dat men in zijn werk geen nostalgie aantreft. Hoewel het werk de kijker juist in dit opzicht op een dwaalspoor zou kunnen brengen, omdat een overvloed van motieven duidelijk aan reminiscenties is ontleend en omdat bovendien voor het heden, voor wat zich afspeelt in het hier en nu, geen plaats wordt ingeruimd, is er nooit sprake van een terugverlangen naar wat is geweest.’
‘Vindt u het ook zulk fijn werk?’ vroeg ze.
‘Fijn is het zeker,’ zei Peter.
‘Ja, ontzettend fijn,’ knikte ze heftig.
Als een tocht trok Gabriel het huis in en vertelde van de man die in zijn stambordeel zijn bovenbuurvrouw vond onder de naam Louise, hij was verneukt in plaats zij.
‘Toen hebben ze het op een accoordje gegooid,’ zei Gabriel. Hij krabde zich binnen zijn blauwe hemd. ‘Dat was ook een hele mooie vrouw,’ vertelde hij, ‘daar zat wat aan, dat was geweldig, ja, dat heb ik van Beer cadeau gekregen, dat wordt mijn archief, zij brengt mijn hele documentatie op p-peil, dat ging al jarenlang zo hoeps! die hutkoffer in, hoe doe jij dat eigenlijk? Ik heb een schitterend artigel, artikel van jouw hand gelezen, schitterend, tjonge, jij kunt woorden gebruiken, dat is een feest, wil je koffie? Maar die vrouw was alleen hoer in haar vrije tijd, 's middags van twee tot vier of zo en die had daar een aardige verdienste aan, die man van haar bofte daarmee, ze hadden drie kinderen.’
‘De boom nog niet verkocht?’
‘Hij moet de deur uit,’ zei Gabriel, ‘absoluut de deur uit, hij jaagt me elke dag opnieuw op stang, ik heb geen zin om elke dag op stang te zitten. Ha! Noeit zal ik meer zoiets maken, noeit, ik word gek daarvan. Het is een eindpunt,’ zei hij, ‘die boom zit eigenlijk al een beetje in al mijn schilderijen, je kan eigenlijk zeggen dat hij ook een beetje in mijn zeeën zit, maar dan natuurlijk ondergedompeld, dat begrijp je. Ha! Kijk! Kijk, die stip, dat is hem al helemaal, kijk, blaadjes, zie je wel, ze zitten er allemaal aan, hij staat hier scheef, hij moet nog een beetje recht overeind komen, ha ha!’ ‘Het is of iemand daar een lucifer aansteekt,’ zei Peter.
Ha ha ha ha ha!
Gabriel zakte door een knie.
Ha ha!
In het volgend schilderijtje uitgegroeid en opgericht, gezagdrager geworden, zou binnenkort de voorgrond gaan beheersen.
‘Toen was ik daarmee bezig en toen zag ik dat licht en toen dacht ik opeens, nou heb ik je! Nou heb ik je!’ Hij greep naar al die fantastische, zwijgen-