Woord vooraf
Deze studie is het resultaat van het onderzoek, begonnen in een project dat werd gesubsidieerd door NWO (voorheen ZWO), getiteld:
De achtergronden van de 16de- t/m 18de-eeuwse Nederlandse grammatica's.
Het project stond onder leiding van prof. dr. L. Peeters.
De leden van de werkgroep en andere collega's dank ik voor hun telkens getoonde interesse en stimulerende opmerkingen. Dit geldt zeker ook voor de leden van het Werkverband Geschiedenis van de Taalkunde, van wie ik dr. G.R.W. Dibbets wil danken voor zijn blijvende belangstelling en aanmoediging, en dr. M.J. van der Wal en dr. J. Noordegraaf van het Dagelijks Bestuur, die ik nu dank kan zeggen voor de wijze waarop ik ben geholpen bij de publikatie van de resultaten van het vorige project, waardoor de weg vrij kwam om deze dissertatie af te ronden.
Na voltooiing van dit boek heb ik de neiging de titelpagina te vullen met de namen van hen die mij direct en indirect het werk hebben helpen voltooien. Eén persoon stond aan het begin: mijn promotor, die mij al met de doctoraalscriptie op het spoor van de geschiedenis van de taalkunde heeft gezet en wiens brede belezenheid mij nog steeds blijft verbazen. Zonder zijn inspirerende invloed en zonder de wijze terughoudendheid die hij betrachtte gedurende minder produktieve tijden, was dit werk niet tot stand gekomen.
Als een werk uiteindelijk geschreven is, moet het nog een boek worden. Het grootste deel van de tekst is op de schijf gezet door Marja Wagenfeld, waardoor in ieder geval de afronding dit jaar mogelijk is gemaakt.
Ook Nico Leerkamp dank ik voor zijn jarenlange steun.
In het colophon staat Binky Berger zakelijk vermeld als ontwerper van het omslag. Daarvoor ben ik haar dankbaar en ik heb tevens weer een creatieve kant van haar leren kennen. De deskundige adviezen en bijdragen van Imago BV in de persoon van Wooy-Ling Choy en Els van der Wal, gegeven in zulke drukke tijden, zijn deels zichtbaar in het persklaar maken van omslag. Ik ben hun daarvoor zeer erkentelijk.
Dat in een woord vooraf ook familiebanden ter sprake moeten komen, is in dit geval onvermijdelijk: mijn broer, Wim Ruijsendaal, heeft het boek de vorm gegeven die het behoefde. Ik sta voorlopig bij hem in het krijt.
Van mijn vrienden en vriendinnen die ik in mijn dank betrek, noem ik alleen mijn vriendin Joke van der Borden-Dorenbos, zonder wier steun ik dit boek naast mijn werk niet had kunnen voltooien.