Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 157] [p. 157] VIII Maar zoo hij de verbondenheid al zou herwinnen, - zou daardoor zijn angst bedaren? De mensch dobbert zoo kleintjes op de baren van het mysterie, er is nooit veel blauw aan den horizon van zijn gedachte. De mensch, hij wil worden gerust gesteld, hij wil, in den angstdroom der felle nachten hen voelen, waar het kind dien aan vertelt, de vader of de moeder. Achter 't zijn zoekt hij een hart, waarin hij voelt geborgen. Enkel wanneer hij dit voelt, luwt de pijn der onrust: hij slaapt rustig tot den morgen. Vorige Volgende