| |
XXVII
Beste Peter,
Het stikt hier van de beesten, de gekste onvoorstelbaar vieze beesten kan je hier ieder ogenblik en op iedere onverwachte plaats tegenkomen.
Soms zijn ze dan al half dood omdat je ze geraakt hebt op een of andere manier.
Er zijn beesten die op koffieboontjes lijken en ik moet er dan niet aan denken, dat ik wel eens een koffieboontje zó maar opkauw.
Ook enorme beesten die geen vlieg geen mug en geen vlinder zijn en er ook niet uitzien of ze zullen steken maken je soms toch bang en vervullen je met afkeer omdat ze er zo smerig uitzien.
Verder wormen slakken mieren enz. enz.
Gaat het je ook goed wij vinden het fijn buiten de stad waar het zo kookt en broeit en gevaarlijk is.
Freekje gaat zich hier nu al erg thuis voelen hij trekt al het behang van de muren.
Hij is een beetje bang voor blaadjes en voor de hond van oma.
Wanneer de hond in z'n mand ligt gaat hij met een bamboestok hem te lijf.
Gijs werkt erg hard hij leest o.a. veel. Hartelijke groeten, Eugenietje.
| |
| |
Verveling wekte Gijs' belangstelling voor het verloop van sportwedstrijden. In zijn nette pak paste hij op de Santekraam, want de tweeschaar verbleef in Londen, waar iets dat in de lucht zat op begane grond gebracht moest worden.
‘Je moet in de galerie gaan kijken,’ grinnikte hij in zijn krot zonder kinderen. ‘Hilde heeft er nu twee boeken over zeilen op tafel liggen, een heeft ze al bijna uit. Weet je dat zede tafels van vermenigvuldiging niet kent? Heb je al van Gabriels nieuwe plan gehoord?’
Een nieuw Pieczuro-plan, na zoveel tijd. Van Dantzig had berekend dat galerie de Santekraam, omdat het geld nu ruimschoots binnenklotste, financieel ‘in een ongunstige positie’ kwam te liggen en om geld af te voeren had Gabriel een schip bedacht, een luxe zeiljacht, hoe vaster de klant hoe verder hij meemocht, zondag instuifdag, meisjes, dansen, ballons en ‘sjerpentieners’, een negerhand, het knallen van champagne waarvoor de klant een hoog bedrag betalen moest, want Gabriel zag winst voorbij de horizon, de klanten vol champagne, reddeloos dronken van diverse meisjes, zouden zelf de prijs opdrijven van de schilderijen die ze kochten op dat schip, tegen contante betaling, het zou zichzelf in drie jaar dubbel hebben terugbetaald, het werd een drijvende spaarpot, het vuurwerk knetterde in Gabriels oor, bengaalse potten laaiden voor zijn ogen.
‘Weet je dat Gabriel laatst een beker bij een zeilwedstrijd heeft gewonnen? Ik heb hem zelf zien staan. Ze zijn in de boot van Van Dantzig gegaan. Het ging erom wie het hoogste aantal kilometers in 24 uur kon halen en Gabriel heeft het klaargespeeld om er 200 bij te liegen, dat zegt hij tenminste.’
Eugenietje vond het leven bij Gijs' moeder zo onbeschrijflijk stil en ‘heuvelig’, zo onvoorstelbaar netjes, al die boodschappende mevrouwen voorbijwiegend onder de kap van hun nieuwste hoeden, mevrouwen die pardon zeiden in plaats van ‘godverdomme uitkijken’ en ijzig zwegen bij een koolzwarte snotbel aan Freekjes neus.
‘Is de uitslag van die prijs nu al bekend gemaakt?’
‘Gabriel zei, dat ze het bekend zullen maken zodra ze uit Londen terug zijn.’
‘De spanning gaat er wel een beetje uit.’
‘Kom je morgenavond nog?’
‘Overmorgenavond.’
‘Je zou toch donderdag komen?’
‘Overmorgen is donderdag.’
‘Morgen is het donderdag.’
| |
| |
‘Morgen is het woensdag.’
‘Nee toch.’
‘Ja toch.’
Naar de kalender, waar ze vaststelden, dat hij stil was blijven staan bij de kilte van april, de dag van de mollige melkwitte meid, pin-up! (1911).
‘Eugenietje heeft laatst in tien minuten een grote doos gevulde bonbons leeggegeten en ze heeft al bijna geen tanden meer,’ zei Gijs.
Hij doopte zijn schotel ‘De Dood in de Pot’, omdat de kruiden erin elkaar naar het leven stonden. Was het waar dat je van kruiden heet werd? De meningen verdeelden zich.
Hij legde ze uit hoe hij miljoenair ging worden.
‘Dit is de kegel,’ zei hij.
Een spiegelende zilveren kegel.
‘Kijk. Ik heb er al berekeningen voor gemaakt. Kijk. Dit is een tekening. Zo gewoon kun je op zo'n tekening niets zien. Kijk. Kijk - wacht. Als je nu de kegel op die tekening zet - kijk - dan komt er - Kijk, die kegel past precies -’
Hij zette de kegel op de cirkel waaromheen hij de tekening had gemaakt. Een Gijs-figuurtje sprong in het gelid op het spiegelende zilver en aangenaam verrast keken ze diep in de bloeze van een dansende juffrouw.
‘Het wordt een rage,’ raasde Gijs onder het eten. ‘Het wordt een luxe spel! Hugo, jij moet een luxe ontwerp maken! We gaan alles uitbesteden, we gaan het adverteren op luxe en sex, we zetten het zo snobistisch mogelijk op! Die kegel is op zichzelf al een sexsymbool en die maken we zo aam trekkelijk, dat iedereen hem zal willen hebben en ik maak er steeds weer andere smerige tekeningen bij, zodat je nooit van te voren weet wat je krijgt. Steeds smeriger! Bij elke kegel hoort een map tekeningen in gekleurd plastic! Elke map wordt door ons verzegeld! We laten een stempel maken met een smerig plaatje als voorbeeld! Losse mappen kosten bijvoorbeeld f 12,50, dat is oneindig veel goedkoper dan echte pornografie, begrijp je wat ik bedoel?’
Bevlogen las hij het gezicht van fotograaf Dries Overmars die zei, ach jongen, ik vind het zo - Gijs hoorde niets.
‘Het moet zo worden dat je niet meer meetelt als je niet zo'n kegel in huis hebt! Die kegel verkopen we practisch voor inkoopsprijs en als ze die eem maal hebben gekocht gaan we op die tekeningen pas echt verdienen! Die tekeningen kun je makkelijk vermenigvuldigen. Het wordt een uniek spel! We gaan ons meteen instellen op een harstikke snobistisch intellec- | |
| |
tueel publiek, die zijn het meest gefrustreerd! Ik heb al een paar ontzettend vuile mopjes verzonnen! Professoren die de kat niet in het donker durven knijpen! Dominé's, sociale psychologen, dat soort mensen zit om zo'n spel te springen! Dan kunnen we het ook meteen lekker duur maken. Ik ga het uitproberen op mijn vader!’
‘Geef me nog wat van je heksenkruid,’ zei Hugo Verdonk. ‘Duur wordt het toch wel,’ liet hij er bedenkelijk op volgen.
‘Dat hindert niet! Het moet lukken!’
‘Maar moet je horen,’ moet-je-hoorde Hugo, ‘die kegel alleen, als ik die laat maken, dan kost die je al, wacht eens even, die vorm is verdomd moeilijk, die kost je meer dan f 10 per stuk.’
‘Hindert niet! Dan verkopen wij hem voor f 15! En hoe duurder het spel wordt hoe beter, dat willen de mensen, iedereen drinkt nu toch ook whiskey? En als het niet duur is denken ze toch dat het niet echt smerig is!’
‘Maar als je hem zo mooi wil hebben als deze, dan zit je zo op f 20 voor die kegel alleen - dat gaat hij jou dan kosten.’
‘Dan f 20! Prachtig! Dat geeft niets! We gaan ons helemaal op Amerika concentreren en als je het in Amerika verkoopt dan hindert het niets hoe duur het is!’
‘Maar moet je horen,’ zei Dries Overmars, ‘je zegt dat het een spel is, maar met wie moet je het spelen? Je begrijpt toch zeker ook wel -’
‘Met jezelf!’
‘Ja juist! Maar een rage wordt alleen iets dat je met anderen kunt spelen, dat begrijp je toch zeker ook wel!’
‘En toch moet het een rage worden! Als je daarvan uitgaat wordt het ook een rage en als het een rage wordt word je miljoenair!’
Hij schreef half ernstig half in scherts dat thema's niet bestonden, dat je, als kijkend mens, geen thema serieus mocht nemen, je trekt tegen kou toch geen kapstok aan? Thema's zijn voer voor vogels, schreef hij neer, elk thema is een muizenval, ons gaat het om de schors, het groeisel, schimmel, nevel, onbenulligheid die kleven blijft, het losse, korrelige, wat even glimt, wat door de vingers glijdt, dat wat zich afzet, weg wil, zich niet bindt, niet pakken laat, wat stiekum zij spint, kruipt waar het niet gaan kan, zijn thema was: Thema als Platvloersheid (zie o.a. ook Picasso).
Hij ontmoette een vrouw die een Pieczuro bezat. Ze hield hem staande. Hij mocht haar niet.
‘Het is geniaal, geniaal - maar ik kan het niet langer in de kamer hebben.
| |
| |
Kunt u dat begrijpen? Zo vlak boven mijn hoofd! Ik voel me erdoor belaagd, ik word er te onrustig van. Natuurlijk, het is schitterend, maar ik moet het een tijdje aan iemand uitlenen die er beter tegen kan, ik weet alleen niet aan wie! Of misschien hang ik het ergens anders op, een beetje uit het gezicht van alle dag, maar dan blijft het misschien toch een trekpleister! Heeft u dat ook gemerkt, dat een schilderij van hem altijd alle aandacht voor zich opeist en als je die aandacht hebt gegeven, wat krijg je dan terug? Dan stoot het je voor het hoofd, dan stuit het je tegen de borst! Dat moet toch iets zijn - Ziet u hem nog wel eens?’
‘Wel eens,’ zei Peter en dook dieper in zijn jas.
‘Ik geloof dat het niet goed met hem gaat. Ik zie hem soms lopen op straat, hij ziet er soms vreselijk uit en dan ziet hij je helemaal niet. Het is doodjammer van zo'n man, doodjammer, dood-doodjammer!’
Waar waren ze gebleven, de jongens van weleer? Voorheense vette namen. Waar was de olie die ze sputteren deed? Waar was het vuur? Had het Kalkoen-schandaal op straat gepaard, had de Kalkoen-gelei een jong Kalkoen gebaard? En Aart Verheyen - weggeëbd? ‘O die? Die heeft een baantje.’ Succes groeide zichzelf voor bij, de klachten groeiden mee, verschoven, pasten zich aan - gestage evolutie. Waar waren ze, de jongens van voorheen?
Waar Alkmaar, waar de rest? De pottenlijkers, ronselaars, de likkers, lekkerbekken, gladde heren, waar de stille sluipwesp die begreep dat je een opstandige kunt zijn op grond van één op zijn kop gezette frase? ‘O die? Die heeft een baantje.’ De boeman die zijn ademloze roddel blies, heb je gehoord dat Broodhaan? Gekke Kareltje, zijn hazenlip, zijn halve snor, en de tienduizend die hij eiste bij elke belediging hem aangedaan. ‘O die?’ En Keesje Ganzevoort? De Kees die ‘klootzak’ in de kunstkritiek had ingevoerd, waar was Kees? ‘Die heeft een baantje.’ Waar was het officiële volk dat geld had af te schuiven?
En Hilde had New York gezien. De verkoop nam toe als storm.
Ze zaten om werk verlegen.
‘Maar dan neem ik het toch liever meteen mee.’
‘Kunt u het ook niet tot het eind van de tentoonstelling laten hangen?’ vroeg ze beleefd en zenuwachtig. Vriendin van Hilde, maar zachtmoediger van aard, ze paste op de galerie waar mensen liepen, stil stonden om mee te luisteren.
‘Ik betaal u toch kontant? Het hangt hier toch te koop?’
| |
| |
Hij had een stem die mensen alarmeerde. ‘Als ik een scheermachine in de winkel koop en ik betaal kontant, dan hoef ik hem toch niet drie weken te laten liggen? Of is het een voorrecht om hier te mogen kopen?’
‘Het is erg ongebruikelijk om het schilderij meteen mee te nemen,’ zei ze. Ze nam het schilderijtje van de haak en schoof de schilderijen aan weerskanten dichter naar elkaar.
‘Het is in elke galerie de gewoonte dat de schilderijen blijven hangen tot het eind van de tentoonstelling,’ probeerde ze nog eens.
‘Ik neem het toch liever direct mee. Die gewoonte moet dan maar eens mee gebroken worden.’
Een pak dubbelgevouwen bankbiljetten in zijn hand. Hij telde, vijf, zes, zeven -
‘Ik vind het een prachtig schilderij, anders zou ik het niet nemen.’
Hij telde, zevenhonderdvijftig.
‘Prachtig - het is verweg de mooiste van de drie, vindt u zelf ook niet? En met een voordeeltje erbij - Het is me al eens meer gelukt,’ vertelde hij de vriendin van Hilde luidruchtig. ‘Dat was in Haarlem, in een galerie, dat ging om een bedrag van vijfhonderd zestig gulden -’
De vriendin pakte het schilderijtje zwijgend in papier.
Hij overhandigde zijn geld.
Hij had een fout ontdekt in de catalogus. Een schilderij van f 100 was geprijsd voor f 400.
Ze hadden het verschil gedeeld.
Nauwelijks terug uit Amerika had Gabriel ‘De Nieuwe Spektokopen’ uit de grond gestampt en om zich heen gegroepeerd, niet om de oude Gijs, de oude Strovinck en de overige ouden uit het zadel te lichten, maar om, integendeel, een vruchtbare wisselwerking in de hand te werken, te stimuleren en te bevorderen.
‘Heb je dat nieuwe schilderij van Gijs gezien? Ongelooflijk! Ongelooflijk! Dat had ik n-noeit verwacht dat die jongen zo ontzettende goed zou worden.’
‘Hij werkt aan het bewijs dat je dat wel had moeten verwachten,’ zei Peter. ‘Ongelooflijk! Dat is een volkomen gerijpt kunstwerk! Dat is zonder meer het meesterwerk van de Santekraam.’
Twee zeilboeken geopend op de tafel.
Zeilen, hoe waar waarheen?
Overal stapels Grasp.
‘Ik w-wist van te voren dat er een m-meesterwerk uit die groep zou voort- | |
| |
komen en Gijs heeft dat meesterwerk gemaakt! Het is ongelooflijk.’ ‘Ja - daar zul je wel weer een of andere ingewikkelde juridische verklaring voor hebben,’ kijfde Hilde aan de telefoon, ‘maar daar heb ik geen donder mee te maken. Je betaalt gewoon f 850. Punt uit!’
‘Het is niet te geloven,’ mijmerde Gabriel loom.
‘Gein,’ zei Hilde, ‘van het Ochtendblad. Had een Strovinck van f 850 gekocht, had een heel jaar niets van zich laten horen en nou beweert hij ineens dat f 850 veel te duur is en dat hij er maar f 500 voor kon krijgen toen hij het doorverkocht. Hij beweert dat hij een bewijs heeft van die f 500, maar dat bewijs is natuurlijk net weg.’
‘Hij mag dat helemaal niet doorverkopen,’ zei Gabriel. ‘Dag meneer,’ zei hij loerend.
De man had muisgrijs haar, steil naar achter gekamd, een grijze huid, een grijs dat eerder denken deed aan drank dan zorgen. Hij stond zo stevig in zijn schoenen dat het opviel.
‘Ik ben gekomen om op die kwestie terug te komen -’
‘Welke kwestie,’ blafte Hilde gealarmeerd.
‘Die kwestie van dat schilderij dat voor f 400 was geprijsd en waar uw collega mij tenslotte f 750 voor heeft laten betalen, in de drukte, me dunkt, wanneer in een catalogus staat aangegeven f 400 dan is dat de prijs en daar heb ik mee te maken. Ik wilde er ter plaatse geen herrie om maken, er waren mensen en uw collega heeft me tenslotte zo bepraat -’
‘Bent u dat,’ stoof Hilde dreigend op, ‘bent u degene die -’
‘Ik heb me door uw collega laten bepraten om genoegen te nemen -’
‘Genoegen nemen! Dat noemt u genoegen nemen! Zal ik u wat vertellen? Dat u het hart hebt, het vulgaire hart, om uw gezicht hier nog te durven laten zien, terwijl u hier een schilderij ver, ver beneden de waarde los hebt weten te krijgen, enkel en alleen omdat hier iemand oppaste die de zaak niet goed kent en die niet wist wat ze moest doen! Moet u eens luisteren! Een schilderij, dat achterop geprijsd was voor f 1100 en dat zo duidelijk het formaat had van die prijs, dat de grootste stomste ezel kan begrijpen, dat het een vergissing is! Zo'n schilderij wilt u hebben voor f 400! Ha! De meest onbeschofte vlegel zou wel dubbeldik tevreden zijn geweest met een winst van f 350 voor een typefout! Ha!’
Niet verbouwereerd, niet in zijn wiek geschoten, niet beteuterd zelfs of even stil, zei de meneer:
‘Geeft u me dan dat kleintje er maar bij voor die f 350.’
‘Ik zal het noteren. En dan kunt u heel netjes wachten tot het eind van de tentoonstelling. Eerder krijgt u het niet mee. Zo!’
| |
| |
De man vertrok.
In nauwe pijpen vlinderachtig zwevend vleugelde Gerard binnen, daaaaag!
‘Dag Gerard,’ zei Gabriel, gapend, zich uitrekkend, ‘nog hartelijk gefeliciteerd! We hadden hier net een mannetje die een schilderij wou kopen, nou!’ Hij gaapte en liep naar de telefoon.
‘Ja ja, ja zeker,’ zei hij in de telefoon.
Gerard, bloemig in lichtgeel overhemd, bevingerde de zwarte veter om zijn hals, glimlachte hier, trok daar een vies gezicht. Zo staande voor een Lo Uienkruier, de fraaiste, verwisselde hij zon en maan van plaats, werd hij het kunstwerk, Lo weerspiegeld schoon.
‘Ja ja! Ja zeker!’
‘Daaaaag!’ zong Gerard vleugelend.
‘Jij bent gauw klaar!’ zei Hilde verbluft.
‘Ik kom altijd zo ontzettend gauw klaar,’ zei Gerard gelaten, zonder klacht. Een keur van Gabriels juwelen brandde tussen doffe middelmaat boven de toonbank.
De meest recente foto van Pieczuro op de houten richel - in gestreept colbert, de sherry hoog, de schilder door een been gezakt.
‘Als jij nog eens wat voor Taste wil schrijven,’ zei de man van de foto vertrouwelijk tegen Peter, ‘dan kan dat gerust op dit moment.’
De telefoon.
‘Neem een Grasp,’ grapte Gabriel op weg naar het overspannen toestel. Ha ha ha!
Bij deze joligheid ontstelde het bericht te meer.
‘Het is n-niet waar! H-het k-kan n-niet waar zijn! Het is verschriggelijk, het is heel verschrigge-kkelijk. Verschrikkelijk! Ja ja. Ja ja natuurlijk!’ Ze spanden zich in om wat op te vangen. Hilde, Peter.
‘D-dat is h-heel erg verschriggelijk,’ vingen ze op. ‘D-dank oe w-wel voor het bericht!’
‘Dat was,’ zei hij, een boer onderdrukkend, verbleekt, ‘d-dat was die z-z-zuster van mevrouw Uienkruier en die k-kwam eventjes ver-vertellen dat haar zuster is doodgegaan. D-dat is n-nog n-noeit gebeurd! Die is n-nog geen vol uur geleden geel plotseling do-doodgegaan en die belde ons het eerste op o-om dat te zeggen!’
‘Het is niet waar,’ zei Hilde verbleekt.
‘Mevrouw Uienkruier?’ vroeg Peter, ‘die jolige?’
‘Het-is-waar.’ Gebogen hoestte Gabriel zijn hand in. ‘Helaas! Zo'n z-zuster l-liegt niet. Zo'n z-z-zuster verzint niet z-zo mmmmmaar even- | |
| |
tjes een hartverlamming uit de l-lucht! Gottegottegottegot! Heel plotseling n-nog geen uur geleden!’
Hij keek op zijn horloge alsof tijd er iets toe deed, in dit geval.
‘Weet je het zeker,’ snauwde Hilde.
‘Z-zo z-zeker als ik w-weet dat jij daar z-zit! Die vrouw zegt dat, dat is h-haar eigen z-zuster, die b-belt ons daar het eerste over op!’ Zijn hand schraapte over het ongeschorene van zijn gezicht! ‘En het be-beroerde is dat ik n-niet weet of ze een testament heeft,’ peinsde hij. ‘Tjonge, als zij geen testament zou hebben en ik weifel daaraan of zij dat heeft. D-die v-vrouw die leefde nog helemaal, die w-was nog helemaal levendig en ik weifel daar sterk daaraan - Het was een l-leuke vrouw,’ besloot hij droevig.
‘Ja leuk!’ zei Hilde. ‘Weet jij wat er nu gaat gebeuren?’
Pieczuro knikte al.
‘Nou komt iedereen regelrecht aanhollen en op-opdraven en zeggen dat ze r-recht h-hebben op die schilderijen, r-recht, Peter, moet je eens eventsjes nagaan! Er zijn altijd mensen die d-denken dat ze r-recht hebben, al h-hebben ze in nog geen twintig jaar, in nog geen twintig jaar een blik om geworpen naar die schilderijen en dan komt roezie en als het doorzet z-zijn w-wij alles kwijt.’
‘Wij zijn niks kwijt! Wij hebben toestemming om het werk te verkopen. Punt! Uit! Toestemming!’
‘Toestemming! Ja, toestemming! Maar wat betekent toestemming, leg me dat maar eens eventsjes uit! Waar staat die toestemming? Iedereen heeft toestemming! - Tjonge, dat is l-lelijk. Dat is heel heel lelijk! Dat is heel erg lelijk! Je hebt,’ overwoog Gabriel, ‘de grootste kans dat de tentoonstelling in het midden moet gesloten worden, dat k-komt g-goed uit,’ zag hij licht, ‘want a-alles is noe verkocht en -’
‘Toestemming is toestemming,’ zei Hilde hijgerig.
De tijd verstreek. Ze dronken sherry.
‘Had hij kinderen?’ vroeg Peter.
‘Nee nee nee, kinderen had hij niet.’
‘Geluggig niet,’ zei Gabriel. ‘Maar daar z-zit allerlei familie achter, in alle h-hoeken van het land en van het buitenland! Een mondelinge afspraak,’ overpeinsde hij, ‘gottegottegot wat stom, dat ik dat niet heb l-laten deponeren, maar die vrouw was zo verschriggelijk levendig! Maar die advocaat,’ klaarde hij wat op, ‘die advocaat van haar die w-weet daarvan, die was daarbij, die is bij al die af-afspraken erbij geweest en w-wacht eens heel eventjes! Er z-zijn ontzaglijk v-veel mensen die daar van weten! Hil- | |
| |
de! We m-moeten onmiddellijk onze advocaat in g-gaan schakelen, we m-moeten hem meteen waarschuwen, we mzmoeten hem gebieden om op zijn brommer hierheen te komen brommen!’
Ze dachten, wachtten, rustten. De tijd zou leren wat de tijd zou leren. Hilde bracht sherry.
‘Daar gaat mijn b-b-boot de lucht in,’ zuchtte Gabriel wrang.
‘Ben je belazerd,’ stelde Hilde hem gerust.
|
|