhalen bundel City Store (2013) al werd verkend en eveneens karateristiek is voor sommig werk van jongere schrijvers en dichters.
In de gedichten resoneren leven en dichten als onlosmakelijk met elkaar verbonden, lichtvoetig verwoord maar ernstig van: ‘in elke clown schuilt een rasechte dichter / Ook vindt de poëet troost in de nar die in hem leeft.’ (p. 19) En dan komt in ‘Blauwe heimwee’ toch de herinnering aan Aruba met zijn Commandeursbaai en Savaneta, vergezeld van Linda Ronstadt, nog even weer binnen: ‘Zal je zeker ontdekken dat overal een thuis kan zijn. / Ook hier smaakr zielenleed als bitter kruidenwijn.’ (p. 35)
|
|