Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] X Uit de diepten van het Wezen, uit de oergronden van het Zijn, komt een stem opgevaren. Haar klank, zooals oogen staren, vol verholen pijn. ‘Waarom zijt ge niet gekomen. toen ik riep tot u? Ik had u opgenomen in het plan eener nieuwe orde, die geweest zou zijn luwer dan luw. Iets had waar kunnen worden, waar d' eeuwen naar hadden gesmacht; oeroude menschheidsdroomen waren in vervulling gegaan, zoo ge Mijn stem had vernomen, zoo ge Mijn gebod had volbracht. Waarom zijt ge niet gekomen? Ik riep tot u, meer dan eenmaal. Ik had op u vertrouwd, had u iets van Mijn plannen ontvouwd, maar ge hebt Mijn stem niet vernomen en Mijn wil niet gedaan. De broederlijke stad, zij had kunnen worden gebouwd, zoo ge moed genoeg had gehad en liefde... Ik had u vertrouwd en u een opdracht gegeven... Besef hoe diep ge Mij griefdet en wat ge hebt verzuimd... Wie had van uw taak u ontheven? Wat saamgroeide werd verkruimd. Millioenen gingen te gronde: de maalstroom heeft ze verslonden: ziet, hoe hij woelt en schuimt. [pagina 160] [p. 160] Uit het duistere voorportaal der wording, waar menschheid door waadt in bloed tot den hals, waar' getreden z' in blanke wereldzaal met beelden van Liefde en Rede vercierd, sprekend hemelsche taal. Hadt ge Mijn Stem maar verstaan en onder Mijn Vaan gestreden, - gestreden onder Mijn Vaan. Vorige Volgende