Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 217] [p. 217] X In schemering zijn de scharen zwijgende opgestaan; hen vooraan is, brooze verschijning, een groote-van-hart gegaan. De geesten die menschheid bewaren: de moederlijken van hart, die geen ontgoochling verstart of verkilt, zweefden, onzichtbaren, tusschen de schrijdenden mee. Zuiver van toon als fijn glas begon een stem te spreken - of waren het murmelbeken tusschen riet en zomergras? ‘Onze kracht kan niet tot ons wederkeeren, eer onze schuld wij beseffen en haar hebben geboet. Zwak als riet zijn wij, machtloos het kwaad te keeren, het monster te treffen dat drinkt onzer kinderen bloed; machtloos te leven, te sterven voor menschenheil, eer we strijken van hoogmoed het zeil en elkaar hebben vergeven.’ Vorige Volgende