Savaneta, een plaats die evenals Kudawecha niet veel van de nieuwe katholieke godsdienst moest hebben en waar de traditionele sjamaan nog heer en meester was. De weg van Santa Cruz naar Savaneta voert langs Mondi Fierno waar de duiveltjes dansen. Als het 's avonds te laat wordt om nog helemaal naar Santa Cruz terug te gaan, vraagt Maria onderdak bij een tante die haar dat echter weigert. Waar het origineel de tante afschildert als een in de politiek verstrikte vrouw is hier de tegenstelling tussen traditie en christendom de oorzaak van de kijfzucht van de tante. Ten einde raad geeft Maria zich over aan de eenoog, de duivel, Diego Tortin, met wie ze zeven jaar in doodzonde zal leven in de suspecte herberg El Dorado in Santo Domingo. Ze leert de zeven vrije kunsten ‘retorica, musica, logica, grammatica, geometrica, aritmetica i tambe astronomia’ en alle talen van de wereld, maar onder invloed van de duivel is ze voortdurend oorzaak van twist en doodslag waarvan in die zeven jaar meer dan tweehonderd mensen het slachtoffer worden: ‘Ora cu nos a miré ultimamente na Mondi Fierno, unda diabel a tent'e, Maria tabata ainda un mucha muher inocente. Awor aki na Santo Domingo e ta un muher mundano’
Ze heeft mét haar naam Maria, waarvan ze van de duivel alleen de beginletter M mag bewaren, Eme, alle haar door haar wijze voogd aangeleerde deugden afgezworen, ook haar religie. Golmir zoekt zijn beschermelinge vergeefs.
Maar dan komt het verlangen van Eme om naar Aruba terug te gaan, waar ze met de ‘Angel di Sevilla’ aankomt, net op het moment dat er een processie en het wagenspel van Maskeron plaatsvindt, dat een pleidooi tussen de advocaat van de duivel, God en Maria bevat, met Gods uiteindelijke belofte: Mi tin pordon pa tur hende cu hanja contricion prome cu nan bida caba. Pa tur hende cu reconoce na tempu cu Ami ta un Dios di misericordia y husticia.’ Het stuk brengt Eme tot inkeer waarop de woedende duivel die zijn prooi ziet ontglippen haar ver in de lucht meevoert, ‘mas haltu cu Yamanota’ en haar vervolgens neerwerpt. Maar ze komt wonderbaarlijk in een watapana terecht die haar val breekt.
Verenigd met haar voogd weet Eme dat haar leven zonder absolutie en penitentie geen zin heeft. Ze begeven zich naar Coro. Drie dagen en drie nachten worstelen ze in hun kleine kano met de elementen. Maar de pastoor en bisschop verwijzen hen door naar de Paus zélf in Rome omdat over de zware doodzonden die Eme heeft begaan alleen de hoogste gezagdrager kan beslissen. Maria moet drie dikke ijzeren ringen dragen om hals en polsen. Zodra die versleten zijn of vanzelf af vallen zal er vergeving voor haar zonden zijn. Maria begeeft zich in een melaatsenkolonie waar ze de nood van haar zieke medemens lenigt. Dan geschiedt het mirakel en vallen de ringen af en weet Maria - en het publiek - dat er altijd vergeving is voor de mens die waarlijk berouw toont, waarna het koor in een finaal jubellied losbarst. Dat lied staat niet in de tekst die ik las, maar komt wel voor in het materiaal van Hubert Booi in de Biblioteca Nacional Aruba. Het lied wordt gezongen op de wijs van ‘Riba lomba di un burico, Cancion Polaco introduci pa e autor’ aldus de aantekeningen.
Serca Bo mi ta salba
Dios den halto firmamento