Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 249] [p. 249] VIII Ik kende u niet, mijn God, maar gij riept en liet niet af; mijn hart bleef in mij onrustig, soms voelde ik vermetel, soms laf: ik wist het zelve niet, dat ik worstelde aldoor met u. Ten leste gaf ik mij over en vond u niet toornig, maar luw en in u den laten vrede... Ik dank u deemoediglijk dat ge niet afgesneden mij hebt van uw wordend rijk en in mijn bladerloos getijde ik nog stijgen mag met trillenden vleugelslag daarheen waar fonkelt de roos van uw vrede in den ongerepten dag. Dank dat mogen mijn zwakke handen helpen van uw rijk den bouw, dat ge aanvaardt mijn avondtrouw, mij bindt met zachte banden. en vergeeft het late van mijn berouw. Ge schenkt mij zeer edelmoedig het daggeld voor dienst van een uur, uw liefde vloeit tot mij overvloedig en ik bid nu alleen om een moedig hart in het laatst avontuur. Vorige Volgende