| |
XIX
‘Bon!’ besloot J.J. Odeldodel.
Schreef bezield:
Wanneer we streng vanuit het midden kijken van het doek met de veelzeggende titel De Timmerman - een kijkwijze waartoe het object ons noopt - zien we in het midden van het doek een figuur neergezet die, zo op het oog, anders gezegd: voor het oog, een eenvoudige commerciële crucifix bouwt waarvan de artistieke waarde zeker niet veel hoger ligt dan de handelswaarde - (hoewel er grote winsten op juist deze crucifixen worden gemaakt) - de titel van het doek is vanzelfsprekend aan deze centrale figuur ontleend - Merkwaardige coïncidentie: in dit handwerk - belangrijke aanwijzing! - vindt hier toch ook eigenlijk al reeds een typische massa-productie plaats. (Rechts de kruisen van een inferieure houtsoort, in het midden - centraal dus - het ‘uiteindelijke’ vastnagelen, links het ‘volbrachte’ product - woordassociaties komen veelvuldig voor, ook hier - tevens ‘afval’: de crucifixen vallen ook letterlijk van de werktafel af (symbool en object), bewijzen zo als het ware hun bestaansrecht als functie in het totaal-symbool - we kunnen van neven-symbool spreken (waarbij men niet moet denken aan een bepaald soort familielid!) - zijn gereed
| |
| |
voor de handel, dat wil in dit geval uiteraard niet meer zeggen dan: liggen gereed om doorverkocht te worden aan het jaarlijks groeiend aantal verfoeilijke souvenirshops die als onkruid opschieten in elk Europees en niet-Europees land die jaarlijks ‘seizoenmatig’ door een kapitaalkrachtige toeristengolf worden overspoeld!
Bon! Zuiver pictoraal gezien, zien we dus, terugkerend naar ons uitgangspunt - het gaat hier uiteraard om een zo exact mogelijke analyse, hoewel een analyse, juist in die exactheid, niet meer kan zijn dan een benadering (absolute analyse als leiddraad en ideaal) - een op verschillende parallelle niveaus opvallende gelijkenis - het suggestieve element in het woord is geen toeval - tussen de ‘timmerman’ (naam van het schilderij) en de ‘Christus’ die door de ‘timmerman’ aan het kruis wordt gehecht (In werkelijkheid is het geen ‘nagelen’. In hoeverre deze ‘Christus’ mag worden geïndentificeerd met de historische naamgenoot staat te bezien) - Een nadere analyse zou hierover uitsluitsel kunnen geven - (Het gaat hier uiteraard om enkele kanttekeningen die enkele verwaarloosde aspecten in een ander daglicht kunnen stellen -) - (Voorzichtigheidshalve blijf ik in het vervolg van mijn betoog aanhalingstekens zetten om het woord.) Extra-picturale factoren, zoals weersgesteldheid e.d. spelen geen rol. Kontroleerbaar is dat Christus de zoon was van een timmerman, of het een timmerman was in onze strikte zin van het woord is een kwestie van speculatie, in elk geval ligt de conklusie voor het grijpen: bewust of onbewust - ik opteer voor het laatste - beoogt de schilder een betekenisvernauwing ten aanzien van de meer-dimensionale traditie op de kijker over te brengen. Dus is het enige dat de kriticus aangaat deze vraag: in hoeverre is het zijn kijkervaring - de kriticus is ook een kijker! - dat deze vernauwing zich als vernauwing aan hem opdringt. Hierop dient ons onderzoek zich te baseren. Ten tweede: hoe?
Punt een. Bondig gezegd: vernauwing in die zin te verstaan, dat alle ‘vernauwingen’ van deze tijd - de schilder gaat moralistisch te werk - zich in deze ene onloochenbaar uitmonden, vandaar het universele karakter van het symbool. En passant: er bestaan voor mij, temperamentsgewijs gerangschikt, twee schilderstypen, ten eerste het constructieve, ten tweede het lineair gerichte, parallel daarmee lopen kijkers-typen, lijn door te trekken naar muziek (eenvoudig voorbeeld: Bach tegenover Beethoven!), hoewel problematisch is of ‘temperament’ de meest geschikte ‘wijs’ is, lijkt me aanvechtbaar, we zullen een betrouwbaarder grondslag gezocht moeten worden op basis van
| |
| |
analyse, een economische desnoods, daarover straks eventueel meer. Ander punt: de ‘timmerman’ nagelt zijn ‘zoon’, dat is, in eerste en laatste instantie (conceptie en geboorte), zichzelf, aan het kruis, een kruis van een inferieure houtsoort, of, anders geformuleerd, de totaliteit van de visuele eenheid, het doek, symbool geschoeid op inherente wetten, ‘metaphoriseert’ de zelfbevrediging die zich voltrekt onder pijn, beter gezegd, bevrediging komt niet tot sand in een kunstmatig-lichaamlijk ‘orgasme’, doch juist in die ‘dodelijke’ pijn (pijn en bevrediging als de twee-eenheid dood-liefde), een zichtbare pijn (evenals toneel en film maakt de schilderkunst in de eerste plaats zichtbaar). Symbool uiteraard van de hevigst denkbare schuldgevoelens, vandaar de christelijke trend en setting (waarbij men biografische gegevens mag betrekken: de schilder stamt, naar hij ons meedeelde, uit een protestants-christelijk milieu.)
Conclusie: het thema, zuiver picturaal-thematisch gezien, is zelf-bevrediging, waaruit volgt, dat vóór de analyse een zwakke afschaduwing van het doek ons bereikte. Blijft: in welk stadium van de bevrediging bevindt de ‘timmerman’ zich, of meer filosofisch: hoeveel stadia heeft bevrediging, if any. In een privé gesprek met Broodhaan insinueerde deze dat er ‘sprake’ zou kunnen zijn van een ‘ongezien tegendeel’, wat erop neerkomt, dat geen zelfbevlekking zou zijn uitgebeeld. Ik kan daar niet goed inkomen! Hoe dan ook, houd ik het er op dat De Timmerman wel degelijk de zelfbevrediging ‘metaphoriseert’, een opvatting waarvoor het schilderij zelf voedsel te over biedt!
Men ziet nu tevens waarom ik handwerk heb gecursiveerd (zie boven). Aan woordassociaties geen gebrek, een goudmijn voor analist en penetrant! Men denke aan de trits massa-masochisme-masturbatie. Men denke aan het ‘opkomen’ rechts, symbool van de erectie, aan het ‘afvallen’ links, symbool van het verspilde zaad dat afval geworden is. Met deze associaties in het hoofd ziet men ook hoe opvallend penis-vormig de ‘Christussen’ zijn, waarbij weer penis-pijn onmiddellijk aansluit, zozeer, dat men zich afvraagt of de associaties waartoe het doek ons prikkelt niet zelf de ‘gewenste’ - de door het object gewenste! - interpretatie als het ware ‘voorschotelen’, anders gezegd, hun eigen verdediging voeren, waarbij dan tevens het doorslaggevende argument tegen Broodhaan door het object aan het licht is gebracht (vanzelfsprekend is de ‘prikkeling’ on-, althans onder-bewust, vgl. Freud) - Overigens lijkt het me te veel eer om de heer
| |
| |
Broodhaan een ‘doorslaggevend argument’ voor te houden! - in hoeverre de schilder zelf indirect-onbewust via het object tegen Broodhaan ageert valt in het huidige stadium - kritisch gesproken een voor- of pre-stadium - niet te zeggen. Onwaarschijnlijk is het zeker niet. Vast staat dat Broodhaan het zuiverste restant is van het pernicieus geslacht van goed-bedoelenden die vakkundig alles wat met het object te maken heeft stelselmatig negeert. Om dus het schilderij een neven-interpretatie toe te kennen van een spotternij met Broodhaan en zijn school, is verantwoord. (In dit verband is de glimlach van de ‘timmerman’, in onze hoofdinterpretatie niet gemakkelijk in te passen, veelzeggend!) Nog even - het kan niet met genoeg nadruk worden gezegd - ons onderzoek: meer algemeen gesteld, is dus de interpretant simpelweg - maar ook niet al te simpel! - niet degene die de woorden ‘schrijft’, maar: de woorden herkent ah interpretatie! (woorden als aanbod: ingebouwd beveiligingssysteem tegen beunhazerij). Merkwaardige wisselwerking tussen woord en beeld! Dat dit aspect in de geschiedenis geheel verwaarloosd is (men denke slechts aan Broodhaan!) valt psychologisch te verklaren uit de weerstand die tot voor kort bestond tegen analyse (begrijpelijk overigens, men denke slechts aan het midden-oosten, een psychologisch onontgonnen - ook economisch - gebied, waar ‘introspectie’ een ongekende activiteit is, terwijl defaitisme daarentegen aan de orde van de dag is!)
|
|