Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 188] [p. 188] IX De krachten van verlaging overwinnen; het leven ebt terug. Hoe diep en ver, dat weet geen mensch, ook zij niet, die beginnen het na te speuren in een bloem, een ster. Wel onthullen z' ons van het wonderbare geheim een tipje, dat de Kosmos drijft. In atomen en planeten, in het zware gesteente en de lichte sneeuwvlok schrijft cosmische kracht haar runen. Natuur zaait uit langs onnaspeurlijke wegen kracht van morgenuur tot avonduur. Iets werkt de neiging tot verlaging tegen als bezield door een heilig vuur. Wie uw blik op zich voelde ruste' en dringen in zijn hart, begrijpt, dat er nog zijn and're kusten dan waar hij heen stuurde zijn levensboot, en andere, gaver vrucht ginds rijpt dan die waarnaar hij griste in zijn nood, en van welke hij at in zijn wanhoop. Mahatma, houdt ons hart ten doop, roep de wil in ons wakker, die in u onwankelbaar leeft; zaai in onzen steenigen akker 't zaad, dat India geheiligd heeft. Dit is de groote droefheid die nu aanvreet onze harten: dat ook gij moest worden, Mahatma, van ontgooch'ling de buit; het blijft aan ons hart knagen dat zij, die het hoogste wagen, altijd worden teruggeslagen: zij snelden de zege vooruit. [pagina 189] [p. 189] Niet de groote versombering, die over de wereld kwam, is nu het meest schrijnende, stekende, maar dat doofde gouden vlam en verbleekte stralende flonkering, die wij dachten eeuwig te zijn, is nu het hartbrekende. Dat verebden weer krachten, die opriep uw daad-en-woord, dat de heilige wil te winnen ten leste, alléén door het zachte, ‘door liefde den vijand verwinnen’ weer werd vermoord - 't vreet aan onze harten nu: het was in die schaduw zoo luw. Vorige Volgende