I
Jaurès
Over bladen, waarin voortleeft zijn wezen,
buig ik aandachtig, zoek uit hen te puren
geest van zijn geest en poog de kracht te lezen,
die hem droeg, onverlet, door laaie vuren.
Ik zie hem gaan, sterk door zonnig vertrouwen
in mensch en cosmos, vol bewondering
voor de wondren die zich in hen ontvouwen
en leven heeten. Kring sluit aan bij kring,
alle kringen sluiten weer in elkander,
aller inhoud houdt met elkaar verband;
niets van het menschlijke, niets van het ander
staat buiten 't Al. Elk ding leeft, in zichzelf besloten,
toch hebben alle dingen één moederland,
sinds eeuwigheden, waarheen ons verlangen
eeuwig op weg is, met daden of zangen,
en dat door eeuwge klaarte wordt omvloten.
Twee woorden, met letters van vuur geschreven
aan d' innerlijke trans, richten zijn leven.
‘Vervlechting’ is het eene; 't ander luidt:
‘ononderbrokenheid.’ Vervlechting sluit
samenhang in. Saam hangen alle dingen,
die uit den schoot der Eeuwge Essentie, God,
uitvloeien en weer terugkeeren tot
hun oorsprong. Men mag geen van hen opdwingen
totale afzondring. Zij, die helpen vormen
het lot van volken, staten, klassen, mogen
van dit kompas niet afwenden hun oogen,
dan vinden zij den weg door donkre stormen.
Samenhang is... En door haar: wisselwerking
van alle dingen, aldoor, op elkaar:
van hun tegenstellingen de beperking
en verzachting, tot een elkaar verdragen,
en van het eendere in hen versterking.
Voor den strijder bestaat altijd gevaar
dat hij, meegevoerd door inwendige vlagen
| |
van drift, maakt tegenstellinge' absoluut
en zoo den strijd, meer dan noodig, verruwt.
‘Ononderbrokenheid’ - het tweede woord,
waarnaar 't geschieden als naar leidsman hoort
in den tijd. Door geen schok wordt opgeheven
d' eenheid-in-den-duur van 't gevormde leven,
als het zich, rankend, verbijzonderd heeft.
Gistren onverhoeds in heden weer herleeft.
Uw vaderen leven in u, als hun vad'ren
in hen weerkeerden: het bloed in uw ad'ren
is hun bloed, van hen komen de woordklanken,
waarin uw denken vorm krijgt, duizend ranken,
scheuten, twijgen, één oerwortel uitzendt.
Wie in zichzelven die wortel herkent,
staat sterk tegen den aanstorm van het vreemde,
al zijn doen heeft de geur van oude beemden,
waarop graasde het voorvaderlijk vee.
Vertrouwde harmonieën spelen mee
Zoo voelt ge het, Jaurès...
O, hadden andere leiders ook die les
begrepen... Maar zij leefden steeds in haast,
het oogenblik kwam altijd aangeraasd
en roofde hun bezinning, inkeer, vreê;
of wel, door hunkering naar 't nieuwe recht
leek 't oude hun geheel verwerplijk, slecht;
stormwind, die alle boomen omver blaast
doorvoer hen, niet 't vermolmde hout alleen...
|
|