Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] IV De woorden-dolken met hun vlijme stooten, de woorden-mokers met hun sterke slagen, en zelfs de scherpgetande woordenzagen maken niet zoo onrustig de despoten, vervolgen hen niet zóó in hun angstdroomen als de stille wateren van het zwijgen, waaruit gesluierde gedaanten stijgen, die geruischloos nader en nader komen en hen insluiten, elk oogenblik dichter en dichterbij. Geen lijfwacht kan hen stuiten... Staat daar al iemand, loert hij door de ruiten als het licht wordt? En o, snel wordt het lichter... Dan zal hij wenken en zij moeten mee, voelen zich al storten in helsche pijnen... Zelfs God kan den doodangst niet verkleinen van wie hun naasten slachtten gelijk vee, - van wie, ter wille van hun kranke wanen en van hun matelooze grootheidsdrift deden verzuren den grond door het gift van verschrikt bloed en verbitterde tranen, dien zij zóó zeer te beminnen voorgaven. Aan 't groote zwijgen zullen onfeilbaar sterven de diktatoren en hun staven, den dood der slechtaards, en die dood is zwaar. Maar de martelaars in de lijdenskampen vallen stervend, wonderbaarlijk getroost, of dat zwijgen de verstikkende dampen verdreef en in het Oosten bloost [pagina 207] [p. 207] een zoete dageraad, die zij vergaten. God vergeet nimmer hen, die onrecht knauwt. Strijders voor 't recht zijn nooit van-God-verlaten, zoo ver zijn hemel over d' aarde blauwt. Vorige Volgende