Lord George Gordon Byron: The Prisoner of Chillon
Lord George Gordon Byron (1788-1824) was een voorbeeld van een romanticus pur sang die zijn romantische ideeënwereld ook persoonlijk leefde. Hij reisde veel (Portugal, Spanje, Griekenland en het Nabije Oosten) en stierf uiteindelijk aan koorts gedurende de Grieks-Turkse onafhankelijkheidsoorlog van 1821-1829, waaraan hij als romantisch vrijwilliger deelnam, om te helpen de Grieken van de Turkse overheersing te bevrijden, op 19 april 1824. ‘Byronisme’ geldt als literair-historisch begrip voor ‘een vorm van romantiek waarin gevoelens van cynisme, wanhoop en somberheid tot uitersten worden opgezweept’.
Zijn epische gedicht The Prisoner of Chillon (1816) treft volgens de critici door zijn eenvoudige directheid en dramatische spanning. Het was dat gedicht dat Frederik Beaujon inspireerde tot vrije vertaling.
In 1816 bevond Lord Byron zich in Ouchy in de buurt van Lausanne aan het Meer van Genève, in het gezelschap van zijn eveneens romantische schrijvers-vriend Percy Shelly, en schreef hij zijn The Prisoner of Chillon over de Zwitserse patriot François (de) Bonnivard (1496-1570), die om politieke redenen (en niet zozeer om zijn geloof zoals het gedicht zegt) in het kasteel van Chillon gevangen gehouden werd in de jaren 1530 tot 1536. Het historische gegeven sprak tot Byrons romantische verbeelding en hij schreef in een episch gedicht zijn vrije interpretatie over de gevangene Bonnivard.
Frederik Beaujon heeft met zijn vertaling het origineel in grote lijnen gevolgd. Beide gedichten bevatten veertien strofoïden, strofen van ongelijke lengte, waarin de ‘ik-persoon’ verhaalt van zijn gevangenschap in de kelders van kasteel Chillon: esaqui ta pa e fé / Di mi tata m'a sufri'é. Van de zeven personen, een oude man en zes jongeren, is alleen de ik-persoon nog over, de overigen zijn gestorven: een bij een brand, twee op het slagveld. Van de drie personen in gevangenschap sterven er eveneens twee. De ik-persoon beschrijft zijn gevangenis aan het Meer van Genève, waarin slechts een verdwaald straaltje zonlicht doordringt. Hij is geketend en kan in de duisternis zijn medegevangenen niet zien, alleen horen. Als zijn broer sterft luidt het:
El á muri, descadená |
Mi por á spaar mi peticion, |
I den un graf plat, ordená |
Nan a hari i haya bon, |
Fo'i tera di nos prison, |
Pon'é tera c'un esgrima |
Nan a pon'ele pa bofon. |
Rib'é ser qu nos á stima. |
M'a roga nan como fabor |
I su cadena rib'é graf, |
Pa pon'é resto, si nan por, |
Á wordo tirá, pa su straf - |
Unda día por á lucí; |
Como é propio monumènt |