Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 170] [p. 170] II Een tijd vol helder licht, waarin hij weefde zijn glanzend.web. 't Licht, waar toen mensche' in leefden: reedlijke zekerheid, geloof aan redes kracht en menschelijke goedheid... Schoon bloeide dat licht, het verjoeg de nacht voor velen, schoon, bemoed' gend, ach, maar voos; en in die bloei stond hij, Jaurès, een pracht- stengel, een keizerskroon, een Juniroos. Verworteld was hij in den ouden grond, den vasten, steenigen, van Frankrijks Zuiden, en geur van machtige inheemsche kruiden steeg uit hem op, oerkracht van vele boeren- geslachten die hadden op dien grond geleefd. Iedere gedachte, die te rumoeren door zijn hersens begint, zet klokke' aan 't luiden: zijn bloed, rijk spel dat heen en weder zweeft. Hij was verworteld in zijn volk, zijn streek, zijn ras, in d' op- en neergang van geslachten, voor wie tien eeuwen zijn een levensdag; in hem hadden zich opgehoopt hun krachten: doorzetting en geduld. Hun sterke lach doorklonk zijn hartekameren. Hij had geërfd het fijne samen met het stoere, alles vereenigd tot een grootsche stad, waarin op stille pleintjes duiven koere' en door breede ad'ren stroom-des-levens raast; die haar doorkruisen staan verrukt-verbaasd. Zóó versmolt veelheid hij tot gaaf en prachtig geheel en in zijn oergronden vergaarde hij duizendjarigen vrijheidsdrang. Vol fijnheden was hij en toch oerkrachtig. En wanneer haat en lafheid hem beknelden, schudde hij zijn puissante kop brieschend, als briesche' in toorn edele paarden, vloog op zijn vijanden af in galop: zij, die laf waren in hun hart, ontstelden. Vorige Volgende