Hij richtte zijn paraplu op het merk dat hij rookte.
‘Deze?’ vroeg ze. Ze legde het pakje op de toonbank neer, ‘een veertig.’
Hij zocht zijn portemonnaie. De kleuren vloeiden zijn begrip voorbij. Snoer, stekker, stopcontact. Lui vlammend vloeiden kleuren en ze knikte naar twee nieuwe klanten.
‘Dag juffrouw,’ riep de laatste met de spot van de oude bekende.
Gabriel gaf haar een bankbiljet van een rijksdaalder in de hand.
Bing bing, sloeg ze een veertig aan.
‘Een veertig,’ telde ze, ‘een vijftig, twee vijftig, vijf gulden, zeven vijftig, tien gulden.’
Haar smal gezicht, vermoeide ogen. Te laat naar bed, haar mond te moe om te gapen.
Hij schoof het geld zijn handpalm in, deed het los in zijn zak.
‘Twee tachtig,’ zei het meisje tegen de volgende klant.
Hij hield de deur voor Peter open, groette vrolijk.
‘Twee tachtig. U bedoelt die lange?’
Geruisloos vloeiden de kleuren.
Hij trok de deur achter Peter dicht, hij zei:
‘Even een krant kopen aan de overkant.’
‘Ga je het niet terugbrengen?’ vroeg Peter.
Hij nam de krant die hij zocht uit het rek, hij vouwde hem open.
‘Zo'n meisje moet dat bijpassen,’ zei Peter.
‘Ja ja! Vind je me niet slecht? Vind je me niet ontzettende slecht? Maar moet je horen - moet je hier eens eventsjes kijken! Publieke veiling,’ las hij voor, niet zonder moeite, ‘een meesterwerk verandert van eigenaar! Luister hier eens eventsjes! Honderdvijftigduizend pond - anderhalf miljoen gulden voor zo'n meesterwerk maar eventsjes! Daar is de bodem uitgeslagen, dat is een groot schandaal! Peter, dat is een hele middelmatige schilderij! Pardon! Dat is een verkoop voor zo'n schilderij, daar komt de hele wereld eventsjes bij kijken!’ Hij grinnikte. Een rijk geïllustreerd Duits tijdschrift grinnikte kleurig terug. ‘Wie weet,’ zei hij, ‘over een jaar of tien misschien, wie weet! Tien, vijftien jaar! Misschien ben jij dan ook nog wel steeds onze beste klant!’
Zo loopt alles af. Zo lopen winkeliers en liefdes af, tramconducteurs, hobbies, chirurgen. Jalousieën, pesterij. Zo graaft de een een grafkuil voor de ander. Freekje voor Gijs, ik voor jou. Zo lopen badmeesters, schilders af, hun vrouwen, hun vriendinnen. Kinders, echt, onecht. En heertjes, zakenmannen, vreemde snoeshanen uit het buitenland, zo loopt de kriticus af.