‘Want dan ga je het als een excuus gebruiken.’
‘Natuurlijk,’ zei Gabriel. ‘Ik geloof erin.’
‘En dan kun je niet meer werken omdat je in je excuus gaat geloven,’ zei Peter.
‘Maar ik geloof erin,’ zei Gabriel. ‘Ik ga er gewoon mee verder en als iemand komt en die zegt, jij loopt vast, dan zeg ik, ja loop jij maar een beetsje vast, want ik weet waarom jij dat zegt. Ik geloof dat ik Gerritje hoor.’
Ze luisterden maar hoorden niets.
‘Ach ja jôh, natuurlijk,’ zei Beer royaal. ‘Dinges, uit Den Haag, hoe heet hij ook, die heeft toch ook gezegd dat het heel belangrijk werk is. Peter, houd je van knolraap? Je moet volgende week nog eens komen kijken, dan is er nog meer. Gabriel heeft een hele verzameling voor een zacht prijsje terug kunnen kopen.’
‘En dan zeg ik, je hebt gelijk, natuurlijk is het rotzooi, maar ik geloof in rotzooi. Nee,’ weerde hij het roggebrood met knolraap af. Een bromfiets knetterde op de gracht.
‘Ze gaan een koffiebar maken aan de overkant,’ zei Beer. ‘Er komen van die nieuwe dingen in te hangen.’
‘Natuurlijk mogen ze het lelijk vinden,’ zei Gabriel tegen Peter. Wees op een hoge blauwe zee en daarna op een langwerpig schilderij waarop helemaal rechts een boommotief opdook, een boompje badend in een licht waarvan de bron ver buiten het schilderij moest liggen, een afterthought, een erepassagier, de boot bijna gemist.
Pieczuro streek zijn haar naar achter, gaapte en staarde lodderig voor zich uit.
‘Zoals Kalkoen,’ zei hij, ‘Beer, weet je nog? Kalkoen,’ zei hij tegen Peter, ‘die zei eens tegen mij, Gabriel, zei hij, jij bent helemaal geen kunstenaar. Jij bent helemaal geen kunstenaar! Je kent Kalkoen?’
Jawel, maar vaag, twee klamme handen en een achterdochtige oogopslag. Opgaande ster, zijn naam een krantenkop, een matineus gekraai: kalkoen. Een man die democratiserende projecten schiep en alles wat hij schiep was nieuws.
‘Heb je hem toen gezegd wat je zei dat je over hem had gezegd?’ vroeg Beer.
‘Ik heb gezegd,’ zei Gabriel, ‘je hebt gelijk. Je hebt helemaal en sch-schoon gelijk. Je moet namelijk weten dat zijn vrouw ook schildert en dat is wat! Tjonge tjonge dat is wat.’
‘Wanneer heeft hij dat dan gezegd?’ vroeg Beer.